Maasbracht

De kaart van de Brachter gemeenten
is vernieuwd.

Laatst bijgewerkt: 03-12-2013 © Jan Ruiten

MAASBRACHT anno 1680
door de ogen van de landmeter


In oude maat is het notitieboekje zo'n 8 bij 6 duim groot, ofwel 21 bij 16 cm. De onbekende landmeter gebruikte het boekje om de akkers en weiden in de gemeente tijdens zijn metingen met potlood te noteren. Naderhand (in 1702) zijn de kaarten en tekst door landmeter J. Wackers met pen en inkt overgetrokken. De percelen werden nauwkeurig opgemeten en met letters genummerd, verwijzend naar de grondbezitters in de marge. Meer dan dat is het niet geweest. De opzet was duidelijk. Het resultaat kon in het bunderboek worden overgenomen, om daaruit de landschat per grondeigenaar vast te stellen.

- Opzet van het Meetboekje
Het boekje meet ongeveer 21 bij 16 cm. Het was bedoeld om tijdens het veldwerk aantekeningen te maken, die naderhand in alle rust konden worden uitgewerkt. De verhoudingen kloppen zelden. Dat was ook minder belangrijk, als de maten maar juist waren. Mogelijk dat er te zijner tijd ook grotere overzichtelijke kaarten van zijn gemaakt, en een boenderboek op naam van de grondeigenaren.

Op zich is het register voor de leek niet of nauwelijks te gebruiken. Hoewel de opeenvolgende tekeningen min of meer op elkaar aansluiten, raakt men toch al snel de weg kwijt. Om desalniettemin tot een meer toegankelijk overzicht te komen, heb ik de kaarten geprojecteerd op de 19e eeuwse kadasterkaarten van de gemeente. Sommige tekeningen konden zonder probleem op elkaar afgestemd worden. Andere kaartjes waren eerst na lang passen en omrekenen te plaatsen.

De opgegeven maten uit 1680 zijn in roeden. Er van uitgaande dat 450 roeden ongeveer gelijk zijn aan een ha, dan wel 100 are, hoeft men de getallen slechts te delen door 4,5. In vele gevallen was dat voldoende, maar herhaaldelijk weken de resultaten sterk af van de metingen in 1818. In die gevallen werd aan de situatie in het zakboekje meestal de voorkeur gegeven. Al doende kregen akkers en weiden steeds meer hun plaats in een groter geheel.

Waarschijnlijk was het de opzet om met behulp van deze aantekeningen overzichtelijke kaarten (per sectie of veld) te maken. De algemene opvatting, dat dit in die tijd nog niet gebruikelijk was, dient meer genuanceerd te worden. Bij de metingen in de vrijheerlijkheid Daelenbroek is dat toen wel degelijk gebeurd. Een eeuw later werd er nog gebruik van gemaakt! De kaarten zijn er niet meer, of bevinden zich mogelijk in privébezit. Ook in herberg Op de Heuvel in Sint-Odiliënberg was de landmeter (omstreeks 1725) bezig met het bijwerken van de oude kaerte figurative. (Zie ook: M.A.W. Gerding Dorpsgeschiedenis: bewoning en bewoners, 1992, blz. 28. )

- De Landmeter
De samensteller van het kaartenboekje is niet bekend. Waarschijnlijk moeten we hem zoeken onder de landmeters die in die tijd in stad en streek werkzaam waren. Naderhand zijn er wel nieuwe aantekeningen en hermetingen toegevoegd door Joannes Wackers, landmeter vanaf 1702, tevens schatinner in de gemeente. Hij was ook degene die de potloodtekeningen met pen en inkt heeft overgetrokken, danwel gecorrigeerd. Mogelijk dat ook de eerste kaartjes door hem zijn ingekleurd.

Op de ene bladzijde staan hoogstens vier, vijf akkers ingetekend. Op de volgende pagina staat een heel veld met wel twintig of meer percelen land. Links en rechts staan de namen van de grondeigenaren en de grootte van elk afzonderlijk perceel. (RHCL: 18A Handschriften-collectie inv.nr. 382.)

Een duidelijk overzicht krijgt men zodoende geenszins. Het totale grondbezit van een landeigenaar, of van een keuterboer is daaruit moeilijk te herleiden. Alleen wanneer het ons lukt om de akkers en weiden op grotere kaarten over te brengen, krijgen we een betere kijk op de situatie uit 1680. Bijvoorbeeld op de beschikbare kaarten van het latere Kadaster, die elk afzonderlijk een groter gebied, sectie, van de gemeente tonen.

- Kadasterkaarten begin 19e eeuw
Ook al schrijft de "Kadaster-Gids" dat de officiële oprichting van het Kadaster in Nederland in 1832 en voor Limburg pas tussen 1841-'44 werd ingevoerd, toch werden al geruime tijd daarvoor kadastrale kaarten aangelegd in opdracht van het Ministerie van Financiën. Zo ook in de gemeente Maasbracht, waar deze kaarten al werden afgerond in de zomermaanden van het jaar 1818! Tevens werden daarna de veranderingen van de percelen in grondboeken bijgehouden. De kaarten waren getekend door of onder leiding van M. Bastendorff, landmeter 1e klas, in opdracht van dhr. Six van Oterleek, toenmalig minister van financiën van het jonge koninkrijk, en tijdens het burgemeesterschap van mr. Janssen(!). (mr. F. Keverling Buisman en ir. E. Muller: Kadaster-gids, 's Gravenhage 1979.)

Het zijn dezelfde kaarten die naderhand opnieuw gebruikt werden bij de aanleg van de Oorspronkelijk Aanwijzende Tafels (OAT), met dien verstande dat gewijzigde situaties werden weggeradeerd en nieuw ingetekend met hogere perceelnummers. Dat we in deze provincie dus beschikken over oorspronkelijke gegevens van eerst na 1840 is dus een misvatting, door de betreffende Rijksarchiefdienst zelf in het leven geroepen. Evenals de vermelding dat de opmetingen in die jaren niet gebruikt werden voor de inning der grondbelasting. Hiervan werden per gemeente twee leggers opgemaakt. De dubbelexemplaren, indien nog voorhanden, berusten sinds lang in het Rijksarchief te Maastricht. In menig gemeente-archief bevindt zich nog het origineel.


Beek anno 1840. De lagere nummers (rechts 172, 173, ... 274 linksonder) zijn de percelen en huizen die tussen 1818 en 1840 onveranderd zijn gebleven. De hogere nummers (712 ... 745) geven aan, dat ondertussen splitsing of herbouw heeft plaatsgevonden. Men gebruikte daarvoor de originele kaart uit 1818!

Wegen en waterlopen zoals op de kadastrale kaarten staan ingetekend, heb ik zo gelaten. Ook de voetpaden, dwars door de velden komen in beide gevallen gemeenlijk overeen. In de loop van de tijd is zo'n voetpad zelfs uitgegroeid tot een drukke verkeersweg (Kloosterstraat) door het dorp. Het zogenoemde Elshoutweegsken was ooit zo'n pad en in 1680 lag aan weerskanten land van jonker Elshout. Nu is dat de Sintelstraat. De Rondestraat is het enige wat gebleven is van het Hexeweegske dat uitkwam achter de huizen van de buurtschap Cruchten.

De loop van de Maas brengt de meeste kopzorg met zich mee. Toen was al sprake van de Oude Maas, die zo dicht langs het dorp stroomde, dat men de oevers moest batten. Ergens in de 17e eeuw had de rivier een nieuwe loop gevonden en een grote ham van Wessemer grond lag sindsdien aan de Brachter kant van de grote stroom. Maar dat is nauwelijks in kaart te brengen. Oud land werd weggespoeld en nieuw land slibde aan. De Roermondse rechtbankpresident Graus vreesde voor zijn uiterwaarden. Men sprak in die tijd dan ook van de presidentsbatten langs de Maas.

- Pachthoeven
Het grondbezit van de pachthoeven in de gemeente heb ik in kleur weergegeven. Op die manier ontstond al gauw een klaarder beeld van de omvang en verspreiding der goederen. Vrijwel zonder uitzondering kende elke pachthof een boerderij met aanpalende tuin en kamp. De overige landerijen lagen verspreid over de diverse velden.

Het aantal pachthoeven is tamelijk gering, vergeleken met meer andere gemeenten. We noemen de Mispaden- of Oudenhof en diens tegenhanger de Mispelhof. Achter Cruchten lag de Bosserhof van de kartuizers, waarvan een kamp van 35 bunders tegen de grens met Echt was gelegen. De hoeve zelf lag aan de overzijde van de weg en had in 1680 dezelfde grondvorm als anderhalve eeuw later. Overige pachtboerderijen waren de Heuftshof en de boerderij van advocaat Bordels, beide in het dorp aan de weg die naar de kerk voert. Het domeingoed Schrevenhof komt in het boekje niet voor. Waarschijnlijk omdat de eigenaar als landsheer hierover geen grondschat hoefde te betalen.

Meer burgers uit Roermond hadden hier grond, maar een boerderij hoorde daar meestal niet bij. De landerijen werden aan plaatselijke boeren verpacht. Veel inwoners beschikten over meer dan gemiddeld eigen grondbezit, vergeleken met andere plaatsen in de buurt. Kloostergoederen kwamen in Maasbracht maar weinig voor. Naast genoemde Bosserhof was er natuurlijk het landbouw-goed van het klooster te Sint Joost, nu in de gemeente Echt. Verder hadden de abdis van Roermond en "die vrouwe van Susteren" hier enige grond.

Ook de pastoor van Bracht, de armenkas, de kerk en de koster hadden meerdere akkers om te verpachten, dan wel zelf te bewerken. Omdat deze goederen niet schatplichtig waren, werden zij door de landmeter terzijde gelaten. Het is duidelijk, dat hij opdracht had gekregen om voor elke grondbezitter de jaarlijkse landschat vast te stellen. Het zakboekje geeft een momentopname en geen verdere ontwikkelingen in het grondbezit.

Jonker Elshout, die de Mispelhof tussen Beek en Bracht had verworven van (rechtbank)president Graus, kunnen we beschouwen als grootste grondbezitter in de gemeente. Het is niet waarschijnlijk dat hij al het land aan een enkele pachter had uitgegeven. Niet hofhorige grond zal aan andere boeren verpacht zijn.

Buiten al die buitenlandse grondbezitters, hadden de meeste boeren nog heel wat eigen land onder de ploeg om te bewerken. Naast akkers en weiden, werden ook huis en hof van de inwoners genoteerd, maar zelden of nooit door de landmeter ingetekend. Onderstaande kaarten geven dus eerder het symbool van huisplaats, dan de correcte grootte en vorm van de gebouwen. We krijgen daarmee wel een duidelijk beeld, wie waar woonde. Voorouders krijgen zodoende een plek in de gemeente van ruim drie eeuwen terug in de tijd.

Cruchten telde in die tijd niet meer dan tien huizen. Voor wat Maasbracht zelf betreft komen we uit op 25 inclusief de grotere pachthoeven. De meeste huizen echter stonden aan weerszijden van de Krombeek, waarnaar het gehucht Beek is vernoemd.

 

Dat Bordelshof (S) inclusief de kamp, zandkuil en baand wel 10 keer groter is dan Aelmans akker (C) is uit de tekening niet af te leiden. Daartoe moet men de opgegeven maten raadplegen.

- De generale metinge
Het schetsboekje is een momentopname. Al bladerend komen steeds meer details naar voren en blijkt het register meer te zijn dan een curiositeit uit vroeger tijden. Waar andere bronnen ontbreken of moeilijk toegankelijk zijn, kunnen we dan toch de boerderij situeren waarover de erven Hoeufft een eeuw na dato nog proces voerden, of de pachthoeve uit erfenis van de rentmeester van Montfort, waarvan zijdelings sprake is in een brief aan de huisvrouw van advocaat Bordels uit eveneens 1680.

Een afbeelding zegt vaak meer dan een uitgebreide beschrijving. De kaartjes uit het veldboekje heb ik derhalve geprojecteerd op de kadasterkaarten begin 19e eeuw. De landerijen van de meeste grootgrondbezitters hebben een afzonderlijk kleurtje gekregen. Een blik op de kaart is dan genoeg, om het grondbezit van pakweg jonker Elshout, mede-eigenaar van de Mispelhof, te overzien.

Ook kunnen we de huisplaatsen van onze voorouders situeren. Bij de kerk van Bracht stonden in die tijd niet veel meer dan een handjevol huizen. Verderop aan de Brachterweg woonden meer huizen. Kruchten lag toen nog apart van het huidige dorp en Beek, opgesplitst over de parochies Bracht en Lin, telde de meeste huizen. Jammer genoeg ontbreekt een blad uit het boekje, waardoor toch zeker een tiental huizen niet te plaatsen is.




















Hierboven de twee hoeven to Mispaden van schout Boshuysen (de Odenhof) en van jonker Elshout (de Mispelhof), vanuit het notitieboekje uit 1680 geprojecteerd op de kadasterkaart begin 19e eeuw. Beide boerderijen kenden in de tussentijd een gehel ander verloop. Terwijl de nieuwe eigenaars van de ene hoeve steeds meer land wisten te vergaren, restte de andere boerderij in 1840 niet meer dan huis en hof.

De landerijen van de pastoor en kerk van Bracht, alsook die van de pastoor van Linne waren niet belast en werden derhalve niet opgemeten. Het totale kerkelijke grondbezit kan alleen middels latere gegevens opgespoord worden.

Er is meer. De boerderij waarvan Maria Vinck haar leven lang het weduwerecht bezat en in de akten Hoeuftshof genoemd, lag met de kamp en de baand aan weerszijden van de huidige Kokstraat. Ruim een eeuw na het overlijden van haar eerste echtgenoot Jan Hoeufft, betwistten diens erfgenamen elkaar het volle bezit van de boerderij (1680: 22 bunder).

De pachthof van de rentmeester van het ambt Montfort, Engelbert van Offenbeek en diens vrouw Catharina Camps, stond in 1680 op naam van advocaat Bordels (1680: 14 bunder), namens de overige erfgenamen van het kinderloos echtpaar. Ook deze boerderij kon middels het notitieboekje van de landmeter alsnog geplaatst worden.

 

- Cruchten
De bovenste kaart geeft de bewoning van Cruchten aan, eind 17e eeuw. Toen nog los van het dorp Bracht gelegen aan de weg naar Sint Joost. Een eind weegs richting oude Maas (buiten de tekening) lag toen de boerderij van de erfgenamen van Wilmke Molts, groot 182 roeden. (Ongeveer ter plekke van de Kolentip.) Zijn akkers waren toen al merendeels onder de (vijf) erfgenamen verdeeld.

Het tweede kaartje geeft de snelle groei aan van datzelfde Cruchten. Huisplaatsen werden onder de kinderen opgedeeld en nieuw bebouwd. Sommige huizen waren over twee of drie huishoudens opgesplitst, zodat de een over het erf van de ander in zijn huis moest komen. Alleen de naam Mestrom komt ook in 1840 hier nog voor.

 

- Het dorp Bracht
Links de huizen en hoeven van Maasbracht volgens de aantekeningen in het zakboekje van de landmeter uit 1680. De meeste huizen lagen aan de weg door het dorp naar de kerk. Anderhalve eeuw later zijn ook hier heel wat huizen bijgebouwd.

De Heuftshof en Bordelshof zijn opgegaan in de overige bewoning en het land gaandeweg verdeeld onder nieuwe grondbezitters. De voormalige Bordelshof gaf begin 19e eeuw onderdak aan de dorpsschool. Met het versplinteren van voormalige pachtgoederen, waren er nieuwe hoeven aan de dorpsstraat bijgetimmerd en op hun beurt weer opgedeeld. Ook de Mispelhof was niet meer dan een doorsnee boerderij. De bijbehorende landerijen waren op anderen overgegaan.

 

- Brachter Beek
De grootste concentratie van huizen en boerderijen vinden we langs de Krombeek, waar de buurtschap Beek naar vernoemd is. Het waren meest kleine boerenhuizen, met hier en daar een heerboer, die zich kon meten met de stadse grondbezitters. Zo was de boerderij van Jan Peusen voor de landmeter een richtpunt bij de beschrijving van de weg van hieruit naar de hei. Later nog de Heiweg genoemd.

In het boekje van de landmeter ontbreekt een blad, dat er ooit is uitgescheurd. Aan weerskanten moet zeker een tiental huizen genoemd zijn, die we helaas niet meer kunnen achterhalen. Daarom de witte vlek op bovenstaande reconstructie.

De boerderij van Peusen is naderhand overgegaan op Jean Baptiste Barbou, rentenier te Luik. Deze grootgrondbezitter was getrouwd met Agnes de Plevits. Uit erfenis van zijn schoonfamilie had Barbou o.a. de landerijen van de voormalige abdij van Susteren verworven. Zijn zus Theodore was getrouwd met Joseph de Maes, zoon van Jean Joseph de Maes en Anna Maria Rijcksz. Dit echtpaar kwamen we al tegen in de geschiedenis van de Oudenborgh te Merum. Beide gezwagers deelden meerdere stukken land, verspreid gelegen in de gemeente.

In de lijst van huiseigenaren (1680) komen we ook zekere Hendrick Aelmans tegen. Hij was geen inwoner van Maasbracht. Hendrick was in 1645 te Roermond getrouwd met Maria Strijthaegen. Haar broer Willem blijkt ook in Maasbracht gegoed te zijn geweest. Het merendeel der akkers lag dichtbij. De overige percelen lagen verspreid over de verschillende velden. We kunnen hier dus ook spreken van Aelmanshof.

- De kaarten
Het werk van de landmeter omvat het totale grondbezit van de toenmalige gemeente Maasbracht, inclusief Sint-Joost, dat nu onder de gemeente Echt-Susteren valt. In dit opstel heb ik me beperkt tot de noordelijke helft, tot aan de aloude Heerweg van Maastricht naar Roermond, die het grondgebied van Maasbracht doormidden sneed. Ook de velden in het Cruchterveld heb ik niet afzonderlijk overgenomen, net zoals de uitgebreide heidevelden op Heytissen en richting Montfort op deze pagina ontbreken.

Gekozen is om de kaarten afzonderlijk af te beelden. Het blijkt namelijk een hele klus te zijn om ze samen te voegen tot een groter geheel. Ook al omdat de originele kadasterkaarten die de ondergrond vormden, niet in dezelfde richting getekend zijn. Hieronder alvast het eerste voorbeeld: Brachter-Beek anno 1680. (Het wit op de onderste kaart is het ontbrekende blad uit het veldboekje van de landmeter.)

(wordt vervolgd) ........................................................ Voor grotere afbeelding: klik op de kaart.

 

De Maasstroom veranderde ongehinderd en voortdurend haar loop. De bedding langs de Molengriend (1680) was anderhalve eeuw later niet meer dan een (droge) sloot die rondom de Wessemer griend (1840) glooide. Ondertussen had het water grote stukken land (boven aan de kaart) afgeroomd, om uiteindelijk een andere bedding te volgen.

- De Oude Maas
De eerste bladen in het register laten grienden en horsten zien, die nog op de kadasterkaart staan aangegeven. Andere delen zijn onherkenbaar veranderd. Wat in 1680 nog als Maasstroom wordt aangegeven, is anderhalve eeuw later niet meer dan een sloot in de vorm van een ham en omsluit een griend van de Wessemer gemeente. Terwijl in 1680 een andere stroom alweer werd aangegeven als de Oude Maas.

Deze stroom wordt slechts in stukken ingetekend of genoemd. De lus bij de Somp staat op geen enkel kaartje, maar het water moet toch van A naar B stromen. Dat deze oude Maas niet verder het land heeft weggespoeld, komt niet zozeer door het voortdurend batten achter de huizen en kampen, maar omdat de rivier zelf elders was doorgebroken en een nieuwe loop had gevonden. Alles wat gemeentegrond genoemd wordt, kan men zien als tussentijdse aanwas. Daartussen zijn sommige stukken land in de loop der tijd gespaard, tot de grote ontgrondingen begonnen.

We laten de rivier links liggen en concentreren ons op het land dat gespaard is gebleven, de Koningshorst en de kartuizersgriend met de snep, samen zo'n 21 bunders groot. Andere grote grienden moeten we als verloren beschouwen en konden niet meer in kaart gebracht worden. Daarvoor ontbreken de nodige gegevens.

Alle benamingen op de kaarten stammen uit het boekje uit 1680. De Verloren Kast dus ook en stamt niet uit latere tijd. Hoe breed we de stroom van die Oude Maas moeten inkleuren is niet duidelijk, maar het was wel nog meer dan een sloot of beek.

 
Links- en middenboven sluit bovenstaande kaart aan op de vorige kaart. Rechts de gemeentegrens met Linne (Linnerweerd), rechtsboven de "Presidents batten" aan de Maas. De "Kerbrug" ligt nog net op Brachter gemeente, terwijl de "Ossebergh" onder Linne valt. De rode letters op beide kaarten sluiten op elkaar aan.
  Op de volgende kaart zijn aansluitende delen van kaart 1, 2 en 5 overgenomen.

 

- Verdronken land
De kaart van het Cruchterveld kunnen we ook wel betitelen als "Verdronken Land". Niet alleen vanwege het Juliana-kanaal dat begin vorige eeuw werd gegraven en dat we ons moeten voorstellen van linksboven tot rechtsonder. Wat daarboven (lees: westelijk) viel, werd naderhand grotendeels uitgebaggerd.

De Cruchter weiden langs de oude Maas (1680) zijn anderhalve eeuw later grotendeels weggespoeld. De beemden rechtsonder al helemaal. De rivier had in de tussentijd hier dus weer haar oude bedding teruggevonden. Voor de invulling van dit hoekje op de kaart moest ik daarom volledig afgaan op het boekje van de landmeter.

Ter orientatie: het kruispunt aan de 3 linden is ter hoogte van de rotonde in de Stevensweerterstraat en de huizen rechtsonder waar de Kruchterstraat op de Havenstraat uitkomt. De bebouwde kom van Maasbracht is links al halverwege het Bosserhofsveld doorgedrongen.

Het notitieboekje van de onbekende landmeter uit 1680 is een momentopname. Zijn opvolger J. Wackers heeft in 1702 enkele hermetingen toegevoegd. Door de kaartjes in een groter geheel te plaatsen en te vergelijken met de situatie uit 1840 krijgen we al meer dynamiek in het onderwerp. Maar ook het boekje zelf geeft enkele geheimen prijs, die aanleiding geven tot nader onderzoek.

Maar waar moeten we zoeken, wanneer openbare archiefstukken verloren zijn gegaan en privé-archieven nog niet ontsloten zijn? Dan blijkt het boekje van onze landmeter de sleutel te bergen voor nader historisch onderzoek. Daarvoor gaan we terug naar het Roermond van de 17e eeuw. Daar woonden de burgers die in de ommelanden hun pachthoven hadden liggen als bron van hun stadse welvaart uit die tijd.