............... op Hillen-camp te Linne

afdruk uit 1606 van schepenzegel Linne
(foto Jos Cox M'niel)

Laatst bijgewerkt: 14-06-2018 © Jan Ruiten

PACHTBOERDERIJ
van de erfgenamen Rhoe van Obsinnich

Vanuit België kwam het verzoek om nadere informatie over een oude boerderij te Linne met gronden in de Brachter Ohe. De hoeve stond in de 17e eeuw nog op naam van de familie Rhoe van Obsinnich. Nu is er van het archief van de schepenbank Linne niet veel meer over. De gerichtsprotocollen tussen 1661 en 1740 maken dan wel melding van het wel en wee in de gemeente, met name over onderlinge strijdpunten, maar zelden worden daarbij man en paard genoemd. Toch is er links en rechts nog wel het een en ander te achterhalen.

Terwijl Ravenshof, de Ploegshof en Heijsteren in de Linnerweerdt in het verleden steeds meer grondbezit verwierven, verkochten de erfgenamen van de vierde pachthof meer en meer land gedurende de 17e eeuw. Sindsdien was er alleen nog sprake van een boerderij met enig nieuw verworven land.

"...ten versuecke van Johan Frederyck Raemersbach, gereformeerde cornet ten dienste van Sijne Majesteyt, gedaen heeft op de goederen ende cooppenningen van joncker Hans Frederyck Roth onder Lin gelegen..."

In juni 1672 komt de vermelding van zekere jonker Roth in genoemde protocollen voor. Maar dat zou dan tevens de laatste keer geweest moeten zijn in verband met de beoogde pachthof. Johan Frederick Raemersbach, gereformeerd cornet ten dienste van Zijne Majesteit, liet toen beslag leggen op de koopsom, afkomstig van de goederen van jonker Hans Frederyck Roth onder Linne, wegens een schuld van 943 gulden. Uit een geding van twee jaar eerder, in oktober 1670, blijkt dat de cornet zelf ook in Linne gegoed was. (RHCL te Maastricht 01.017: archief schepenbank Linne inv.nr. 6 pag. 145 en 123.)

In mei 1664 was er inderdaad sprake van "den hoff toecommende jonckeren Royen cum suis" gelegen in de Linnerweerdt op Hillenkamp. De boerderij was in die tijd in bezit van jonker Voegels als weduwnaar. Toen was het de pastoor van de Noenhof te Roermond, die beslag liet leggen op de boerderij wegens een achterstallige jaarrente van 10 gulden gedurende zes jaar. (RHCL te Maastricht 01.017: archief schepenbank Linne inv.nr. 6 pag. 15.)

"...den hoff op Hillen camp, toecommende jonckeren Royen cum suis, denwelcken joncker Voegels tegenwoirdich in tochte besit, gelegen in den Linner Weerdt..."

Jonker Rammersbach blijkt vervolgens de schoonzoon in het gezin Rhoe te zijn. Een deel van de landerijen stond op zijn naam. Zo deelden de twee broers een stuk land in de Brachter Ohe, waarvan een derde deel aan de cornet toekwam. Meer overtuigend is het gezamenlijk optreden bij de verkoop van vijf morgen akkerland onder Maasbracht in augustus 1665.

Toen vekochten jonker Johan Rhoe, luitenant, ook namens zijn afwezige broer de kapitein-luitenant Hans Frederick Rhoe, en de cornet jkr. Frederick Rammersbach, enig akkerland onder Maasbracht. Evenals bij de overige pachthoven in de Linnerweerdt lag het grondbezit verspreid aan weerskanten van de gemeentegrens met Maasbracht. (RHCL te Maastricht 01.016: archief schepenbank Echt inv.nr. 35 pag. 133.)

"...een stuck ackerlandt gelegen in de Brachter Ohe, genampt de Groene Slae, groet ongefeer vijff morghen..."

Nog eerder, eind juli 1648 verkochten de kinderen van wijlen jonker Johan Rhoe en diens weduwe Maria van Broeckhuijsen land onder Maasbracht. Die kinderen waren de genoemde jonkers en hun zuster Margaretha van Rhoe. Enige tijd later, in september 1663 worden genoemd Hans Frederick Ramersbach en zijn vrouw Margaretha Roijen, eveneens vanwege de verkoop van land onder Maasbracht. (RHCL te Maastricht 01.016: archief schepenbank Echt inv.nr. 34 blz. 41 en inv.nr. 35 blz. 74v.)

Mogelijk is hij identiek aan de luitenant Rammersbach, die rond 1690 te Linne in geding was tegen Heylke Schepers van Geraey. Die zou de vrouw van de militair in het openbaar o.a. voor heks hebben uitgescholden. Rammersbach eiste buiten genoegdoening en een passende boete, dat de beklaagde haar woorden zou terugnemen. (RHCL te Maastricht 01.017: archief schepenbank Linne inv.nr. 5 pag. 32e.v.)

 

Oorsprong...
Rond 1600 stond de pachthof op naam van jkr. Frederick Rhoe van Obsinnich (+1615), getrouwd met Elisabeth Kehr. Wie van beiden het goed mee in het huwelijk heeft gebracht is niet bekend. In maart 1615 werd hij voor het laatst genoemd als schepen te Roermond.

Uit hun huwelijk volgden twee zoons. Johan Rhoe, op wie de boerderij te Linne en het huis te Roermond, gelegen tegenover de minderbroederskerk, werden vererfd. Uit zijn huwelijk met Maria van Broeckhuijsen werden vier kinderen geboren. De zoons Hans Frederick (*1617) en Johan (*1623) en de dochters Margaretha Antonia (*1619) en Maria Elisabeth (*1622). De oudste dochter trouwde naderhand met jonker Rammersbach. De onderlinge relatie is nu helder.

Hun oom Richardis Rhoe van Obsinnich (*1594) trouwde met Elisabeth van Westrop. Uit dit huwelijk zijn twee dochters bekend, Elisabeth (*1619) en Anna Christina (*1622).

Bij de doop van Johan Frederick in april 1617 was behalve de grootmoeder, weduwe van jonkheer Royen, ook de edele Simon Petrus Loyn aanwezig, echtgenoot van Catharina Kehr, hetgeen wijst op de nauwe verwantschap, zoals aangegeven in bovenstaand overzicht.

bunderboek 1661: 44. jkr. Vogels, reg. de Maas en jkr. Raef: 3-71 (3 morgen 71 roeden)

Uiteindelijk komen we in juli 1696 zekere jonker Adriaen Martijn van Roijen, die kort voordien een baand aan de Maas in de Linnerweerdt, een bunder groot, had verkocht aan rentmeester Langenacker, eigenaar van Heijstershof. Het gezin van praenobilis Dni A.M. de Roije en generosae Dna Elisabeth de Kerckum woonde rond 1685 te Weert. Maar zijn plek in de familie is nog niet opgehelderd. (RHCL te Maastricht 01.017 schepenbank Linne, inv.nr. 5 blz. 105.)

De goederen van jonker Frederick Rohe te Linne waren sedert 1460 belast met een erfrente van elf vaten rogge. Eind 16e eeuw was deze zegelbrief in het bezit van Johan van Vucht, een burgerman te Roermond. Via zijn weduwe Enken in den Wolff, kwam de zegelbrief in handen van haar tweede echtgenoot de armenmeester Stoffer Stoffers, ook wel Stoffer opt getske genoemd. De erfgenamen van Dries verkochten in oktober 1596 voor de dingbank van Linne hun vierde deel in de erfrente aan Merten Hacken, koopman en ondernemer. Naderhand zou deze het resterende deel verwerven van Stoffer als weduwnaar van Enken, oom en tante van Hackens eerste vrouw. Een afschrift van deze verkoop werd naderhand (1606) bekrachtigd met het schepenzegel van Linne. (bovenaan pagina)






 

detail uit "De generale meeting van Maesbracht, den 3 october 1680." RCHL te Maastricht 18.A collectie handschriften, cat.nr. 382.

Aan de Ossenbergh en aan de Schaepsbaent. B en D op naam van cornet Fredrig Rammersbach gedeeld met jonker Raef: A en C

Minderbroedersstraat 9 en 11...
Frederich van Obsinnich gn. Rohe en vrouw Elisabeth Kehr hadden een huis binnen de stad Roermond tegenover de Minderbroederskerk. In februari 1604 kocht het echtpaar de (lege) huisplaats ernaast, afkomstig van het echtpaar Heyster. Een half jaar later verkocht Rohe hiervan de uitgang uitkomende in de Beggardenstraat aan de buurman aldaar. Het jaar daarop werd Frederich Rohe benoemd tot schepen te Roermond. (GAR, Hoofdgerecht inv.nr. 312-f.159 en f.165.)

Spoedig daarop liet jonker Rhoe op het lege erf een brouwhuis timmeren. De plaats was belast met een sester (2 vat) rogge goed zaad, jaarlijks met st. Andries te leveren aan de Kapel int Zand voor een jaarmis. De cijns werd eind 1611 overgedragen aan de kapelaan in het godshuis.

Het huis was afkomstig van Johan Kehr en Christina Roeffers, ouders van Elisabeth. Hij was schepen te Roermond tot zijn overlijden in juli 1602. (Niet te verwarren met zijn naamgenoot, de schout van het ambt Montfort, Johan Kehrn gnd Fronhoven.) (GAR, Hoofdgerecht inv.nr. 311-f.442 dd. 27-7-1591.)

Het huis werd evenals de boerderij in de Linnerweerdt vererfd op hun zoon jonker Johan Rohe in huwelijk met Maria van Broeckhuysen. Na het overlijden van haar echtgenoot, hertrouwde de weduwe Rohe met jonker Diederick Vogels. Zij bleven wonen in hun huis tegenover de minderbroederskerk.

wapen koning Filips IV van Spanje, gevelsteen anno 1641, afkomstig van pand Minderbroedersstr. 9

foto: Jos Cox, M'niel

Middels jonker Vogels krijgen we meer toegang tot het grondbezit te Linne. De akkers en weiden stonden in het bunderboek van 1661 (gemakshalve) op zijn naam. De behuizing werd niet vermeld, maar wel de aanpalende moeshof en boomgaard. De ligging komt overeen met de situatie op later kaartmateriaal.

In de Linnerweerdt waren dat zo'n 45 morgen, waarvan het merendeel overging op genoemde cornet. De overige percelen lagen over de gemeentegrens met Maasbracht, zoals aan de Ossenberg. Zoals hierboven vermeld, waren enkele grotere percelen al doorverkocht door de gebroeders Rhoe en hun compaan Rammersbach. Bij de opmeting in 1680 stonden nog enkele bunders op naam van joncker Johan Roijen, nabij de limiet met Linne. Een perceel gedeeld met zijn zwager. (RHCL te Maastricht 18.A collectie handschriften cat.nr. 382.)

Stond het huis in de Breurstraet (aan Minderboeders) begin 1673 nog op naam van de erfgenamen van jkr. Vogels, in december 1674 werd het huis voor 800 rijksdaalders verkocht aan de wachtmeester Cornelis van den Ancker en diens vrouw Bonsius. Het huis was belast met een graanpacht van 2 vat rogge aan Kapel int Zand en met een kapitaal van 100 goudgulden aan de huisarmen.

Verkopers waren Hans Frederick Roe, overste-wachtmr. in dienst van de keizer, gehuwd met Sybilla Gijsen, en hun schoonbroer Frederick Rammersbach, gereformeerd cornet in dienst van de koning van Spanje, en diens echtgenote Margaretha Roe. Voor elk der dochters van de verkopers werd bovenop de koopsom een souverein als verteergeld uitgereikt. (GAR, Hoofdgerecht inv.nr. 318-f.183v.)

De nakomelingen van Hans Frederick Rammersbach en Margareta Rhoe komen we naderhand nog in Linne tegen. Daar hadden zij hun huisvesting gevonden. Het is aan te nemen, dat zij hun intrek op de boerderij hebben genomen. De burgers werden dorpelingen.

In oktober 1715 is sprake van de onmundige kinderen van wijlen Hans Henderick Rammersbach. De vrouw was hertrouwd met Jan van de Venne. In die jaren komt deze in het doopregister voor als echtgenoot van Elisabeth Ronckers. (RHCL te Maastricht 01.017: schepenbank Linne inv.nr. 9 blz. 44.)

Vervolgens worden in diezelfde doopboeken genoemd Maria Elisabeth Rammersbach als vrouw van Nicolas Helwegen en haar zuster Margaretha in huwelijk met Fridus Rullenraedt. De twee vrouwen waren mogelijk de dochters van voornoemde Hans Henderick. Onder de doopgetuigen werden nog genoemd Frederick, Catharina en Anton Rammersbach en hun stiefvader Jan van de Vinne. Catharina Rammersbach stierf eind 1716 en liet een zoontje na, met name Jan van Vlodrop. (Idem: schepenbank Linne inv.nr. 9 blz. 61.)


De boerderij van Hendrik van Buggenum volgens het kadaster van 1843
v/h de pachthof van jkr. Vogels c.s.
Van boven naar beneden en van links naar rechts: akker, akker, boomgaard, tuin, huis, schuur en erf, hooiland.

Vervolg van de erfgoederen...
Het doorspitten van het dikke bunderboek van Linne uit 1719 maakt duidelijk dat er geen sprake meer was van een pachthof. Huis en tuin nabij de Ploegshof stonden op naam van Corver Jan, zonder enig akker- of weidegrond in de buurt, behalve de twee percelen land elders in de gemeente, samen anderhalve morgen groot. We hebben hier te doen met het echtpaar Jan Curvers en Neul van Cruchten (+1729).

Een ander handschrift uit later jaren geeft tevens het verdere verloop aan. De boerderij ging over op zoon Thijs Curvers (1710-1783), sinds april 1738 in huwelijk met Lena van Poll. Hij had ondertussen meer land verworven. Zoals de twee morgen land in de Linnerweerdt in februari 1749 voor 125 pattacons van J.M. Schreurs. Naderhand, in 1793 stonden zijn goederen vooralsnog ongedeeld op naam van hun zoon Hendrick Curvers en schoonzoon Thijs van Buggenum (1750-1826), getrouwd met de dochter Maria E. Curvers (1754-1836).

Vervolgens ging de boerderij over op Hendrik van Buggenum (1797-1875). Huis, schuur erf, met tuin, boomgaard, wei en enig akkerland alles bij elkaar gelegen, samen gemeten op anderhalve hectare. (Zie afbeelding hierboven.) Verspreid over de gemeente kwamen daar nog zo'n vijftien percelen gras- en akkerland bij, 2.5 hectare bij elkaar, inclusief het huis met de tuin in het dorp in het Visserstraatje vanaf de hoek (nu het zalencentrum).

Hendrik was in oktober 1825 getrouwd met Anna Maria Cuypers. Het echtpaar bleef kinderloos. Op de boerderij in de Weerdt woonde ook het gezin van Willem Maassen en Helena van Buggenum met de kinderen en de dienstmeid. Bij elkaar 9 personen.