eigenaars huis 2: - Peter de ramaker - zoon Jan Daemen - Jan Rijnboom - erfg. Beulen - Jan Paulissen - erfg. Paulissen - Jan Vergoossen - Jan Smeets eigenaars huis 1: - Peter de ramaker - zoon Jan Daemen - Dirck Beulen - erfg. Daemen-Reulen - Claes Puts - erfg. Puts - 1/2 Gerard Cuypers dan Lins Heynen - 1/2 Jan Stoks dan Jacob Bonné - beide delen Bonné - Willem Bonné Munnichsbosch-hof omstreeks 1840 met rechts huis en tuin van de boswachter. Nog voor 1700 en gedurende de hele 18e eeuw had de boswachter hier zijn woning. |
Laatst bijgewerkt: 08-03-2012 © Jan Ruiten HET TWEEDE HUIS VAN JAN DAEMEN
Jan Rinbouts En toch blijkt, dat hij de eerste huisplaats deelde met het gezin van Jan Rijnboom, die het halve huis had opgekocht. De zoon van de Aerwinkel boerde evenwel minder goed, dan zijn (half)broers. In sommige schatlijsten komt hij niet afzonderlijk voor. Mogelijk was hij wel in dienst van buurman Beulen. Heel duidelijk staat de verdeling van
de huisplaats vermeld in een ongedateerde erfpachtenlijst van de armenkas:
“idem noch drij vat roggen eenen jaerlijcksen erfpacht staende
tot laste van Dirck Beulen ende Jan Rintboom voor onderpant huijs ende
hof in het Reutgen binnen Bergh gelegen”. Een kwart eeuw later
staat diezelfde erfpacht op naam van Gerard Beulen en de weduwe van zijn
broer Jan. Het huis was gelegen tussen het erf van Jacob Leijendeckers
en de pachthof van landscholtis Cox met de twee hoofden op de straat en
het broek. Zijn vrouw Hendrina (1677-1729) was een
dochter van de pachter op Klein Paerlo. Aanvankelijk
woonde het gezin nog in Posterholt. Tegen 1708 is het gezin gaan wonen
naast de werkplaats van Beulen. Mogelijk heeft Jan het huis pas later
gekocht en woonde hij als werkknecht in bij de radmaker. Dat verklaart
dan ook, dat hij slechts in enkele schatlijsten apart genoemd werd en
andere jaren werd overgeslagen. Uit latere gegevens blijkt, dat op dit
deel van het huis nog een aparte erflast rustte. Jan betaalde jaarlijks
een rente van 1 gulden en 18 stuivers rente vanwege een lening van 12½
pattacon, afgesloten op naam van Windel Wijnen. Het meisje was een dochter
van zijn zus Marie Rijnbooms (1669-1704) uit haar huwelijk met Nelis
Wijnen. Nadat zij in maart 1696 in de kerk van Vlodrop waren
getrouwd, is het echtpaar in het Reutje gaan wonen. Daar werden hun zoon
Willem en dochtertje Windel geboren. Maar ook Nelis ontbreekt in de schatlijsten
van 1703 en 1706. Hij stierf in februari 1707. Zodat we misschien ook
voor hem mogen stellen, dat hij als werkknecht in dienst was van buurman
Beulen en na zijn overlijden werd opgevolgd door zijn zwager Jan. Vier jaar later verkocht deze huis en
hof aan de weduwe Paulissen. Catrien Timmermans (1729-1796)
was in 1754 getrouwd met Jan Paulissen, pachter op Daswijlerhof in het
Reutje. Kort voor zijn overlijden is Paulissen naar Vlodrop verhuisd.
Enkele jaren later keerde Catrien met zoon Jan en dochter terug naar het
Reutje. Aanvankelijk woonde de weduwe in het huis van de kinderen Helwegen
aan de Aerwinkelsweg, totdat zij het huis van Dirck Beulen kocht. Volgens
de opgave uit 1789 had de weduwe Paulissen, of liever haar zoon, zo’n
vier morgen land te bewerken, meest bezaaid met rogge en boekweit. DE FAMILIE PAULISSEN De geschiedenis van de familie Paulissen in het Reutje begint met Jan Paulissen, die in maart 1717 in Vlodrop werd gedoopt als zoon van Jan Paulissen en Catharina Janssen. Zijn ouders woonden toen waarschijnlijk in Posterholt. In juli 1748 trouwde Jan Paulissen met de weduwe op Daswylerhof. Hun zoontje werd vernoemd naar de jeugdige Florens Petit, die als kind de boerderij had gekregen van een verre tante, de weduwe Monceaux. Kort na het overlijden van zijn vrouw
hertrouwde de pachter in (maart) 1754 met Catrien Timmermans (1729-1796).
Catrien was de jongste dochter van Merten Timmermans en Marie van Helden,
akkerlieden in het Reutje. Nog zo’n tien jaar bleef Jan Paulissen
op de pachthof wonen. Toen verliet de pachter -waarschijnlijk om gezondheidsredenen-
de boerderij en verhuisde Jan met vrouw en kinderen naar zijn geboorteplaats.
Kort daarop stierf Paulissen in Posterholt in april 1767. In 1784 wist Catrien Timmermans dan toch het huis naast schepen Puts aan te kopen van Dirck Beulen. Huis en hof waren belast met een erfrente van een gulden en 18 stuivers, te betalen wegens een lening van 12 ½ pattacons, oudtijds afgesloten voor Windel Wijnen, minderjarige dochter. De huisplaats heeft tijdelijk deel uitgemaakt van de boerderij van rademaker Beulen. Bij de opsplitsing van de grond was men
genoodzaakt de scheidslijn naar de straat toe te verleggen, om zodoende
bij buurman Puts de toegang tot het erf mogelijk te maken.
Ook op de kaarten is te zien, dat het huisje van Catrien en de boerderij
van Puts aanvankelijk een geheel zijn geweest. Huis en tuin werden gemeten
op 2 vierdel morgen. Daarnaast had de weduwe nog twee akkertjes, afkomstig
uit het kindsdeel van haar moeder. In de stal stonden twee koeien, waaruit
valt af te leiden, dat de weduwe Paulissen ook over enig pachtland beschikte. Volgens de telling van deuren en ramen rond 1800 moet het een van de kleinste hui-zen in het Reutje geweest zijn. Dat valt ook af te leiden uit de Tranchotkaart van rond 1810, als we die vergelijken met de eerste kadasterkaart uit later jaren. Jan had slechts een koe op stal staan, terwijl hij voor de akkerwinning over nog geen morgen land beschikte. Dat komt weer overeen met een opgave van een kwart eeuw later. Toen werd ook nog een stuk broek genoemd. Jan Paulissen woonde dicht bij de pachtboerderij waarop hij geboren was en waar hij zijn jongensjaren had doorgebracht. Natuurlijk weten we niet, of hij nog heimelijke plannen koesterde om daar terug te keren. Als keuter zou hij daar evenwel niet voor in aanmerking komen, indien de mogelijkheid zich zou voordoen. Jan was in november 1786 getrouwd met Mechteld Vergootzen (1756-1817), dochter van Jan Vergoossen en Anna Sijben. Het echtpaar kreeg vijf zoons. Boswachter De belangrijste taak was natuurlijk optreden
tegen stropers en illegale houtkap. En dat kon men een ex-militair wel
toevertrouwen. Toen de Belgen tijdelijk het bestuur overnamen, hield Paulissen
het voor gezien en vertrok hij naar zijn ouderlijk huis. Zijn functie
van boswachter werd overgenomen door Adriaan Demarteau
uit Bocholt. Men mag verwachten, dat de veestapel
navenant werd uitgebreid. Ondertussen was het huis te klein geworden.
Voor het opslaan van de veldvruchten werd dwars tegen de woning o.a. een
nieuwe schuur gebouwd. Met liefst 20 korven deed Jan Paulissen als geen
ander ook aan de bijenteelt. Uit dit tweede huwelijk werden twee jongens
geboren: Jan (1849-na 1928) en Hendrik (1851-1879). Hun vader stierf begin
1868. Enkele jaren later vond de definitieve erfdeling tussen de twee
broers plaats. Huis en tuin en een deel van het land gingen over op de
oudste zoon. De (vervallen) boerderij werd daarna enkel nog als schuur
gebruikt. Spoedig daarop verkocht Jan zijn erfdeel aan Jozef Schmitz.
De koopman heeft de goederen in het Reutje toen verhuurd. Jan Paulissen De erfgoederen in het Reutje waren al sinds lang verkocht. Toch keerde Jan Paulissen (1849-na 1928) er met zijn vrouw terug. Ze waren allebei hier geboren. In 1900 kocht het echtpaar van Willem Eyckelenberg een huis op het eind van de Reutjesweg. Kort daarop werd het huis met een schuur uitgebreid. Voor de akkerwinning beschikte Paulissen
over ruim 140 are bouwland, merendeels bestaande uit pachtland. Jan hield
er toen nog een koe en acht kippen op na. Alleen de zoons Hendrik en Joseph
woonden toen nog thuis. Hun moeder stierf in april 1926. Twee jaar later
verkocht Jan Paulissen huis en hof en de hele inboedel en verhuisde de
oude man naar ‘s Hertogenbosch. Hij trok bij zijn
zoon Peter in huis, die daar als wisselloper op een kantoor werkte. De
meeste kinderen waren in Duitsland gaan wonen. Zijn broer Sef (1889-na 1926) had in het Reutje zijn toekomstige vrouw Odilia Bonné leren kennen. Aanvankelijk woonde het echtpaar sinds hun huwelijk in mei 1912 op de boerderij aan de Aerwinkelsweg. Vier jaar later verhuisde het gezin naar Posterholt. Enkele maanden later keerde Jan Paulissen weer vanuit Ratheim terug in het Reutje. Het huis was toen grondig verbouwd. Ook nu duurde zijn verblijf in zijn geboorteplaats maar voor korte tijd. De boerderij werd in 1920 verkocht. Opnieuw is hij dan naar elders vertrokken. Het is duidelijk dat hij nergens zijn draai kon vinden en van de ene stek naar de andere verhuisde. Naderhand woonde hij in Sittard. Evenals zijn broer Joseph verdiende hij daar de kost als mijnwerker. Hendrik Paulissen De kinderen moesten al vrij vroeg hun
vader missen. Hendrik stierf namelijk, nog geen 28 jaar oud, in de zomer
van 1879. Elisabeth hertrouwde eerst jaren later in juni 1888 met Willem
Meuwissen (1845-1893). Deze liet het huis slopen en nieuw opbouwen.
Het grondbezit was gehalveerd. Elisabeth overleefde ook haar tweede man. De twee jongens waren de grens over getrokken. Jan Paulissen woonde toen als landbouwer in Gladbach, terwijl zijn broer Arnold bij de gaswerken in Dusseldorf de kost verdiende. Het huis van de weduwe Meuwissen werd in 1909 verkocht aan haar dochter Marie Paulissen (1879-1945), dienstbode te Ool. Zij trouwde naderhand met Albert Bremmers. Het huis in het Reutje had zij toen alweer doorverkocht. St.-Petrusstraat 3 Volgens de gegevens van het kadaster zou van de boerderij enkel nog de schuur overgebleven zijn. Nu is er dan toch sprake van een huis. Jan Vergootsen (1831-1899) was in 1860 getrouwd met Ida Wolters (1826-1896) uit het Reutje. Het gezin woonde aanvankelijk op de hoek van de straat. Enkele jaren na de verhuizing werd dat huis gesloopt en met de grond gelijkgemaakt. Ook het tweede huis werd in 1895 afgebroken
en nieuw opgebouwd. Huis, schuur, stal en tuin werden enkele jaren later
verkocht aan zijn zoon Peter Mathijs Vergoossen (1865-1953). Hij was in
1891 te Posterholt getrouwd met Anna Catharina Meuwissen
(1866-1944) uit Montfort. Voor de akkerwinning had hij nog wat land gepacht.
Samen met zijn eigen land was dat niet meer dan 120 are. In de stal stond
een koe die net had gekalfd. Daarnaast hield hij, zoals de meeste boeren
in die tijd er nog een varken op na. Naderhand stierf hij in oktober 1953
in het ziekenhuis.
|