Laatst gewijzigd: 07-05-2014 © Jan Ruiten Op een mooie zomerdag... Ieder jaar om deze tijd trok een kar vanuit Lerop richting Heinsberg, vol beladen met de wol van Jongenhof en Steenhuis. Ook die maandag, de eind juni in 1773. Deze keer met de kar van Loors op Jongenhof. Men wisselde elk jaar op tourbeurt van kar. Zijn vrouw ging mee en Fridus de zoon van medepachter Gunnen en de twee zoons van Steenhuis, Zill en Gerard Reuten. Die dag werden goede zaken gedaan met de fabriquer, de wolkoopman Smeets. Die had goed geld uitgetrokken voor de wol uit Lerop. Ze waren weltevreden, ja zelfs vrolijk en lustig. De koopman had hen naar gewoonte nog getrakteerd en ook onderweg hadden ze hier en daar nog wat gedronken. Terug in het dorp stapte het gezelschap uit bij de herberg van de schepen in De Swaen op de heuvel. Loors is na een pot bier vertrokken. Het was goed geweest. De jongemannen bleven nog wat hangen. Naderhand trokken ook zij langzaam huiswaarts. Onderweg van Berg naar Lerop werd Fridus door drank bevangen en is wel twee tot drie keer langs de weg gaan liggen om zijn roes uit te slapen. En iedere keer probeerden zijn kompanen om hem weer mee te krijgen. Het was al laat op de avond. Bij Overen gekomen, heeft Fridus aan de ramen staan trekken. Hij wilde er nog eentje drinken op de goede afloop. Maar niemand deed open, omdat iedereen al naar bed was. Zelis en zijn broer zijn toen al verder gegaan. Uiteindelijk liepen ze via de allee terug huiswaarts. Zill had hem opieuw opgeholpen en aangespoord om mee naar huis te keren. Het had hem nu wel lang genoeg geduurd, en dat liet hij weten ook. De stemming sloeg om in ergernis. Op die manier was de weg naar huis nog ver. "Als dou niet met ons gaet, dan bis doe maer een hotsvot." had hij Fridus toegesnauwd. De zoon van Jongenhof zou het mes hebben getrokken en enkele keren geprobeerd hen te lijf te gaan. Zelis wist zich te weren met zijn stok. Omdat Fridus bleef uithalen, probeerde hij hem het mes uit de hand te slaan, maar trof hem op het hoofd, tot twee of drie keer toe, waarop de jongen ter aarde is gevallen. Daarop heeft Gerard hem opgeholpen en zo zijn ze verder getrokken. Zelis is toen bij het Steenhuis naar binnen gegaan. Zijn broer heeft Gerard verder ondersteund tot aan Jongenhof toe, in de stal waar Daniel de knecht sliep. Het was toen kort voor middernacht. "Hier breng ik U Fridus." had hij gezegd. En dat zijn broer Zil hem had geslagen. Hendricvk Gunnen, de vader van het slachtoffer, hoorde pas de volgende morgen wat er gebeurd was, en trof zijn zoon buiten bewustzijn op bed. Hij heeft terstond iemand voor de doctor en chirurgijn naar de stad gestuurd en heeft ook de pastoor erbij gehaald. Fridus werd aan zijn hoofd verbonden Die donderdag leek het Fridus al wat beter te gaan, en de volgende dag had hij al met de een en ander enige woorden gewisseld. Hij klaagde wel, dat hij zich licht aan het hoofd voelde. Op zaterdagochtend is Fridus dan toch aan de verwondingen overleden. Het lichaam van de dode werd in de "stovekamer" opgebaard. Zelis Ruyten had zich al eerder uit de voeten gemaakt. Hij bleef ook daarna voortvluchtig. Gerard hield zich gedeisd, omdat hij twee jaar daarvoor ook al met Fridus aan de stok had gehad, midden op straat met schelden en slaan. Maar, zo hij zei, was dat allang uitgepraat. Men kwam tot de conclusie, dat hij flinke slagen had gekregen en dat de stok van Zelis een pegel aan het uiteinde had, hetgeen ook bleek uit de sectie die de doctor en de chirurgijn samen hadden uitgevoerd. Uiteindelijk zijn beide broers vrijuit gegaan. Zelis liet zich voorlopig niet meer in het dorp zien. Hij is met zijn vrouw in Randerath gaan wonen. Jaren later, in 1786, was hij er wel bij toen het huis van zijn moeder werd verkocht. Gerard was naar Waldvucht verhuisd. (RHCL te Maastricht 16.0674: archief Michiels van Kessnich, inv.nr. 1557.) |
|