Over de benoeming tot schepen,
of eigenlijk hoe men te werk ging bij de keuze van kandidaten voor
een plaats in de schepenbank, zijn voor en na enige aantekeningen
gemaakt. De voordracht werd gedaan aan de drossard, die daaruit
vervolgens zijn keuze maakte. Naast de zittende schepenen, kon ook
de landscholtis mensen voordragen.
Na het overlijden van de schepenen Hendrick Corsten
en Hendrick Everts werden dd. 21-4-1745 de volgende personen genomineerd
om daaruit twee opvolgers te benoemen:
Door de landscholtis werden voorgedragen Joes Hendricx
en Plechelmus Rijnbooms.
De schepenen droegen voor om te kiezen uit Thijs Everts, Theunis
Cuijpers, Hendrick Hendricks, Maes Sillen, Linnert Frencken en Adam
Sijben.
Daarbij werd gelet op de volgende kwaliteiten: geleerd, geboortig
en geërfd.
Plechelmus Rijnboom: oud ca. 33/35 jaar, niet geleerd, geboortig
van Bergh, niet geërfd.
Thijs Everts, geboortig van Bergh, oud 46 jaar, woonde op de voorhof
van het Huis Frimersom, en was alleen geërfd in roerend goed.
Hij kon lezen en wat schrijven.
Hendrick Hendricx, oud 43 jaar.
Teunis Cuijpers, oud 44 jr., geleert weijnig, geboortig van Bergh,
geërfd tot 30 morgen; op zijn eigen goed woonachtig.
In mei 1745 werden aangesteld: Thijs Everts
en Teunis Cuijpers.
Bij afsterven van schepen of stadhouder Christoffel
Tegels stelde de landscholtis Lindtgen voor: Jacobus Hertsigh;
Schepen Mattijs Everts droeg voor: Joes Hendrix;
Schepen Hendrick Cloudt droeg voor: de koster Joes Vrencken;
Schepen Anthoin Cuijpers droeg voor: Theodorus Helgers.
Op 12 december 1753 werd laatstgenoemde tot schepen benoemd.
In juli 1769 kwam de landscholtis met de voordracht
van Joseph Cloudt te Lerop “opdat soo
als seer dickwils gebeert aldaar eenen schepe in eene ofte andere
saake noodig sijnde, men denselven altijdt in alle sulke omstandigheden
bij der handt mag hebben”. Schepen sinds 1775.
De schepenen samen droegen voor: Bernardus Paulissen,
Wilhelmus Goessens en Nicolaes Puts.
Uit de nominaties de volgende gegevens.
Joseph Cloudt, 38 of 39 jaar oud, was geboortig van Vlodrop
en woonde nu 14 jaar in Lerop sinds zijn huwelijk met de dochter
van schepen Anthoon Cuijpers. Kon lezen en zijn naam schrijven;
was geërfd in huis en hof en 10 à 11 morgen land. Was
"iet of wat" verwant aan schepen Heijligers.
Bernardus Paulussen was geboortig
van Berg, 27 jaar oud, maar met niemand verwant; kon lezen en schrijven.
Hij was eigenaar van Klein Paerlo, dat hij beleend had met 1400
pattacons. Aan schat betaalde hij (liefst) 80 patt. Hij had zich
de nominatie 25 pattacons laten kosten.
Nicolaes Puts was geboortig van Posterholt, woonde omtrent
18 jaar in het Reutje, oud 44 jaar, kon lezen en zijn naam schrijven;
hij was geërfd in 4 morgen die hij aangenomen heeft voor de
schat en voor 4 morgen bij zijn huis; hij was verwant aan de smid,
die een volle neef van zijn vrouw was; anders gezegd, de smid was
een oom van Hend. van der Borg, die weer een broer van zijn vrouws
moeder was geweest. (Schepen vanaf 1775.)
Wilhelmus Goessens was 45 jaar oud en geboortig
van Wechberg; hij woonde hier sedert 7 jaren toen hij Groot Paerlo
had gekocht; kon lezen en schrijven in het hoogduits en brabants.
Hij werd in 1769 tot schepen benoemd.
Gegevens uit RHCL, 01.013 archief
Michiels van Kessenich inv.nr. 1551: benoeming schepenen 1745, 1753
en 1769.