Laatst gewijzigd: 01-06-2017 © Jan Ruiten
|
|
|
Hij trouwde in augustus 1712 als dns. Ludovicus Maes met de hoogzwangere dlla Maria Elisabeth Schoncken. Als Godefridus Maes, kreeg hij bij zijn eheliefste tussen 1712 en 1725 acht kinderen. Als praenobilus dominus Gerardus Maes volgde hij in april 1756 zijn vrouw in het graf. Maria Elisabeth stierf in september 1749 aan febri ardenti in hun stadswoning op de hoek van de Steegstraat: domi angulate sitae in den Steegh. In de overdrachten en in ambtelijke stukken staat hij eveneens als Godefridus Maes vermeld. Als zijn erfgenamen worden zoon Johan Jozef en drie dochters (met aanhang) vermeld, die zich ondertussen alle vier "de Maes" zijn gaan noemen. Het lijkt welhaast of de kinderen toen eindelijk vrij waren om te trouwen. Het huwelijk van Maria Anna Maes met Arnold Hyacint Graven levert enkele interessante gegevens op. Terwijl de bruid vier generaties terug en de bruidegom in de derde generatie afstamde van hun gemeenschappelijke voorouders Hendrick Janssen Cnop en Elisabeth Hendricx Erdkamp. Het is dit echtpaar dat het familiehuis in de Brugstraat in 1657 had aankocht. (RHCL Maastricht 014.A002C Officialaat bisdom Roermond dispensaties-1712.)
|
|
|
Naaste buren... Zekere Korst Ruytzen werd in mei 1557 genoemd als huiseigenaar in de Brugstraat. Daarna wordt zijn huis nog meerdere keren genoemd tot in maart 1579. Hij is dan overleden. In de tussenliggende periode werd Corst alleen als buurman genoemd, wanneer de buren links of rechts overgingen tot deling, belening of verkoop. Het huis stond al vóór de stadsbrand van 1554 op zijn naam. In februari 1551 kochten Korst en zijn vrouw Else het halve huis naast hun woning, waarvan Dirck Becker toen al de wederhelft bezat. Uiteindelijk ging de koop niet door. Beckers verwierf het huis in zijn geheel. Nu is dat Brugstraat nr. 15. (G. van Bree: RGIII-dl. 1 nr. 12130, HGR inv.nr. 311-24v.) Korst Ruitzen stierf op Bartholomeusdag 1577, hij was sedert 1573 schepen van het Hoofdgerecht. In september 1592 staat het huis op naam van Matthis en Stoffer van Cuyckhoven en hun broer de kanunnik Johan van Cuyckhoven. Vijf jaar later, in mei 1597 belasten zij het huis in de Brugstraat en een huis "achter de muur" met een erfcijns van 2½ enkele gouden rijnse guldens (de gulden ad 29 stuivers), jaarlijks te betalen aan het kooldragers-ambt. De cijns was af te lossen met 50 gelijke guldens. (Dat gebeurde in 1626 door de nieuwe eigenaar van het huis.) De cijns was afkomstig van het huis Die Lelye tegenover Munster-kerkhof. (HGR inv.nr. 312-f.58.)
Meerdere keren daarna werd Stoffer van Cuyckhoven genoemd als eigenaar. Hij was getrouwd met Agnes van Muirss. Het was dan ook mogelijk diens zoon Adam van Cuyckhoven die in oktober 1625 het huis verkocht aan Gerardt Dericx alias Paeskens en vrouw Baetske Thissen. De verkoop werd gesloten voor 1700 gulden. Als mede-verkopers werden genoemd Petrus van Cuyckhoven, kanunnik in de kathedraal (van de H. Geest), de griffier Kerckhoven namens zijn vrouw en het echtpaar Woestinck-van den Donck. (HGR inv.nr. 314-f.122.) Paeskens loste kort daarop de jaarcijns af, die hij uit het huis schuldig was aan het kooldragers-ambt. Het geld werd meteen weer uitgezet, dit keer op een huis op de Schuitenberg, tegen een gelijke rente. De gouden rijnse gulden stond gelijk aan de luiker daalder. Buiten deze aflossing schrijft het echtpaar Paeskens een lening uit van 200 gulden aan de eigenaars van een huis aan de Brugpoort. (HGR inv.nr. 314-f.133 en f.136.)
Het echtpaar bleef kinderloos en na beider overlijden viel het huis toe aan de wederzijdse erfgenamen. Van Paeskens kant was dat het echtpaar Martin van der Velden en Jenne Basel en van de Thissens kant waren dat buurman Hendrick van Neer, in huwelijk met Elsa van Wessem, en diens "onnozele" broer Jan. Beide partijen besloten tot verkoop van het pand. Voor 4400 gulden ging het huis in maart 1652 over op de maasschipper Hendrick Janssen Knop en Lysbet Ertcamp. (HGR inv.nr. 316-f.161.) |
|
Bij de verkoop bleven oude afspraken bestaan. Het onderhoud van de dakgoot met het huis van de buren zou gelijk verdeeld worden, evenals de scheidsmuur tot aan het bakhuis, en van de put in de muur, waaraan elk een swingel mocht bevestigen. De watersteen bleef bij het verkochte huis, evenals de heel in de keuken. De glasvensters zouden vrij blijven en dus niet op een blinde muur aankijken. Een maasschipper zet voet aan wal... Voor het eerst zien we het echtpaar Knops-Erdkamp in juli 1645 optreden bij het beschud van een huis en moestuin buiten de brug. Zij waren verwant aan de verkopers Gelis en Craft Thijssen van Horn. (De laatste kennen we ook als pachter op de Wijerhof te Maasniel. Daarna keerde zijn weduwe met de kinderen terug naar Roermond.) In november 1650 verwierf Hendrick Janssen Cnop bij openbare verkoop het huis De Ster achter de Luif. Kort daarvoor had hij ook het huis De Helm in de Brugstraat (nu nr. 9) verworven van Lenard Soetermans, weduwnaar. Enkele maanden later, in februari 1651 keerde diens zoon Andries terug in de stad. Zijn vader had het huis, waarvan hij mede-eigenaar was, zonder zijn instemming verkocht. Uiteindelijk ging de verkoop dan ook niet door. (HGR inv.nr. 316-f.127, f.117 en f.134.) Vervolgens, in maart 1652 had Hendrick Cnop meer geluk. Voor 4400 gulden kocht hij een ander huis in de Brugstraat, dat ruim een eeuw later in de akten voorkomt als het huis De Gouden Sleutel nabij de stadspoort. (HGR inv.nr. 316-f.161.) Ook de familie Maroyen, nakomelingen van Matthijs Maroyen, maasschipper, klom binnen enkele generaties snel op tot een van de leidende families in de stad. Enerzijds door het koopmanschap en niet minder middels verbintenissen met gegoede burgerfamilies. In 1673 nam jonker Gerardt van Zoutelande, met instemming van zijn oudste zoon en dochter, een lening op van 400 rijksdaalders bij Gertrudis Hendricks, de weduwe Janssen Cnop. Het geld zou op st. Anna (26 juli) 1674 worden terugbetaald, tegen 5 procent. Jaren later merkten de kinderen Cnop, dat het geld met achterstallige rente nog niet was terugbetaald. De zaak werd in 1681 voor het Hof van Gelder gebracht. (RHCL te Maastricht 01.004: archief Hof van Gelder te Roermond inv.nr. 346-1737.) Zoon Godefridus Cnop, in huwelijk met Elisabet van Wessem, werd in 1680 tot schepen benoemd. Daarna is hij enkele keren ook regerend burgemeester van de stad geweest. Hoewel deze laatste functie in die tijd slechts voor een jaar gegeven werd, droeg men de titel een leven lang mee. Naderhand hertrouwde schepen Godefroid Cnop met Johanna Juliana deMarchal. In januari 1696 werden zij als echtpaar genoemd bij het uitschrijven van een rentebrief. (HGR inv.nr. 321-f.59.) Korst Ruitzen had al twee eeuwen daarvoor geprobeerd om de twee huizen (nu de nummers 15 en 17) onder een naam te brengen. Vervolgens was het Hendrick van Neer, die voor korte tijd eigenaar was van het ene en voor een kwart van het andere huis. Daarna was het de beurt aan schepen Godefroidt Cnop, die beide huizen op zijn naam kon schrijven. Hij erfde uit de nalatenschap van zijn ouders het huis in de Brugstraat en kocht daarna ook het huis ernaast van de nieuwe eigenaar, krachtens het beschudrecht. In 1679 stond het huis nog op naam van de weduwe Cnop, te weten Liesbeth Erdtcamp. Gedurende zijn leven werd schepen Cnop genoemd als eigenaar van het huis in kwestie (nu nr. 17). In 1711 nog nadrukkelijk, omdat hij toen als buurman het huis van de erfgenamen Oirt van de aankoper had afbeschud. Dat huis (nr. 15) werd vererfd op zijn dochter Maria Elisabeth, getrouwd met de koopman Augustijn Vallen. Het huis van schepen Cnop stond in september 1720 op naam van Hendrick Schoncken en Mechteld Scherers. Hendrick was een zoon van Johan Schoncken en Mechteld Peus, en kleinzoon van Peus-Cnop, zus van Godfried. Zij beleenden hun huis in de Brugstraat, naast het huis van de weduwe Vallen, met 200 pattacons bij SegerVolgens een akte, opgemaakt in juni 1726, blijkt het huis op naam te staan van stads-majoor Godefroidt Maes, getrouwd met Maria Elisabeth Schoncken, zus van voornoemde Hendrick. Het huis blijft vervolgens op hun naam staan en zal naderhand door de kinderen Maes worden verkocht. In de bescheiden, die nog resteren uit een proces tussen de procureur Daemen en de weduwe van Johan Schoncken, blijkt dat in 1712 en 1713, zowel Schoncken als diens schoonzoon Maes in de Brugstraat woonden, maar niet in hetzelfde huis. (HGR inv.nr. 216-2604.) Johan Schoncken was in februari 1704 in tweede huwelijk getrouwd met Maria Catharina van Selsen. In 1722 speelde het proces tussen de weduwe en de voorkinderen (uit het eerste bed), betreffende de inventaris van alle nagelaten roerende en onroerende goederen, waarvan de kinderen nog steeds geen kopie hadden gekregen. Er is dan wel sprake van "neffensgaenden inventaris", maar het document bevindt zich jammer genoeg niet meer tussen de stukken. Het geschrift is ten tijde van het proces aan de kinderen meegegeven. Verder procederen was dan ook niet meer nodig. (HGR inv.nr. 217-2538.) In 1720 blijkt het huis van wijlen schepen Cnop op naam te staan van het echtpaar Hendrick Schoncken en Mechteld Scherers. Zes jaar later blijken stadsmajoor Maes en zijn vrouw Maria E. Schoncken, zus van Hendrick, de nieuwe eigenaars te zijn. De overdracht van de erfgenamen Cnop op neef Schoncken en vervolgens op diens schoonbroer en zus komt in de akten niet voor. Na een langdurig ziekbed stierf Gerard Maes, overste luitenant en commandant in dienst van Hare Majesteit, in april 1756. Na het overlijden van hun ouders gingen de erfgenamen Maes over tot verkoop van het huis in de Brugstraat. De akte werd door de betrokken personen ondertekend. M.J. de Graven-de Maes, J. de Winckel-de Maes, F. Chanoine-de Maes, en hun broer J.J. de Maes. Vervolgens tekenden de echtgenoten: A.G. de Graven, P.H. de Winckel, B. Chanoine en A.J. de Maes-Corten. (Niet alle voorletters komen overeen met de doopnamen.) |
|
In juli 1759 gingen de erfgenamen Maes over tot een belening, ofwel het in pandschap geven van het huis genaamd Den Golden Sleutel in de Brugstraat tegen onberekend gebruik. De overeenkomst werd gesloten voor de duur van telkens negen jaar. In de praktijk kwam dit neer op een definitieve verkoop. Voor 625 pattacons namen Hendrick Janssens en vrouw Margaretha Eijsingen het huis over van de erven Maes. Bij beëindiging door een der partijen zouden de pandgevers het bedrag terugbetalen, plus de eventuele kosten vanwege de gedane nieuwe timmeragien, reparaties en noodzakelijke verbeteringen aan het huis. (HGR inv.nr. 335-f.220v.) Bij die gelegenheid werd ook de huisnaam vermeld. Hoe lang de naam van Den Golden Sleutel was verbonden aan het huis nabij de Brugpoort is niet bekend. In oudere akten komt de naam niet voor. Hendrick Janssens (1727-1807) was geboortig van Urmond als zoon van eveneens Hendrick Jansen en Henrica de la Heux. Hij was kolenhandelaar (marchand d'houille) van beroep, die met zijn schip vanuit het zuiden de steenkool aanvoerde. Naderhand nam zijn zoon Joseph Anthon Janssens, eveneens koopman, het huis van zijn ouders in de Brugstraat over. Hij trouwde eind januari 1798 met de apothekersdochter Maria A. Cloquet. Zijn broer is waarschijnlijk kort daarvoor getrouwd met Justine Cloquet. Zij kochten het pand van de erfgenamen Bosch twee huizen terug in de straat. Hun twee zussen woonden naast elkaar aan de overkant van de straat. |
|
i |
|
1779: nr. 139 Henr. Janssen, koolschipper; 1801: huisnr. 175 Henri Janssens, marchand; 1812: huisnr. 178 J.A. Janssens; 1821: D.862 Jean Ant. Janssens; 1843: D.692 Hendrik Janssens. |
|