Hoosdenica.i1740,idetailikaart
uitideiAtlasiDomeineniMontfort.
FotoiJo Schreurs
Naihetivertrekiderijezuïeten
lagihetilandgoediHoosdenier
voorlopigivredigibijialsiinieen
Doornroosje-slaap.iOm uiteindelijkideiwoonsteeivan
een welvarendeipatriciers-
familie te worden.
|
Laatst
gewijzigd: 04-02-2012 © Jan Ruiten
HET
LANDGOED HOOSDEN
VAN KLOOSTERGOED TOT BUITENHUIS 1773-1819
Op de vorige pagina over
het landgoed Hoosden werd de periode beschreven van voor 1663, toen het
nu nog bestaande buitenhuis werd gebouwd ter vervanging van Groot en Klein
Hoosden, beide meer westwaarts gelegen aan de andere kant van het moeras
en op de stijlrand nabij de oude Gulickerweg.
Op deze pagina wordt beschreven hoe het landgoed van oud kloostergoed,
via burgemeester en landmeter Heijligers in handen kwam van en bewoond
werd door generaal Van den Broeck en diens gezin.
Rond 1755 werden aan het huis Hoosden
opnieuw de nodige verbouwingen verricht, waarvoor het zelfs nodig was
een ticheloven te plaatsen. In 1761 leverde P.J. Painsmay daartoe 2000
Hollandse pannen. Nog geen tien jaar later werd opnieuw aan de daken gewerkt
en van nieuwe leien en pannen voorzien.
De paters konden niet voorzien, wat de nabije toekomst brengen zou. In
de zomer van 1773 werd de orde der jezuïeten opgeheven door de toenmalige
paus Clemens XIV. Hij kwam tot dit besluit op aandringen
van de koning van Frankrijk, van Spanje en van Portugal. De kloosters
der jezuïeten werden gesloten. Ook in Roermond werden de paters gedwongen
om van de ene op de andere dag hun habijt af te leggen en burgerkleding
te dragen.
De bezittingen her en der vielen toe aan de respectievelijke rijksoverheden.
De jezuïeter Spick te Maasniel werd al spoedig door de Oostenrijkse
overheid van keizerin Maria Theresia in delen verkocht. Het goed Hoosden
viel onder het ambt Montfort, dat nog pas sinds kort Staats gebied was.
Het heeft geduurd tot in de Franse Tijd vooraleer het buitengoed, evenals
meer ander oud-kloosterbezit bij opbod verkocht werd.
Pachters
Het boerenbedrijf werd in 1773 gewoon door de toenmalige pachter Jan
Brentjens voortgezet tot 1778. Jan Baeckhoven uit Maasniel woonde
er ook al sinds kort als gardenier, voor het onderhoud van de tuinen.
In 1778 werd het boerenbedrijf op Hoosden door Joes Tegels
overgenomen. Hij wist het veebestand weer danig uit te breiden. Hij kon
zich daarmee meten met de pachter op Overen.
Vanaf 1784 woonde het gezin van Michiel Winkelmolen op
Hoosden. Aan pacht betaalde hij 2 malder weit-zaad, 30 malder rogge, 17
malder gerst en 16 malder boekweit. (RHCL:
Archief Michiels van Kessenich, inv.nr. 1611.)
In 1790 werd hij opgevolgd door Michiel Meijs. In 1795 blijkt Peter
Beckers de pacht van het boerenbedrijf te hebben overgenomen.
Lange tijd heeft het buitenverblijf van de ex-jezuïeten leeggestaan.
Het duurde nog tot 1788 vooraleer landmeter P.F. Heijligers daar zijn
intrek nam. In januari 1789 was Petrus Franciscus Heijligers, wonende
"in Oosten", aanwezig bij de doop van de kleine Maria Agnes,
dochtertje van zijn broer Jan Joseph. Kort daarna wordt hij op die plaats
ook genoemd in de jaarlijkse hoofden- en beestenschat.
Hoosden. Kaart (waarschijnlijk) getekend
door landmeter J.P. Cramer 1781.
A. huis en hof; B. de gaard; C. halfmans gaard; D. turfgrond met elsen;
E. weiden;
F. hoefslag; G. hooibeemden en grasland; H. slaghout; I. waterlopen;
K. dijken; L. weijers; M. rangen; N. zandkuil; O. Weytenkamp; P. plaats
met bomen;
Q. waterpoel; R. akkers; S. bosjes en heide; T. bosje.
Afbeelding in Heemkundemuseum Roerstreek.
Beheer
van oud-kloostergoed
Het beheer van de goederen was toen in handen van
P.W. van Panhuys namens de overheid. In mei 1794 kwam
hij met schepen Dirck Heijligers en vrouw tot een grondruil. Het echtpaar
had meerdere akkers, die oorspronkelijk deel hadden uitgemaakt van het
oude landgoed Groot-Hoosden, aangekocht van het echtpaar Schleichers.
Enkele percelen lagen temidden van het voormalige kloostergoed. De grondruil
was vooral voor Heijligers een gunstige ruil geweest. Hij verwierf liefst
14 morgen akkerland tegen 6 morgen, verdeeld over drie stukken.
Al in oktober 1773 richtte zekere Joh.
Franc. van den Broeck een schrijven aan het Hof van Gelder te Venlo. Daarin
vermeldde hij o.a. de snelheid waarmee sommige lagere overheden waren
overgegaan tot de verkoop van voormalig kloostergoed in het rijk van keizerin
Maria Theresia.
Kort daarvoor had raadsheer Lutgens te Roermond schepen Heijligers
te St. Odiliënberg verzocht om een inventarisatie te sturen van de
goederen van de ex-jezuïeten.
Verder liet de schrijver weten, dat het Hof te Roermond had besloten,
om in beide gebieden, zowel Oostenrijks als Staats Overkwartier de goederen
door zekere Peters te laten beheren, met als hoofddoel de inkomsten daarvan
te innen.
Hij stelde voor de pachters en bestuurders der gemeenten te adviseren
nog te wachten met het betalen van renten, pachten en tienden tot het
Hof hierover een besluit genomen had. (RHCL:
Archief Hof van Gelder te Venlo inv.nr. 892.)
De koning van Pruissen, die in het geheel
niet kon instemmen met de pauselijke bul, liet op zijn beurt ook een plakkaat
verspreiden van ongeveer dezelfde strekking, maar dan betreffende het
Pruisisch deel van het Overkwartier.
|
|
Landmeter
en rentmeester Heijligers
Peter Franciscus, geboren in maart 1758, was de vierde zoon van Dirck
Heijligers en Agnes Stams. In februari 1776 vertrok hij voor de duur van
17 maanden naar Luik om daar de Franse taal te leren en zich te bekwamen
in de tekenkunst en de landmeterij.
Twee jaar later, in februari 1778 vertrok hij opnieuw naar Luik om zich
verder te bekwamen in het tekenen van carten figuratief. Dit
keer verbleef hij daar twee maanden bij zijn leermeester in de geometrie
P.J. Rouchart.
In november 1779 legde hij met goed gevolg te Venlo het examen af van
geadmitteerd landmeter.
Uit een schrijven van 6 Floreal an IV
(dd. 25-4-1796) blijkt dat schepen Heijligers zelf ook rentmeester is
geweest van de goederen van de ex-jezuïeten in de gemeente.
(RHCL, Frans Archief inv.nr. 1850)
In mei 1769 was op het kasteel Montfort
de koop gesloten van het gelijknamige ambt dat overging van koning Frederik
II van Pruissen naar de prins van Oranje, stadhouder van de Republiek.
(Dr. E.Roebroeck, Het Land Van Montfort,
blz. 139 e.v.)
Franse Tijd
Op 9 thermidor van het jaar 6 (dd. 27-7-1798) vond de veiling
plaats van het landgoed met boerderij, "dit Oosten",
samengevat onder artikel 7.
De verkoop werd ingezet op 24000 francs, te weten 1/4 deel van de waarde.
Vervolgens werd 100.000 francs geboden door burger Van Mulbracht, 300.000
door burger Schwartz en vervolgens door burger Van Gulpen 400.000 francs.
Tijdens de tweede zitting bood Schwartz 420.000, waarna Van Gulpen ging
tot 435.000 francs. Ook bij de derde zitting ging het vooral tussen beiden.
Uiteindelijk deed Van Gulpen met 476.000 francs het hoogste en laatste
bod. Het blijkt dan, dat hij het goed had gekocht namens burger Pierre
Francois Heyligers voor het huis van de pachter plus 10 bunder
land, en voor het overige namens Charles Frederic Keverberg uit Haelen.
Nog geen jaar later verwierf P.F. Heyligers het goed Hoosden in z'n geheel.
Dat komt overeen met de grondstaten uit die jaren. De goederen van de
voormalige jezuïeten op Hoosden stonden in 1804 op zijn naam, met
uitzondering van de Weytencamp en de akker genaamd "de 14 morgen".
Kort daarvoor was er onenigheid ontstaan tussen Heyligers (burgemeester
1800-1812) en de prefect te Maastricht. De grootgrondbezitter ging ervan
uit dat de veestapel bij de veiling van enkele jaren terug was inbegrepen.
Daarvoor zou hij huur moeten betalen. Als aanvullend argument voor zijn
zaak, gaf hij aan dat het veebestand ondertussen was uitgebreid, wat hem
toch moeilijk in rekening kon worden gebracht.
|
G.A.R. Archief Kanton Roermond inv.nr. 112: paspoorten.
Nr. 673, dd. 23-6-1798: Pierre Francois
Heijligers uit Bergh, oud.38 jr.
5 voet 5 groot, haar en wenkbrauwen bruin, bruine ogen, spitse neus, gewone
mond, rond gezicht. Litteken op rechter wang (Ayant une cicatrice
sur la joue droite).
Nr. 1234, dd. 14-3-1799: Jean
van den Broek à Vlodrop*, 19jr. 1,702 m. groot, haar en
wenkbrauwen bruin, bruine ogen en spitse neus, gemiddelde mond, ronde
kin en vol.gezicht. (*Moet zijn: Roer-mond,.waar
ook zijn jongere broer woonde.) Reden: bezoek aan Vlodrop.
G.A.R. Nieuw archief inv.nr.
4044.
Nr. 2021, dd. 17-4-1802: Ida Maria Josepha
Janssens, e.v. burger Deleissegues, kapitein van de 105e.halve
brigade in garnisoen te Perpignan, departement van de oostelijke Pyreneeën,
woonachtig te roermond, oud 24 jr., 1,57 m., zwart haar en wenkbrauwen,
bruine.ogen, normale neus, kleine mond, ronde
kin, klein voorhoofd, gerimpeld gezicht, op weg naar Perpignan met een
kind van 3 jaar
Binnenplaats.van.Hoosden
in.de.30er-jaren.van.de
vorige.eeuw..Uit:.Zwerftochten
door.ons.land:.Limburg.
|
Van
den Broeck
Vervolgens
verscheen een nieuwe partij ten tonele, Jean Joseph Leonard van den Broeck,
geboortig van Maastricht, ridder van het erelegioen. Hij was in juli 1814
te Roermond kerkelijk getrouwd met Ida
Maria Janssens, weduwe van Charles deLeissegues. Uit dit
eerste huwelijk had zij twee dochtertjes.
Na de scheiding van zijn ouders, werden Jean en zijn jongere broer, door
hun oma opgevoed. Na haar overlijden zag de moeder haar kans vrij, om
het heft in eigen handen te nemen en verhuisde met haar drie kinderen
naar de pastorie in Vlodrop. (Zie
Jan Ruiten: De 'weduwe' Van den Broeck in Roerstreek 2007.)
Na een snelle carriere in het Franse leger keerde Van
den Broeck terug naar zijn vaderland. In december 1814 werd
het burgerlijk huwelijk te Vlodrop gesloten. Nog diezelfde maand kocht
het paar van de weduwe Daenen uit Roermond een huis in het dorp Odiliënberg,
het geboortehuis van P.F. Heijligers. (Toevallig (?) het huis dat rechts-onder
als enige op bovenstaande kaart staat ingetekend.)
Niet om er zelf te gaan wonen. Dat was beneden hun stand. Joseph Janssens,
Ida's broer had immers het buitengoed
Ravenburg in de Linnerweerd uit erfenis van hun ouders. De
weduwe deLeiseque wilde minstens iets vergelijkbaars. Hun oog was gevallen
op het landgoed Hoosden.
Zo kon het gebeuren, dat Heijligers als huurder in zijn geboortehuis introk
en Van den Broeck zich op Hoosden vestigde. Dit komt overeen met de gegevens
uit de bevolkingslijst van 1816, waarin generaal Van den Broeck als hoofdbewoner
van Hoosden werd genoemd, en P.F. Heijligers in het dorp woonde. Het buitengoed
was uiteindelijk misschien toch een paar maten te groot voor de oud-burgemeester.
Dat jaar was was dominus van
den Broek doopgetuige in het pachtersgezin en twee jaar later zijn vrouw
Ida Maria janssen, overigens samen met P.F. Heijligers.
Sinds 1814 had ridder Jan van
den Broeck aan Heijligers meerdere malen grote bedragen toegeschoven,
telkens wanneer hij via de bank zijn soldij kon verwachten, waarbij notaris
Milliard als tussenpersoon optrad. Mogelijk om openstaande schulden af
te lossen, danwel als aanbetaling van het landgoed Hoosden, dat de generaal
in 1819 op zijn naam kon schrijven.
In januari van dat jaar vond tussen beide partijen namelijk een
erfmangel plaats, een ruil van onroerend goed. Daarbij verwierf
het echtpaar Van den Broeck het definitieve bezit van Hoosden met de behuizingen,
stallen, schuren, gebouwen, moeshoven, boomgaarden, akker- en weilanden,
moerassen, houtgewas en onvruchtbare gronden, ter grootte van 71 ha of
80 bunders, met inbegrip van de Weijtenkamp. Alles bij elkaar geschat
op een waarde van 20.200 francs. Het goed was belast met 1160 francs bij
Carolina Verschuyl te Maaseik, hetgeen op de koopsom in mindering werd
gebracht. In ruil daarvoor verkocht het echtpaar aan Heijligers en zonen
diens geboortehuis in het dorp, t.w.v. 2000 francs en een aanvullend bedrag
van 18.200 francs. (Rijksarchief Hasselt,
inventaris 4037, notaris Schoolmeesters, Maaseik, dd. 27-1-1819, aktenr.
34.)
Dit laatste bedrag werd dan vereffend met de voorgaande betalingen.
Het grootste deel van de koopsom was afkomstig uit de verschillende erfenissen,
die aan Ida Janssens waren toegevallen, afkomstig van overleden ooms en
tantes. Met recht siert de hazewind uit het familiewapen
van de Janssens dan ook het dakruitertje. |