............ IN NIMEGEN

het wapen van nijmegen

Laatst gewijzigd: 30-11-2018 © Jan Ruiten

DE HERBERG IN NIMEGEN
VAN MARIE IN DIE KARRE
Brugstraat 13

In januari 1760 verkochten de erfgenamen Joosten het huis en de brouwerij De Karre in de Brugstraat aan de bewoners Peter Bosch en Joanna Houben. Hij was een zoon van Jacobus Bosch in de Brugstraat en zij was een achter-kleindochter van de weduwe Severijns in het zogenaamde gotische huis (nr. 7). Let wel: het pand Brugstraat nr. 13 is niet het historische huis Die Karre, ook al zwaaide Marie in De Karre er de scepter. Dit was het huis waar toen, begin 17e eeuw, de stad Nijmegen uithing.

Begin 17e eeuw stond dit huis op naam van Marie in Die Karre, eigenlijk Marie van Loosen, telg uit een herbergiers- en brouwersgeslacht Loosen. Het huis De Karre was overgegaan op haar broer. En Marie in de Karre? Juist, zij woonde niet in De Karre, maar de vrouw hield herberg in het aanpalende pand, genaamd In Nijmegen. Het waren de ouders van Marie en Lenard van Loosen, die beide panden middels aankoop hadden verworven. Na hun overlijden verviel het huis De Kar aan zoon Lenard en het huis ernaast aan dochter Marie.


"Merij van Loesen, wirtinne In Nijmegen to Remunde"

In die tijd stond de familie Graess in Roermond beter bekend onder de naam van hun herberg op de Swamakerstraat, huis en brouwerij De Cat. Van de bewoners In de Marienborgh is de familienaam niet eens bekend. Zij werden steevast naar hun huis en brouwerij in de Neerstraat vernoemd.

Ook in de kerkregisters, bij doop en huwelijk werden leden van de familie Loosen herhaaldelijk vernoemd naar de herberg in de Brugstraat.

Lange tijd stonden deze huizen op naam van de familie Loosen, herbergiers, maar vooral toch brouwers in de binnenstad. Aan de overkant van de straat stonden rond 1700 nog twee huizen. Dan was er nog de brouwerij "Achter de Leuve" en het brouwhuis in de Neerstraat.

Geschiedenis herhaalt zich, zegt men wel. Inderdaad, rond 1820 lagen liefst vier panden naast elkaar in de Brugstraat op naam van brouwer Seipgens. Ook heden ten dage vormen zeker drie panden in de Brugstraat, naast elkaar een sportkleding-zaak. In de loop der eeuwen waren meerdere panden in deze straat verhuurd. De eigenaars woonden dan elders in de stad.

Brouwermeester Johan Cox woonde al geruime tijd in het pand De Sterre aan de overkant van de straat, voordat hij het pand in eigendom verwierf. De familie Maes-Schoncken woonde zelf in de Steegstraat. De Gouden Sleutel in de Brugstraat hadden zij evenwel verhuurd, evenals het pand aan het begin van de straat.

afb. Gemeente-archief Roermond

Erfdeling tussen broer en zus

In februari 1575, had Jan van Loesen, op aanraden van zijn tweede vrouw Heyle Linssen, de twee huizen in de Brugstraat, aan zijn twee voorkinderen overgedragen. De huizen waren immers merendeels afkomstig van hun moeder Styncken Rijcken. Heyle Linssen, de weduwe Karren, die ondertussen in Horn was gaan wonen, herinnerde het zich nog goed, hoe de verdeling tussen broer en zus had plaats gevonden.

Lenard en zijn vrouw Grietgen Witmeekers verwierven daarbij het huis waar zij toen al in woonden, genoemd Die Karre, met het plaatsje en de halve stal achter het huis en de halve hof naast de watergoot (kaenel), tot op de hoek van de muur tussen dit erf en buurman Krenkens; tevens zou dit huis ook het water dragen afkomstig van het andere huis. Daartoe mocht hij tevens een onderaardse goot naar de straat aanleggen.

Zijn zuster Marie van Loesen, in huwelijk met Gerit Peys van Craenenborgh, erfde het huis ernaast met de achterste plaats en de halve schuur, met de hof aan de schuur, naast het huis van Johan van Herps. Bij hun erf behoorde ook het hoppen-zolderke achter de keuken. Tussen beide huizen liep een steenweg voor beider gebruik.

 

Omdat het huis Die Karre meer waard was dan het huis waarin Marie woonde, zou de jaarrente van 3 daalders, staande op haar huis, met de hoofdsom van de lening, in het vervolg door Lenart gedragen worden, te betalen aan de erfgenamen van hun broeder(!) Lenart te Ool.

De zogenoemde kerfcedule (akte van scheid en deling) was opgemaakt door Joachim van den Ertwich, prior van st. Elsburch, in aanwezigheid van Jan Gerlincx, halfman op Melenborch. Ook al was de akte niet voor het Hoofdgerecht geregistreerd, dan nog was de overeenkomst rechtsgeldig, zo werd opgemerkt. Marie Loesen genaamd Karre hertrouwde binnen zes jaar met Dries van den Erdweg. Uit dit tweede huwelijk zijn twee zoons bekend. Volgens een vermelding in 1597 hield de weduwe Marie van Loesen herberg aan huis. (GAR Hoofdgerecht inv.nr. 106-99)

Lenard jr. bleef volhouden, dat zijn stiefvader niet kon bewijzen, dat Jan van Loesen toenmaals afstand had gedaan van zijn tochtrecht als weduwnaar. Hij was alleen akkoord gegaan met het voorstel om de twee huizen, naast elkaar gelegen in de Brugstraat, tussen zijn twee kinderen als hun woning te delen.

 

Herkomst van de twee huizen in de Brugstraat

Voor de herkomst van beide huizen moeten we verder in de tijd teruggaan. In juli 1554 (een week voor de stadsbrand!) verkochten Jacob van Greverayde en vrouw Lysbett hun stenen huis in de Brugstraat, tussen het huis In gen Kair en Dirck Beckers huis, aan Johan van Loosen en vrouw Styne Rijcken. Het jaar daarvoor had het echtpaar Greverayde zijn huis nog belast met een kapitaal van 60 daalders tegen een rente van 3 gelijke daalders. Toen werden als buren genoemd Johan van Loesen alias Karre en Dirck Beckers. (GAR, Gijs van Bree, regesten 2644 en 2427; Hoofdgerecht 311-f.58 en f.44.)

Dat andere huis Die Karre had Styncke, dochter van Hamond Rijcken, verworven middels haar eerste huwelijk met Henrich van Kayrk (+1550/52). Omstreeks 1550 of eerder had Dederick van Kaircken zijn aandeel in het huis aan zijn broer en schoonzuster verkocht. In oktober 1552 was Styncke hertrouwd met Johan van Loosen. Aanvankelijk behield zij het halve huis en het vruchtgebruik op de wederhelft. In juni 1554 verwierf zij middels aankoop alle rechten op het hele huis. (GAR, Gijs van Bree, regesten 2373 en 2867; Hoofdgerecht 311-f.40 en f.74.)

Huis en herberg In Nijmegen in de Brugstraat

Johan in gen Karre en Styncke Rijcken hadden sindsdien twee huizen naast elkaar in de Brugstraat. Uit dit huwelijk zijn twee kinderen bekend, Lenardt en Marie in de Karre. Johan hertrouwde met Heylle Linssen. Na het overlijden van haar man (omstreeks 1585) verhuisde de vrouw naar Horn. Volgens de beweringen over en weer in voornoemd proces, zou Johan zijn zoon Leonard hebben overleefd. Deze wordt echter in 1597 nog genoemd als oom en voogd van de minderjarige kinderen van zijn zuster Marie. Rond 1600 wordt Linnart in de Karre genoemd, wegens zijn huis aan O.L.Vrouwe-Oord. Dat is dan Lenardt Giskens, de tweede echtgenoot van Grietken Witmeekers, de weduwe Loosen. Hij stierf voor de zomer van 1605. In dat jaar stond het huis nog op naam van Lenardt van Loosen zlgr. (Hoofdgerecht 312-f.180.)

Lenardt van Loosen jr. trouwde kort na 1600 met Sillie van Heel. Hun kinderen werden wisselend gedoopt onder de naam Loosen en In de Karre. (Anno 1620: Lenardt van Loosen genamt Karcken. De aliasnaam lijkt veel op die van zijn voorzaat, Henrich van Kayrk.)

In 1601 werden de twee huizen afzonderlijk genoemd. Die Karre stond op naam van Lenart van Loesen zlgr. Zijn zuster Marie Karre woonde in het huis ernaast, waar toen (het wapen van) Nijmegen uithing: ... "ende tgene daer itzonts Nijmegen vuythanckt". In een andere rechtszaak uit 1608 zit een schuldbekentenis, opgesteld in februari 1603. Daarin is opnieuw sprake van Merij van Loesen, alias Marie in De Karre, herbergierster in Nijmegen te Roermond. In de overdrachten komen we deze benaming voor het pand nergens tegen. Mogelijk, dat met het uithangbord het wapen van Nijmegen bedoeld werd. (GAR Hoofdgerecht inv.nr. 110-215.)


(die twe huyser) in de Brugstraete gelegen, gnt. In de Karre ende tgene daer itzonts Nymegen vuijthanckt...

Uit haar tweede huwelijk met Dries van den Eertwegh zijn twee zoons bekend, Dirck en Dries jr. Het is aan te nemen, dat het gezin in het huis aan de Brugstraat heeft gewoond. Na het overlijden van haar man, komt Marie in De Kar in de overdrachten alleen onder haar eigen naam voor en niet als de weduwe Eertwegh. Dat is tevens een aanwijzing, dat de vrouw onder die naam meer bekendheid genoot en dat zij vaker op de voorgrond trad, dan gebruikelijk was. Meestal werden weduwen nog genoemd onder de naam van hun overleden echtgenoot. Meer over de familie Van den Eertwegh is elders op de pagina: Huisnamen In De Binnenstad, onder nummer 13: Het Steenhuis met Den Otter.

 

De twee huizen opnieuw onder een dak

Marie van Loosen zal omstreeks 1620 (in elk geval tussen september 1618 en mei 1622) gestorven zijn. In april 1643 verkoopt haar kleindochter Christina van den Eertwegh, de weduwe Frencken, met de voogden van haar zoontje Derick, haar huis (Nimegen), gelegen poortwaarts naast Die Karre, voor 210 rijksdaalders aan haar achterneef Jan van Loosen en vrouw Margriet in Den Ancker. (Hoofdgerecht 316-f.6.)

De familie Loosen, herbergiers en brouwers, was rijkelijk gegoed. Zoals meer welgestelde burgers voor minderbedeelden een onderkomen stichtten, was dat ook hier het geval, blijkens "het Loosen armenhuisje van die Kar", gelegen achter Mariagarde. Dat was in 1654. Dertig jaar eerder is er zelfs sprake van meerdere armenhuisjes van Lenart van Loesen en consorten, mogelijk afkomstig van Marie in de Karre (1609), en in 1602 genoemd als Karren armenhuisjes. (Hoofdgerecht 317-f.15 en 314-f.95 en 313-f.18 en 612-f.122.)

Het overlijden van Lenardt van Loosen is niet bij benadering te duiden. Na 1624 komt zijn naam in de overdrachten niet meer voor. Maar van zijn weduwe Sillie in Gen Karre vernemen we eerst iets in 1649. In juli van dat jaar verkoopt zij met assistentie van haar zoon Jan van Loosen een huis achter de Leuff. Het huis De Kar staat vijf jaar later op naam van haar zoon. (Hoofdgerecht 316-f.87 en f.223.)

 

Drie huizen op rij

In oktober 1654 verwierven Jan van Loosen en Margriet In den Ancker, bij een gedwongen verkoop het huis van buurman Soeterman. Huis en hof veranderden voor 2700 gulden van eigenaar. (Hoofdgerecht 316-f.223.)

De brouwer/herbergier Jan van Loosen had sindsdien drie huizen naast elkaar in de Brugstraat: De Helm, Die Karre en In Nijmegen. Laatstgenoemde herberg komen we als zodanig alleen rond 1600 tegen. De Helm werd zo genoemd in de akten begin jaren 50 van die eeuw*. Dit huis werd in 1687 in twee woningen opgedeeld, zoals op de oudste kadasterkaart nog te zien is. (Hoofdgerecht 319-f.291v.)


g. "gotisch huis"; H. De Helm; K. De Kar; N. In Nijmegen.

Jan van Loosen was in augustus 1632 getrouwd met Margriet van Den Ancker. Uit erfenis verwierf hij het huis De Karre en van zijn achternicht Christina van den Eertwegh kocht hij het huis ernaast, afkomstig van zijn oudtante Marie in De Karre. Kort daarop verwierf hij bij openbare verkoop het voornoemde huis De Helm aan de andere kant, afkomstig van Andries Soetermans van Ophoven. Tezelfder tijd verstrekte de bierbrouwer een lening van 133 rijksdaalders aan het echtpaar Willems achter de Leuff.

De gegevens die te halen zijn uit diverse rechtszaken voor het Hoofdgerecht van Roermond kunnen hier en daar de leemtes aanvullen, die nog zijn gebleven na het raadplegen van de overdrachts-protocollen. Lang niet alle verdragen werden immers op het stadhuis ter registratie aangeboden, zo blijkt.
*Toch lezen we dat een eeuw later het huis Den Helm toen nog die naam droeg, in elk geval binnen de familie. Dat blijkt bij de erfdeling van de kinderen Joosten in 1743. De naam van De Karre was ondertussen op een ander pand overgegaan!

Twee huwelijks-overeenkomsten...

In juli 1659 werd de huwelijks-overeenkomst opgemaakt te Heijthuijsen tussen Lenart van Loosen en Thijsken Verstraelen, jongedochter van Jan Verstralen en Marie Belthen. Lenardt kreeg bij die gelegenheid van zijn ouders mee het huis Den Halven Maen in de Neerstraat voor de duur van 15 jaar, om als zijn eigen woning en zonder huurprijs te gebruiken. Daartoe kreeg hij nog een zegelbrief van 400 gulden mee. De bruid kreeg van haar ouders een kapitaal van 300 rijksdaalders mee in het huwelijk.

Willem van Loosen was in november 1660 getrouwd met Maria Bartmans, jongedochter van Anthon Bartmans, koopman te Susteren, en Elisabeth Moors. De huwelijks-overeenkomst werd opgemaakt in het ouderlijk huis van de bruid, genoemd Der Behr te Susteren. Willem zou 200 Albertusdaalders mee in het huwelijk brengen, waartegen de bruid o.a. een huis aan de Limburgerstraat te Sittard als bruidschat meekreeg. Aanvankelijk woonde het gezin (tot ongeveer 1668) in Susteren, waar de oudste kinderen geboren werden. In april 1671 hertrouwde Leonardt met Helena Bontius. (GAR Hoofdgerecht inv.nr. 199-2158.)

Verdeling der goederen onder de kinderen

Midden december 1682 werd een erfdeling gehouden onder de zoons Willem en Hubert en het nakind van wijlen Leonardt, over de resterende goederen van hun overleden vader. Hieruit blijkt dat zoon Matthevis bij eerdere gelegenheid het huis, moestuin en brouwerij De Karre van zijn ouders had overgenomen. Ook Hubert van Loosen, die ongehuwd is gebleven, heeft van zijn ouders enkele goederen vooraf toebedeeld gekregen, ter compensatie van de huwelijksgiften die zijn broers hadden meegekregen. Hiertoe behoorde o.a. de grote baand te Maasbracht (in 1680 nog op naam van zijn vader, volgens het meetboek uit dat jaar.)

Uit het bunderboek van Linne, opgemeten eind 1661 blijkt dat Jan van Loose aldaar een niet gering aantal stukken land en heide had liggen, bij elkaar ruim 16 bunder. Daartoe behoorde ook een kempke met huis en moeshof, 18 morgen groot, ergens nabij het Hobert. Naderhand blijkt zoon Hubert zich in Linne te hebben gevestigd. Dat we nog steeds met dezelfde familie Loosen te maken hebben, blijkt uit een van de stukken, waarin Hubert genoemd wordt, samen met zijn schoonzuster Helena Bontius. (RHCL te Maastricht 01.017: archief schepenbank Linne inv.nr. 10; GAR Hoofdgerecht inv.nr. 175-1698.)

Oud van jaren had Jan van Loosen intrek genomen in het huis naast De Karre, afkomstig van de erven Van den Eertwegh. In het andere huis woonde zoon Willem. Hubert erfde het huis en brouwerij Den Halven Maen aan de Ploeghsput in de Neerstraat. Willem erfde het sterfhuis van zijn vader, terwijl het nakind van wijlen Leonardt het tussenhuis erfde.

Dit laatste huis, voorheen De Helm genoemd, was beduidend minder waard. Bij dit erfdeel werden derhalve nog andere goederen toegevoegd. Ten eerste een zegelbrief van 300 gulden, staande op het huis In den Ancker achter de Muur, twee percelen land, een huisplaats aan Swartbroeck en een moeshof buiten de Brugpoort. Naderhand werd nog besloten, dat Hubert uit uit zijn huis aan de twee anderen elk binnen jaar en dag 50 gulden zou uitkeren. (GAR Hoofdgerecht inv.nr. 199-2158.)

Volgens de visitatielijst uit omstreeks 1677 was dit toen het huis waar de brouwer Jan Loosen woonde met vrouw en zoon (Lenardt of Hubert). Verder een knecht en meid. Het pand, waar voorheen Nimegen uithing, omvatte een groot voorhuis (gelagkamer) met een keuken en middelgrote kamer met schouw. Boven bevonden zich twee kamers en een zolder. De koestal op de achterplaats gaf ruimte aan twee paarden. (GAR, Oud-Archief inv.nr. 965, visitatie van huizen ca. 1677.)

 

Het huis NYMEGEN (nu: Brugstraat 13), alleen zo genoemd in proces anno 1603. Midden 18e eeuw (1743 en 1760) genoemd DE KARRE.
 

De Karre verhuist

Waarschijnlijk nog ten tijde van raadsverwant Caspar deBor werd de naam van De Karre overgedragen op het huis ernaast (nu Brugstraat 13). Het huis van wijlen Willem van Loosen en diens vrouw Maria Baertmans was ondertussen ingericht als brouwerij: huis, hof, moestuin en brouwgetouw in de Brugstraat (sept. 1700). De vrouw was geboortig van Susteren.

Willem van Loosen liet in de Brugstraat twee huizen na aan weerszijden van De Kar: het halve huis van Soetermans (nu deel van nr. 9), dat de naam van De Helm bleef houden, en het andere pand, begin 17e eeuw bekend als het huis Nimegen (nu nr. 13), dat omstreeks 1700 verder ging als De Karre.

Beide panden waren overgegaan op Christina van Loosen, in eerste huwelijk getrouwd met Peter Joosten, en vervolgens op hun kinderen. De vrouw was toen alweer hertrouwd met Matthijs Crompvoet. Zij verwierven nog meer onroerend goed, dat deels op haar voorkinderen overging. Dat volgt uit de erfdeling in juli 1743. De twee huizen in de Brugstraat stonden midden 18e eeuw nog bekend als De Helm en De Karre, zoals blijkt uit de akten van die tijd.

Anthoin Joosten en zijn vrouw Anna Margaretha van Rossum erfden het huis De Helm (nu het halve pand Brugstraat 9). Elisabeth Joosten, getrouwd met J.W. Smackers, hoofdontvanger te Susteren, verwierf het huis in de Voorstad "daer uythangt Den Swaen" met een huisje op de Vismarkt. De kinderen van Willem Joosten zaliger verwierven het halve huis De Croon aan Minderbroeders, waarvan de wederhelft toekwam aan de erfgenamen Crompvoet.

Het huis met brouwhuis, genoemd De Kerre, viel buiten de erfdeling en bleef voorlopig nog in gezamenlijk bezit. (Hoofdgerecht 331-f.56.)

In januari 1760 gingen de erfgenamen Joosten over tot de verkoop van hun gemeenschappelijk bezit, huis en brouwerij De Karre in de Brugstraat. Dat waren de weduwe Joosten-van Ameren en haar kinderen, de kinderen van brouwermeester Anthoin Joosten zlgr. en als derde partij de weduwe Smackers-Joosten en kinderen. De koopsom bedroeg drie keer 222 pattacons, voor de tweede partij betaald met 100 gouden dukaten, waarvan een deel ging naar de dochter, die als religieuze woonde in het klooster Keysersbosch. Tevens kreeg elke partij van de kopers 6 pond thee ter lijfenis.

Huis en brouwerij De Karre waren overgegaan op de bewoners: brouwer Petrus A. Bosch (1719-1768) en Johanna E. Houben. Zij was geboortig van Ool als (oudste) dochter van kerkmeester Dirck Houben en Elisabeth Severijns, via haar moeder achter-kleinkind van de weduwe Jenne Severijns in de Brugstraat (nr. 7). Peter Bosch was oudste zoon van Jacob Bosch en Anna Maria Berghum in de Brugstraat.

In de herberg/winkel van Bosch kon men ook terecht voor pijptabak. Dat blijkt uit een openstaande rekening van 472 gulden, te betalen aan de leverancier de weduwe Damart uit Saint-Omer (Noord Frankrijk) wegens geleverde waren (tussen 1756 en 1767); voornamelijk leveringen van verschillende soorten tabak van de soorten St. Vincent en St. Dominique. (HGR inv.nr. 230-2861.)

Naderhand stond het huis op naam van koopman Joseph Janssens (1773-1834), getrouwd met M.A. Justine Clocquet. De aangifte van het overlijden van J.J. Janssens werd gedaan door buurman Willem Lauten. Vier gezinnen Janssens (ook als Janssen geschreven) woonden in de Brugstraat, naast en tegenover elkaar. Henri Janssen, de vader, woonde in het huis De Golden Sleutel, afkomstig van de erfgenamen Maes (nr. 17). Aan de overkant van de weg had deze nog een huis (nr. 14) dat overging op schoonzoon Daniel Daenen, en het pand daarnaast (nr. 12) werd aangekocht door schoonzoon en bierbrouwer Seipgens. Joseph Antoine Janssens had het ouderlijk huis overgenomen.

De huizen van de (klein)kinderen Janssen-Eysing in de Brugstraat.
  1779: nr. 141 wed. Bos; 1801: huisnr. 177 Joseph Janssens, koopman; 1812: huisnr. 180 Jan Joseph Janssen; 1821: D.858 Joseph Janssens; 1843: D.690 Maria Anna Janssen, rentenierster.