|
|
De
Laathof Lerop
|
Voor
de INHOUD, zie onderaan deze pagina.
|
Laatst
gewijzigd: 11-05-2014 © Jan Ruiten
DE
LAATBANK LEROP
In de jaarboeken
van de Heemkundevereniging Roerstreek over de jaren 1996 t/m 1999,
de delen 28 t/m 31 uit de reeks, staat een artikelenserie over de
laatbank Lerop. Dit gehucht maakt, na enkele gemeentelijke herindelingen,
deel uit van de nieuwe gemeente Roerdalen. Sindsdien zijn er nog vondsten
gedaan in diverse archieven, die een interessante aanvulling geven
op de verre geschiedenis van het gehucht Lerop en haar bewoners.
|
|
Het "registre civique", de lijst van gezinshoofden van Sint-Odiliënberg uit 1807 vormde ons uitgangspunt van verder genealogisch onderzoek. Burgemeester Heyligers moet toen -in gedachten- een wandeling hebben gemaakt door zijn gemeente. We zitten midden in de Franse Tijd. Om zijn eigen persoon niet te vergeten, is hij met zichzelf begonnen. Dan noemde hij de halfer op Jongenhof, de pachter van het Steenhuis en de akkerbouwers van Lerop. Precies in die volgorde zoals hun huizen stonden en je er voorbij loopt, wanneer je dezelfde wandeling maakt. Vervolgens werden de halfers op Overen en Hoosden genoemd. (M.M.G.M. Richter Het Registre Civique Uit 1807 in Roerstreek '93 van de HVR, blz. 56 e.v.)
Blijven we in Lerop, dan valt meteen op, dat drie "burgers" op die lijst uit de familie Cloudt kwamen en dat hun schoonbroer Knabben er ook zijn woning had. Welgeteld staan er negen namen vermeld tussen de pachters van het Steenhuis en Overen. Precies zoveel rode blokjes staan ook op de Tranchotkaart uit die jaren.
Was dan half Lerop familie van elkaar? Inderdaad. En nog meer dan dat. Uit verder onderzoek is gebleken, dat van de negen gezinnen er acht waren, die afstamden van het echtpaar Thijs Cuijpers en Helena Maessen. Zowat iedereen was dus familie van elkaar. Het waren niet allemaal broers en zussen, zoals die van Cloudt, maar toch nog verwant in de derde graad.
Een duik in de archieven van de schepenbank en van de gemeente van Sint-Odiliënberg, heeft heel wat opgeleverd over de huizen en naburen van Lerop. Van de jaarlijkse gemeenterekeningen, die de schatheffer voor de schepenbank maakte, zijn meerdere schatlijsten bewaard gebleven. Hij noteerde wie waar woonde en voor hoeveel hij moest worden aangeslagen voor de hoofden- en de beestenschat. Grotere kinderen werden gelijkgesteld met knechten en meiden. Zij werkten na de kinderjaren immers mee op het boerenbedrijf. In de lijsten werd daar meestal geen onderscheid in gemaakt.
Man en vrouw werden aangeslagen voor 12 schellingen, de knecht voor 4 en de meid voor 2. In de beestenschat werd het aantal koeien, runderen, schapen en bijenkaeren belast. Paarden en varkens werden niet meegerekend en dus niet vermeld.
Ambachtslieden en herbergiers werden extra aangeslagen, maar die kwam je alleen in het dorp tegen. De mensen in Lerop verdienden zonder uitzondering de kost als akkerwinner. Toen de gemeente-ontvanger de lijsten op alfabet samenstelde, kon hij natuurlijk niet vermoeden, dat hij de onderzoeker daarmee twee eeuwen later geen dienst bewees. |
|
|
Een
mooi zicht op Lerop krijgen we via het kaartenboek van de Domeingoederen
van het ambt Montfort; getekend in 1743. SteenenHuys
behoorde namelijk met andere boerderijen tot de domeinen van de koning
van Pruisen, als heer van Montfort. Huis, hof en akkerland werden in kaart
gebracht. Tevens werden de andere huizen te Lerop ingetekend met de tuinen,
weiden en boomgaarden en verder een deel van de heide ten zuidwesten van
het Leropperveld. En nabij de Tintelenberg stond de galg opgesteld.
Het Vrijveld (20 bunder) wordt
hier Nieuwveld genoemd. Een eeuw later was dat Op den
Akker. Het Steckveld (7 bunder) werd na grenscorrecties
bij Merum gevoegd en de resterende grond (6 bunder) lag aan de Ezelsweg.
Het Leropperveld (17 + 8 bunder) werd in de 19e eeuw gewoonweg
In 't Veld genoemd. Daar lag ook de Heydtscamp (een
jongere ontginning, ongeveer 14 bunder groot) had zijn naam behouden.
Langs de Roer lagen de beemden en de Koeweiden. Hieraan grensden
de huizen met hun tuinen. In 1743 tellen we hier zeven woningen. Twee
huizen lagen aan de rand van het Leropperveld. In de meander van de rivier
lagen vier huizen. En verderop aan de Koeweiden lag nog een boerderij.
De illustrator heeft zich niet de moeite
genomen om de afzonderlijke percelen correct weer te geven. Dat deed hij
alleen met de percelen land van Het Steenen Huijs, genummerd
1 t/m 10. De overige percelen heeft hij vrij naar eigen goeddunken ingetekend.
Rond 1600 waren te Lerop -verspreid over
de verschillende velden- zo'n 90 bunder onder de ploeg. Zeker 33 bunder
hiervan op naam van Peutlinckshof en nog eens zoveel
verdeeld over Walravenshof en Steynenhuis. De rest was merendeels in handen
van burgerlieden uit Roermond, terwijl de naburen zelf ondertussen een
kleiner deel hadden verworven.
In de
late Middeleeuwen, tot 1424 vormde Lerop, samen met Roer tot aan Hatenbour
de schepenbank Hoembergen, tussen Roermond en Herten. In 1424 werd deze
schepenbank door de hertog van Gelder opgeheven, waarbij Lerop aan de
dingbank van Sint-Odiliënberg werd toegevoegd. De leen- en laathof
bleef nog enkele eeuwen actief. Ook de schepenbank Hoembergen
maakte voordien al deel uit van het ambt Montfort. (Dr.
G.H.A. Venner De Meinweg, Assen/Maastricht 1985, blz. 124 e.v.
)
Eeuwen daarvoor
werd Liethorp al in 943 genoemd in de zogenaamde Balderic-oorkonde, samen
met o.a. Rura, Linne en Nieol, waarvan hieronder een bewerkt detail
uit een copia copiae: een kopie van een kopie. (Met
dank aan Charlotte Ruijs-Janssen voor de vriendelijke informatie.)
Het Liethorp
uit 943 kende hoogstens enkele boerenbedoeningen, waarvan naderhand
er een uitgroeide tot een pachthoeve als zetel van een laatgoed, dat
een deel van Lerop omvatte. Naderhand werden kleinere percelen hiervan
afgesplitst en als cijnsgoed uitgegeven, een erf waarvoor de eigenaar
jaarlijks een cijns in natura betaalde aan de laathof. Deze erfcijnzen
werden in de Franse Tijd afgeschaft.
Na de gemeentelijke
herindelingen werden Montfort, Posterholt en Sint-Odiliënberg samengevoegd.
De nieuwe gemeente koos weldra voor de historische naam: Ambt Montfort.
Deze gemeente ging vervolgens in 2007 samen met de gemeente Roerdalen
onder laatstgenoemde naam.
|
|
Aanvankelijk
richtte het speurwerk zich alleen op de huizen en hun bewoners, om zodoende
de onderlinge verwantschap van de naburen te beschrijven.
Dan blijkt, dat Thijs Cuijpers zijn vader als pachter op het Steenhuis
is opgevolgd, en dat Helena Maessen hertrouwde met een zoon van Jongenhof.
Tevens kwam aan het licht, dat menige huisplaats en akker afkomstig was
uit het grondbezit van "den hoff tot Lyerop". Zodoende werd
de geschiedenis van beide pachthoeven in het onderzoek opgenomen.
Het resultaat is een schat aan gegevens
over een gehucht, waar het goed boeren was. Maar wel afgelegen van de
grote wereld. Voorheen was het de Gulickerweg die er
omheen liep, zonder dat de voerman bij een uitspanning afstapte. En thans
raast het drukke verkeer van de snelweg er aan voorbij. De bochtige weg
langs Lerop door was nooit bedoeld voor het drukke autoverkeer vanuit
'Berg naar de stad. Van oudsher was het ook niet de kerkweg voor die van
Lerop naar het dorp. De huizen waren op de rivier gericht en de akkers
lagen achterlangs. |
Kaart nr. 46 -Roermond en omgeving- werd in april 1806 opgemeten. Misschien
had de burgemeester de kaart al op zijn bureau liggen, toen hij de lijst
opstelde, om op die manier geen huis over te slaan. Maar dat zal wel niet.
(NB: bovenstaande afbeelding is bewerkt.) |
|
Jongenhof
is tot aan de Franse Tijd de zetel van een leen- en laathof geweest. Die
laatste functie werd eind 17e en begin 18e eeuw van hogerhand ingeperkt.
De Leropperhof was een der weinige laathoven die in alle
onderdelen tot dan toe functioneerde, met de boerderij als zetel van de
laathof, de eigenaar als laatheer en de pachter als een der laatschepenen,
verder met een laatgericht en -bode, natuurlijk ook met de nodige laatgoederen
en in de verre oudheid de bewoners ervan als laten. Meerdere huisplaatsen
zijn afkomstig uit het grondbezit van deze laathof en waren daartoe belast
met een erfcijns. Het verhaal is in grote lijnen gelijk aan het opstel
in genoemd Jaarboek, maar bevat ook nieuwe aanvullende gegevens. Het artikel
doet verslag van eigenaars en bewoners in goede en minder goede tijden,
aangevuld met meerdere stambomen, kaarten en afbeeldingen. Als
bijvoegsel een gedetailleerde kaart uit omstreeks 1730 en beschrijving
van de Hof van Lerop uit 1662. (Meer weten? Klik op de
link hiernaast.) |
|
Ook over Koerenweitz goed ofwel het
Steenhuis zijn nieuwe gegevens bekend uit de tijd voordat het
goed deel uitmaakte van de Domeingoederen van het ambt Montfort. Pakweg
voor 1650. Nadat Stoffer van Dulcken, burger uit Roermond, het volledige
bezit van de boerderij in handen had gekregen, is het Steenhuis via zijn
dochter Margriet overgegaan op de erfgenamen Beeck, mede-eigenaars van
Beeckenhof te Roer. Het was hun uiteindlijk jonker Hans Adam van Wassenberg
die de pachthoeve verkocht aan graaf Gerard van den Bergh. Begin 19e eeuw
kwam de boerderij weer in particulier bezit. (Meer
weten? Klik op de link hiernaast.) |
|
Naast
de Hof te Lerop, beter bekend als de Jongenhof, was er lange tijd sprake
van Walravenshof. Een nadere omschrijving van de boerderij
en de goederen kon tot nog toe niet gegeven worden, omdat de stukken hierover
in de loop der tijd verloren zijn gegaan. Her en der zijn dan toch nog
enkele stukken opgedoken, waardoor een nadere beschrijving van de boerderij
mogelijk is gebleken. Ook zijn er stukken opgedoken over een proces begin
17e eeuw over de eigendomsrechten van de boerderij. |
|