Laatst
bijgewerkt: 14-02-2012 © Jan Ruiten
AAN
DE REUTJESWEG
De bewoningsgeschiedenis
aan het einde van de Reutjesweg in het Reutje is van relatief jonge
datum. Een uitzondering hierop vormt het huis van Reiner Beulen (rond
1700). Daartegenover staat dat deze huisplaats geen doorlopende bewoning
kent. Hier proberen we de elkaar opvolgende generaties te achterhalen.
Daarna volgt de meer recente bewoning aan de Reutjesweg.
Reyner Beulen trouwde
in juli 1677 met Marie Schoenmakers. Twee jaar later werd hij in de huizenschat
voor 1 rijksdaalder aan-geslagen. Hier stond dus de kleine boerenbedoening
van een keuter. Marie stierf in december 1679 en acht maanden later hertrouwde
Reiner met Cunera Eyckels. Mogelijk was Kuna de weduwe
van Willem Buysers. In dat geval was de vrouw, toen zij hertrouwde, omstreeks
de vijftig jaar oud. Cunera stierf in de zomer van 1699. Tien jaar later,
in januari 1709, volgde Reiner haar in het graf.
In oktober 1707 kwam Jan Reijnders met een klacht. Hij
zou Beulen voordien een huis hebben verkocht met een stukje broek, waarvan
hem nog 9 pattacons en 4 schillingen resteerde. Jan Reiners was in januari
1701 getrouwd met Gertrudis Buisers, dochter van Kunera
en Willem Buijsers. Het jonge paar had de gemeente verlaten en zijn aandeel
in huis en hof overgelaten aan stiefvader Beulen. Het weinige land, dat
het echtpaar in het Reutje achterliet werd bewerkt door broer Houb Buijsers.
Uit beide huwelijken van Reijner Buelen zijn tot nog toe geen kinderen
gevonden in het doopregister. De schatlijst van 1703 noemde hier evenwel
vader en dochter. Reyner Beulen is dus niet kinderloos gestorven. De geboorte
van het meisje is in het doopregister niet terug te vinden. Catharina
Beulen (ca.1680-1751) trouwde in oktober 1708 met Jan Coenen
(1684-1724).
Jan was in Vlodrop gedoopt, hoewel zijn ouders Willem Coenen en Petronella
van Helden toch in het Reutje woonden. Huis, hof en 2 vierdel land gingen
op hem over. Uit een verschrijving in de landschat van 1717 blijkt, dat
het akkerland van Coenen inderdaad afkomstig was van Reyner Beulen. Maar
het gezin woonde toen niet meer in het Reutje. Zij waren kort daarvoor
naar Vlodrop of Posterholt verhuisd.
Naar eigen zeggen was Dirick Beulen (ca.1660-1744) afkomstig
uit het land van Gulick. Naderhand lieten zijn zoons Jan en Gerard beiden
hun eerstgeboren zoon dopen onder de naam Reyner. Verwantschap met Reyner
Beulen ligt dan voor de hand. De mogelijkheid bestaat dat zowel Dirick
alsook Catharina met hun vader omstreeks 1675 van elders hierheen zijn
gekomen. Hoewel, Dirck heeft zelf gezegd, dat hij eerst omstreeks 1690
in het Reutje verzeild raakte.
Mogelijk zijn huis en hof via Dirck Beulen overgegaan op Leyendeckers.
En is dit de huisplaats waar naderhand Nijs Stox woonde. Deze had immers
ook het akkerland van Jan Coenen overgenomen.
Aan de Reutjesweg
Volgens het bunderboek van 1717 werd de akker achter de moestuin van Dirck
Beytels gemeten op ruim 1 morgen en 3 vierdel. Ook de omschrijving van
het stuk land geeft aan, dat de akker aan twee kanten aan de weg grensde.
Terwijl de boerderij met de moestuin overging op zoon Hendrick, verwierf
Windel uit de erfgoederen o.a. de halve akker achter het huis; omgerekend
zo’n 60 are groot. Daar werd aan de Reutjesweg een nieuw huis getimmerd.
Windel trouwde in april 1731 met Geurt
Simons. Sindsdien werden de beide gezinnen van Beytels en Simons
in de schatlijsten na elkaar vermeld. Zij waren dus naaste buren. Zoon
Jan Simons trouwde in oktober 1761 te Echt met Gertruy van Cruchten. Voordien
al had hij afstand gedaan van het ouderlijk huis in het Reutje. Tegen
1750 was daar het gezin Halfkan uit Posterholt komen wonen.
Naderhand hertrouwde Gertruy met Hendrick
van den Bosch. Met goedvinden van haar man en haar twee voorkinderen
deed de vrouw in 1785 afstand van de overige erfgoederen. Voor 36 pattacons
verkocht Gertuydt anderhalve morgen land in twee percelen en haar aandeel
in een stuk broek aan het echtpaar Winckens op de Roskam.
Geel Halfkan (1713-1774) was geboortig van Posterholt.
Toen was dat nog de parochie van St. Martinus te Vlodrop. Daar is hij
dan ook gedoopt. Hij trouwde in september 1743 met Marie Timmermans uit
het Reutje. Daar kwam ook zijn moeder vandaan. Via haar kunnen we nog
meerdere generaties teruggaan in het Reutje tot omstreeks 1600 en nog
verder.
In Posterholt werd in juni 1744 de tweeling Amilia en Aldegonda geboren.
De meisjes werden naar de twee grootmoeders vernoemd. Drie jaar later
volgde Thijs. En in 1751 werd de kleine Gerard in het Reutje geboren.
Veel wijst erop, dat het huis waarin Geel woonde, hier door het echtpaar
Simons was neergezet. Twee koeien stonden in de stal. En zo is het al
die tijd gebleven. Dat houdt tevens in, dat Geel zeker enkele akkers erbij
gepacht heeft.
Adam Cloudt
Gerard Halfkan, de jongste van de vier, verhuisde naar Maasbracht. Zijn
zus Emilia (1744-1792) trouwde in mei 1775 met Adam Cloudt (1744-1796).
Daem was een zoon van Jan Cloudt en Elisabeth Coolen uit Lerop. Hij zou
huis en tuin in het Reutje overnemen. De akkergrond stond slechts gedeeltelijk
op naam van Cloudt. De rest deelde hij met Thijs Halfkan en diens zus
Aldegonda. De vrouw had daarbij meer op haar naam staan dan de twee schoonbroers
samen. Alles bij elkaar komen we uit op zo’n 2 morgen akkerland.
Ook nu stonden er 2 koeien in de stal. Dat is dus evenveel als bij zijn
schoonvader voordien. Amilia Halfkan stierf nog voor de komst van de Fransen.
Haar man overleed kort na de wisseling van wacht. Volgens de belastinglijsten
was het huis een van de kleinste boerenbedoeningen in het Reutje. De kinderen
Cloudt kregen vrijstelling wegens omstandigheden, dat wil zeggen: wegens
overlijden van hun ouders. De boerderij werd vervolgens verhuurd aan Peter
Smeets tot diens overlijden in 1802.
Eijsbruggers
Gertrudis Cloudt (1777-1809) was omstreeks 1800 getrouwd met Pieter
Eysbruggers uit Montfort. Hij nam het huis van de erven Cloudt
over. Ook toen hij in mei 1810 was hertrouwd met Joanna Maria Cremers
bleef hij hier wonen. Zij nam de huisplaats tegenover Linssenhof mee in
‘t huwelijk. Na het overlijden van Thijs Halfkan verwierf het echtpaar
Eysbruggers in 1817 ook de akker naast zijn huis.
Beide percelen werden kort nadien verkocht
aan Pierre Wolters, pachter op Munnichsbosch. Tot dien
had de dagloner zo’n 45 are land te beakkeren. Na zijn overlijden
in december 1829 zijn de resterende goederen op zijn tweede vrouw overgegaan.
In 1843 was dat bij elkaar nog maar 27.45 are, bestaande uit huis met
tuin en twee akkertjes.
Dat alles zou na haar overlijden in februari
1751 op haar zoon Martin Ysbruggers overgaan. Martin
(1813-1855) verkocht huis en tuin binnen een jaar aan Willem Cuypers uit
het Reutje. Martin was namelijk in eerste huwelijk getrouwd met de weduwe
van Helden. Tijdens hun huwelijk hadden zij het huis aan Linssensteeg
nieuw opgebouwd. Ook tijdens zijn tweede huwelijk is hij daar blijven
wonen. Zijn oudere broer Leo Ysbruggen was met vrouw en kinderen naar
Melick verhuisd. Hij hertrouwde nog twee keer.
Omdat zijn stiefmoeder met haar kinderen het huis aanhield, was Willem
Ysbruggers (1802-1837) elders in het Reutje als huurder gaan
wonen. Aanvankelijk aan Uylenbosch en sedert 1830 tegenover Linssenhof.
Naderhand blijkt, dat hij en zijn kinderen geen aandeel meer hadden in
de ouderlijke goederen. Na het overlijden van Willem hertrouwde de weduwe
Margreet Linssen nog twee keer.
Toen duidelijk werd, dat de ouderlijke
woning aan het Stepken
aan zijn zus zou overgaan, is Willem Cuypers (1821-1893)
met zijn vrouw in het huis van de erven Ysbruggers gaan wonen. In oktober
1849 trouwde hij met Barbara Roemen (1821-1885) uit Linne. Twee jaar later
na het overlijden van de weduwe Eysbruggers verwierven zij het huis aan
de Reutjesweg in eigendom. Het echtpaar kreeg vier kinderen.
Willem had verder nog 30 are land aangekocht.
Daarvoor leverde die ene koe voldoende mest. In geldwaarde werd het beest
zelfs op het 4-voudige van de huismeubels geschat. Na het overlijden van
zijn vader ging de boerderij over op zoon Jacob (1859-1899).
Jacob Cuypers was getrouwd
met Joanna van Appeven. De kinderen moesten hun ouders al vroeg missen.
Huis en tuin (7.45 are) werden in 1899 verkocht aan hun neef Willem Eykelenberg,
maar die verkoos het toch om in Dulken (Pr.) als dienstknecht te gaan
werken.
Nog
geen jaar later was Jan Paulissen (1849-na 1928) de nieuwe
eigenaar. Hij woonde toen eveneens over de grens, dicht bij Mönchen-Gladbach.
Paulissen begon meteen het huis uit te breiden met een schuur. Hij was
in september 1872 getrouwd met Gertrui Willems (1845-1926), evenals haar
man geboortig van het Reutje. Zo’n vijf jaar later ging het gezin
elders in de gemeente wonen en naderhand is Jan met vrouw en kinderen
de grens overgetrokken.
In Duitsland heeft hij zo’n tien
jaar als fabrieksarbeider gewerkt, alvorens hij in 1900 met zijn vrouw
terugkeerde naar zijn geboorteplaats. De meeste kinderen waren in Duitsland
achtergebleven. Alleen de zoons Jan en Sef kwamen voor korte tijd terug
naar het Reutje, maar zijn naderhand naar het zuiden vertrokken en in
de mijn gaan werken.
De Nieuwe Koerier
dd 22-09-1928: Openbare verkoop op verzoek van Jan Paulussen, Reutje,
van inboedel
en vervolgens van woonhuis met tuin, schuur en stal en akker.
Nu verdiende Paulissen de kost als voegwerker.
Daarnaast werkte hij ook nog op het land. Hij had immers 140 are land
onder de ploeg; het merendeel gepacht. Twee jaar na het overlijden van
zijn vrouw verkocht Jan Paulissen huis en hof en de hele inboedel en verhuisde
de oude man naar ‘s Hertogenbosch. Hij sleet zijn levensavond bij
zijn zoon Peter.
In 1928 verwierf het echtpaar Meuwissen-Vergoossen
huis, schuur, stal, erf en tuin aan de Reutjesweg. Na de oorlog werd de
boerderij in 1950 herbouwd en in twee huizen opgesplitst. En in 1965 vererfd
op Hendrik Heuts, getrouwd met Maria Cath. Meuwissen. (Klik
hier voor foto's.)
Café Jac Hoks
Martijn Ysbruggers was in november 1843 hertrouwd met Maria Verhoudy
(1802-ca.1875). Zijn vrouw kwam uit Zeeland. Het gezin woonde toen tegenover
Linssenhof. Na het overlijden van haar man in maart 1855 bleef de vrouw
er nog enkele jaren wonen. In 1859 bouwde zij verderop naast het huis
van Cuypers haar nieuwe huis voor zich en haar dochter Helena (1844-1921).
Spoedig daarop ging het meisje in Echt als dienstmeid in de kost. De vrouw
bleef alleen in huis achter.
In
Echt leerde Heleen haar man kennen. Het stel trok bij de oude vrouw in
huis. Maria Verhoudy was toen al de zeventig gepasseerd. Enkele jaren
nadien moet de weduwe gestorven zijn. Het huis werd in 1876 alweer afgebroken
en het echtpaar van Buggenum kocht het huis van Marie Beytels.
Tien jaar later werd de huisplaats verkocht aan Peter Cuypers
(1856-1944) uit Posterholt. Die bouwde er meteen een nieuw huis. Peter
was in november 1884 getrouwd met Heleen Vergootzen (1863-1957) uit het
Reutje. Het echtpaar kreeg negen kinderen.
Naast huis en hof had de landman weinig
grond van z’n eigen. Voor de akkerwinning had hij derhalve nog anderhalve
hectare gepacht. In de stal stond een koe. Daarnaast hield hij slechts
vijf kippen. Omstreeks 1910 kocht hij nog 60 are akkerland, verdeeld over
meerdere percelen. Daartoe behoorde ook het land naast zijn huis. Na het
overlijden van haar vader gingen huis en akkers over op Ida Cuypers. Haar
moeder behield het vruchtgebruik tot haar overlijden in januari 1957.
Op de akker naast het huis was voor de oorlog een nieuwe woning gebouwd.
In 1937 begon Jacob Hoks hier een café.
Het ouderlijk huis van café-houder
Jac Hoks stond aan de
Mert bij de driesprong. In 1924 trouwde Jac met Marie Daemen, jongedochter
van de Hei. Aanvakelijk ging het jonge stel in Melick wonen. Daar werden
de twee oudste kinderen geboren. Na vier jaar keerde Hoks terug met vrouw
en kinderen terug naar het Reutje en woonde hij als huurder in het huis
met café aan het begin van de st. Petrusstraat.
In juli 1937 begon Jac Hoks voor zijn
eigen als "herbergier" aan de Reutjesweg. Naderhand verdiende
hij tevens de kost als vrachtwagenchauffeur. Terwijl hij de garage aanhield,
verkocht hij het café in 1969 aan J.H. Vaassen.
Fanfare Sint Wiro, Reutje
1953 voor café Hoks t.g.v.
het 25-jarig bestaan.
Achterste rij v.l.n.r. J.Spee, H.Senssen,
Th.v.d.Vorst, M.Knoben, H.Hendriks, J.Knoben, C.Rutjens, H.Muizers, H.Eijkelenberg,
Th.Knoben, J.Hoks, L.Daemen;
2e rij v.l.n.r. J.Hoks, W.Daemen, J.Dohmen, H.Smeets, P.Linssen, P.Huskens,
P.Bonné, W.Gijsbers, J.Hoks,
S.Knoben, W.Janssen, H.Hendriks, P.Hendriks;
3e rij, zittend v.l.n.r. B.Doemgens, H.Dohmen, A.v.Pol, NN Janssen, J.Hoks,
P.Knoben, B.v.Heugten,
J.v.d.Vorst, T.Demarteau;
voorste rij v.l.n.r. J.Eijkelenberg, J.v.Heugten, P.Rutjens, T.v.Heugten,
L.Rutjens, Th.Janssen, Th.Daemen, J.Eijkelenberg.
(Met dank aan de heren Har Senssen, Posterholt, en Wim
Janssen, Oosterwolde.)
|