Aan Reutjes Veeweg - In het Reutje

In het grijze verleden zal het wel niet meer dan een voetpad geweest zijn, vanaf de Aeckerweg een afslag naar de paar huizen die toen samen het Berger Reutje vormden. Naderhand werd het pad tot veeweg verbreed op aanraden van de eigenaar van de Aerwinkel. Rond 1800 liet kleermaker Wintjens hier een huis bouwen. Een eerste uitbreiding van de buurtschap kan men zeggen. De bewoningsgeschiedenis is dus nog redelijk jong.

















































































































































































































(voormalige) werkplaats van de klompenmaker...

 

 

 

Afbeeldingen uit de fotoalbum van Jack Hoks.












Keub Bonné

Laatst bijgewerkt: 14-02-2012 © Jan Ruiten

AAN REUTJES VEEWEG

In het grijze verleden zal het wel niet meer dan een voetpad geweest zijn, vanaf de Aeckerweg een afslag naar de paar huizen die toen samen het Berger Reutje vormden. Naderhand werd het pad tot veeweg verbreed op aanraden van de eigenaar van de Aerwinkel. Rond 1800 liet kleermaker Wintjens hier een huis bouwen. Een eerste uitbreiding van de buurtschap kan men zeggen. De bewoningsgeschiedenis is dus nog redelijk jong.

In september 1810 verkochten Henri Deckers, wever te Heinsberg, en zijn vrouw Gertrude Linssen aan het echtpaar Meyer van de Aerwinkel hun huis met moestuin, gelegen tussen het Reutjesbroek en de veestraat. Bij de prijs van 400 francs was tevens een akker inbegrepen. Het perceel lag op de Kap; dat is aan de kruising van de Vlodropperweg en de Reutjesweg. De verkoop werd gesloten in het bijzijn van notaris L. Dirix te Roermond.

De goederen waren afkomstig van Gertrudes ouders. Huis en hof werden in 1820 gemeten op 17 are. Gertruid was het jongste en enig overgebleven kind van Peter Linssen en Catharina Storms en als zodanig een kleindochter van de pachter op Linssenhof. Haar vader stierf een half jaar na de geboorte van zijn jongste kind. Toen waren hem al vier kinderen in het graf voorgegaan in de leeftijd van twee tot elf jaar. De weduwe Linssen bleef toen alleen achter in het huis aan de Aerwinkelsweg, samen met haar dochter Marie (1772-1794) en de kleine Gertruid (1784-1818).

Het heeft nog enige tijd geduurd, alvorens de vrouw aan Reutjes veeweg een nieuw huis liet bouwen. Daar ging zij in 1792 wonen. Twee jaar later stierf Catharina Storms, op dezelfde dag als haar oudste dochter, in september 1794. Huis en hof gingen zodoende over op haar enig gebleven kind. Het meisje werd door de naaste familie opgevangen terwijl het huis werd verhuurd. Gertrud werkte al enige tijd in Heinsberg toen zij daar in juni 1808 trouwde met de ruim tien jaar oudere Heinrich, die toen nog de kost verdiende als bakker. Bij het huwelijk waren enkele getuigen uit het Reutje aanwezig. De vrouw stierf op 33-jarige leeftijd in de zomer van 1818. Uit haar huwelijk zijn vier kinderen bekend.

Omstreeks 1800 woonde hier als huurder Winand Montfortz met zijn gezin. En in 1810 stonden hier alweer twee huizen. Het eerste werd bewoond door Jan Linssen en het ander door Peter Janssen. Op de zogenaamde Tranchotkaart, toentertijd opgemaakt, staat hier slechts een huis getekend. Het kan dus zijn dat beide gezinnen de huisplaats deelden.

Dhr. Meyer verkocht in mei 1827 “het leyme huysken met moeshofken en bijgehorige”, maar zonder de akker, voor fl.100 aan Jan Stox, daghuurder in het Reutje. Huis en hof werden gemeten op 11 are. Ernaast stond het huis van Janssen. Beiden werden in de bevolkingslijst van 1829 dan ook als buren genoemd.

Nicolaas Beckers was in september 1824 getrouwd met Mechteld Vogels uit Herten. Aanvan-kelijk vonden zij hun onderkomen in het afgedankte huis van de weduwe Montforts aan de Aerwinkelsweg. In 1830 kocht Nicolaas de akker (25.35 are) naast het huis van Stoks en timmerde er terstond een woning voor zijn gezin. In de stal stonden twee koebeesten, evenals bij buurman Stoks. Na het overlijden van haar ouders werd Heleen bij familie ondergebracht. Haar huisje aan de veestraat werd zolang verhuurd.

In februari 1840 kocht Jan Stoks van de erven Puts “een stukje van een huisplaats en een stukje van eenen moeshof aaneen vast in het Berger Reutjen”. Dat is naast Linssenhof. De boerderij aan de veestraat heeft hij toen verkocht aan de voogden van Helena Beckers.

Beide huizen waren mogelijk aaneen gebouwd en werden nu tot een woning vertimmerd. Huis en erf werden gemeten op 95 ca, terwijl het land aan weerskanten werd berekend op 35.40 are.


- --- o 0 o --- -

Peter Janssen uit Melick
Het ander huis moet rond 1820 nieuw opgetrokken zijn, maar werd eerst in 1838 aan Peter Janssen verkocht. Huis, erf en tuin werden gemeten op slechts 5.80 are. De akker daarachter ging naar Antoinette Poell, rentenierster uit Roermond. Kort daarvoor had Peter al zijn akkers, hoe weinig ook, verkocht.

Hij was een zoon van Jan Janssen en Sibilla Walraven uit Melick. Zijn zus Elisabeth was getrouwd met Sil Mussers. Peter was derhalve een oom van Sebastiaan en Theodoor Muysers, die naderhand in het Reutje kwamen wonen. Peter Janssen (1785-1855) trouwde op meidag 1806 met Maria Gysbers (1786-1857) uit het Reutje. Het echtpaar kreeg acht kinderen, maar de meesten stierven jong. Derhalve noemen we hier alleen de dochters Elisabeth en Mechteld en hun broer Jan (1823-1874).

Peter Janssen had naast huis en tuin geen ander land. In de stal stond een koe. Peter verdiende de kost als dagloner. Erg breed zullen ze het wel niet gehad hebben daar aan de veestraat. In 1847 werd het huis verkocht aan Hubert Dupont, landmeter te Roermond.

Zoon Jan kende maar weinig huwelijksgeluk Hij trouwde in april 1853 met Maria Cloudt uit Lerop. Hun drie kinderen stierven reeds in de kleutertijd. In 1963 ontviel hem ook zijn vrouw. Eerst na jaren hertrouwde Jan in mei 1870 met Elisabeth Meuwissen uit Posterholt. Daar stierf hij drie jaar later.

Mechteld Janssen (1825-1916) trouwde in mei 1849 met Jan Baptist Cloudt (1815-1897) van de Roskam en woonde sindsdien in hun huisje op de heide. Jan was weduwnaar uit eerste huwelijk van Cornelia Musers, een nicht van Mechteld.

Boswachter Demarteau
Peter Janssen stierf in januari 1855. Zijn vrouw volgde hem twee jaar later in het graf. Kort voordien had Marie Gisberts haar testament gemaakt. Haar dochter Liesbet zou van de erfenis een vierde deel vooruit krijgen op de andere kinderen. Veel zal het uiteindelijk niet geweest zijn. Het was eerder gedaan uit tevredenheid voor de goede diensten en zorg van Liesbeth voor haar ouders.

Elisabeth Janssen (1814-1881) trouwde in april 1836 met Joseph Demarteau (1816-1872). De jongeman was nog geen twintig jaar toen zij trouwden, maar hun eerste kind kondigde zich al aan.

Joseph was gedoopt in Bocholt als zoon van Adrien Demarteau en Anne Arnauts uit Belgenland. Zijn ouders waren deze kant op gekomen. Adrien woonde in de boswachterswoning op Munnichsbosch. Hij hield toezicht in de Domeinbossen, afkomstig uit oud-kloostergoed, zoals het Munnichsbos van de Munsterabdij en het St. Jozefsbos van de ex-jesuïeten. Gedurende de 18e eeuw stond er al een aparte woning voor de boswachter.

Naderhand nam zijn zoon Joseph die functie over. In de bevolkingslijst van 1840 staat hij als boswachter vermeld, evenals Willem Brentjens uit het Reutje. Naderhand staat Joseph ingeschreven als jager. In dit verband zal dat wel hetzelfde zijn geweest.

Het gezin Demarteau kwam aan de veestraat wonen in het huis van de familie Janssen. Het echtpaar kreeg vijf kinderen: Peter (1836-1868), Willem, Jan, Gertrui en Dina. In 1858 wist Joseph Demarteau het huis terug te kopen. Bij zijn overlijden werd evenwel opgemerkt, dat de goederen op naam stonden van zijn vrouw, die het huis van haar ouders had geërfd! Ook het echtpaar Demarteau had geen ander land van z’n eigen, maar mogelijk wel enkele akkers gepacht.

Zoon Willem trouwde in mei 1864 met Catharina Visschers en ging op de Donk in Posterholt wonen. Daar werden hun negen kinderen geboren. Jan Demarteau (1844-1928) trouwde in mei 1872 met An Fellers uit Montfort. De vrouw woonde voordien als meid bij de familie Heynen op het Houtkempke. An was een zus van linnenwever Theodoor Feller die een eindje verderop aan Uilenbos woonde. Kort na de geboorte van haar kind stierf de vrouw in het kraambed.

Huis en tuin aan de veestraat werden na het overlijden van Elisabeth Janssen in oktober 1881 berekend op f.115. De koe en het rind waren duidelijk meer waard, namelijk f.130. Het huisraad werd geschat op nog eens f.80. Gertrui Demarteau was toen getrouwd met Willem Timmermans uit Montfort. Zus Dina was met haar man Willem Bonné een eind verderop aan de Aeckerstraat gaan wonen.

Het ouderlijk huis ging over op zoon Jennis. Hij was in januari 1885 hertrouwd met Wies Muysers (1859-1929). Door dit huwelijk werd haar zoontje Sebastiaan door Jan “aanerkend”. Nog zes kinderen zouden volgen. Rond de eeuwwisseling wist hij enkele akkers aan te kopen; alles dicht aan huis. Bij elkaar 49.10 are. Bovendien had Demarteau nog anderhalve hectare land gepacht. In 1905 werd eerst het huis vergroot en kort daarop werd er een nieuwe stal aangebouwd. Dat was voor de twee koeien en het kalf. In de ren werden 22 kippen geteld.

Zijn zoons Willem en Joseph Demarteau gingen begin 1914 ergens in Overijssel tuinieren. Maar niet voor lang. Enkele jaren later verhuisde Joseph met vrouw en zoontje naar Horn. Willem vertrok richting Posterholt. Hun broer Jan (1887-1982) werkte aanvankelijk nog thuis als klompenmaker. Hij trouwde in april 1914 in eerste huwelijk met Leen Peeters. Zes jaar later hertrouwde hij in november 1920 met Cornelia Gijsberts.

Jennese Sil (1894-1981) bleef het langste thuis. Naderhand zou hij dan ook de woning en de akkers overnemen. Sil trouwde in juli 1920 met Bet Gijsbers (1894-1973), dochter van Willem Gijsbers en Catharina van Cruchten aan de Aerwinkelsweg. Het echtpaar kreeg (tot 1940) negen kinderen. Silke van Martau was meer dan veertig jaar als tuinier in dienst van de familie Geradts op de Aerwinkel. Daar werkte hij aanvankelijk in de “bosploeg” met een beginnersloon van anderhalve gulden per dag.

“Dorre bomen en sprokkelhout waren bij het loon begrepen en dit was vaak doorslaggevend, omdat des zomers de wintervoorraad reeds vergaard moest worden om dan de kachel aan het branden te kunnen houden.” (M.&R.-bode dd.16-7-1970.) Daarnaast beakkerde Sil ook nog zijn eigen land. Er moest hard gewerkt worden om een gezin te onderhouden. Er waren meer arbeiders in het Reutje, die een dienstverband hadden met de bewoners van de Aerwinkel. De een als klompenmaker, de ander als pachter van akkerland en weer anderen als dagloner. (Afbeelding: St. Petrusstraat 11, ondertussen vervangen door nieuwbouw. Foto ingezonden door W. Dohmen, O'berg.)

In 1963 ging het huis aan de St.-Petrusstraat samen met twee akkers over op zijn zoon Hubert (1925-1966). Door ziekte overmand stierf hij op 40-jarige leeftijd in het ziekenhuis te Roermond. Via zijn zus kwam het huis op naam van Herman Maessen, tegelperser te Montfort. Hij was getrouwd met Corrie Demarteau. Hier sleten haar ouders hun levensavond. Het echtpaar Maessen verwierf tevens het buurhuis, dat in 1965 op de akker ernaast was gebouwd.


- --- o 0 o --- -


Klompenmaker
Willem Bonné (1853-1916) en Dina Demarteau (1855-1928) gingen na hun huwelijk op het eind van Reutjes veestraat wonen. Dhr. Geradts van de Aerwinkel had daar een akker van 120 are. Op de uiterste hoek liet de rentenier in 1886 een huis bouwen, 85 ca groot. De boerenwoning lag grotendeels op gemeentegrond.

Het echtpaar Bonné was in oktober 1877 getrouwd. Willem was een zoon van Jacob Bonné en Maria Stoks uit het Reutje. Zijn ouders woonden naast Linssenhof. In hun huis aan de landweg kreeg het echtpaar Bonné zes kinderen. De tweeling stierf evenwel vroeg. Zeventien jaar oud ging zoon Sef voor werk naar Braunsrath. Zijn ouders hadden zojuist de woning in het Reutje in eigendom verworven. Kort daarop liet Willem het huis vergroten. En in 1905 opnieuw. Daarvoor was opnieuw een stuk gemeentegrond nodig. Al die tijd had de boer het land als akkergrond gepacht.

Nadat hij de grond in eigendom had verworven kon Bonné de boerderij in 1910 opnieuw laten optrekken. Kort daarvoor had hij bij de Boerenleenbank een hypotheek van 150 gulden opgenomen. Huis, schuur en stal werden gemeten op 1.15 are. Een stukje verderop bouwde hij een bakhuis. De schuur werd kort daarop ingericht als werkplaats voor de klompenmaker. Hier beijverden zijn zoons zich in dit ambacht.

Willem overleed in mei 1916. Het huis met de werkplaats en de grond daarachter werden geschat op een verkoopwaarde van 1650 gulden en zou voor dat bedrag overgaan op zijn zoon Klômpe Keubeske. Zo waren de erfgenamen onderling overeengekomen. Daarnaast nam hij ook het huisraad over, samen met het schuur- en akkergereedschap, de klompenmakersspullen en het vee. Alles bijelkaar nog eens geschat op 350 gulden. Eerst na het overlijden van zijn moeder zou Jacob aan zijn broers en zus elk 500 gulden uitkeren. Wel had hij bij de overname de hypotheek op huis en hof tot zijn eigen schuld gemaakt. Verder beloofde Jacob zijn moeder huisvesting, kost, vuur, kleding, oppassing en verder levensonderhoud, zowel in gezonde als zieke dagen.

Jacob Bonné (1886-1970) trouwde in april 1918 met Agnes Daemen (1897-1985) onder huwelijkse voorwaarden. De bruid was nog minderjarig. Er werd bedongen dat de gehele nalatenschap van de eerststervende aan de langstlevende zou toekomen. Agnes was een dochter van Peter Daemen en Helena Cloudt, akkerlieden in de Roskammerheide. Het echtpaar Bonné kreeg zeventien kinderen. Agnes Bonné-Daemen was een sterke, gezonde vrouw, die al haar tijd stak in de zorgen voor haar grote gezin. Zij werd bijna 88 jaar oud. Jacob Bonné maakte nog tot in lengte van dagen klompen voor de boeren.

Moeder Nes Daemen temidden van haar kinderen: Funs, Sef, Fien, Lies, Baer, Jan, Lei, Sjaak, Wiel, Stien, Har, Pierre.
(Uit het foto-album van Jos Bonné, Reutje.)

Heleen Beckers
Nicolaas Beckers stierf in juli 1838 en een jaar later volgde zijn vrouw hem in het graf. Hun dochtertje Heleen (1826-1890) werd toen bij familie in Ophoven ondergebracht. In 1840 kochten de voogden van het meisje het huis van Stoks naast de ouderlijke woning aan de veestraat. De twee huizen werden toen samengevoegd. Naast de woning (95 ca) lagen twee akkers, samen 35.40 are groot.

Heleen trouwde in april 1846 met Renier Muysers (1818-1863) uit Posterholt. Het echtpaar kreeg zes kinderen, waarvan de helft vrij jong stierf. Bleven zoon Jan Hendrik en de dochters Elisabeth en Gertrudis Muysers. De dagloner had ook in Posterholt enkele lapjes grond uit erfenis verworven. Bij elkaar zo’n 30 are groot. Renier stierf in januari 1863.

Heleen Beckers hertrouwde tien maanden later met Jan Renier Smeets (1838-1900) uit Posterholt. Voorheen had de akkerbouwer in Echt geboerd. Uit dit tweede huwelijk werden nog twee kinderen geboren: Elisabeth en Peter Smeets. In de stal stonden twee koebeesten.

Mede in belang van haar voorkinderen besloot de weduwe Muizers in juni 1881, samen met haar tweede echtgenoot, over te gaan tot een openbare verkoop aan de meestbiedende. Huis, tuin en akker, samen 36.35 are groot, werden voor 320 gulden door het echtpaar Smeets zelf aangekocht. Het perceel broek met de waterpoel ging voor 26 gulden over op Herman Giesbers. Het land onder Posterholt werd verkocht voor nog eens 260 gulden totaal. Deze grond stond deels op naam van haar zwager Andries Muizers. Omgerekend zou aan de drie voorkinderen uit de verkoop tesamen 155 gulden toevallen. Kort daarop de inboedel geveild, samen met de akkervruchten. Uit de opbrengst ging 87 gulden naar de kinderen Muizers.

Toen hun moeder in november 1890 stierf, waren de meeste kinderen alweer uithuizig. Alleen haar jongste dochter woonde toen nog thuis. De kinderen Muysers waren vertrokken. Elisabeth was getrouwd met Mathis Veelen, akkerman te Posterholt. Gertrudis woonde in huwelijk met Jacob Sprengers in Herten.

Hun broer Jan Hendrik Muysers had voorheen nog gediend in het leger bij het 2e regiment, 3e escadron huzaren in het garnizoen te Haarlem. Nu was hij getrouwd met Margaretha Bonné. Zij woonden toen nog aan de Roskam, maar zijn kort daarna naar elders verhuisd. Huis en akkers werden berekend op f.500. De huismeubels, zoals kast, kist, stoelen en tafels werden geschat op 100 gulden; evenveel als de koe in de stal. Haar kleren en “lijfstoebehoren” kwamen op zo’n 30 gulden.

Smeets hertrouwde in oktober 1891 met Cornelia van der Vorst (1855-1916). Opnieuw werden twee kinderen geboren: Marie en Willem Smeets. Jan Renier Smeets bleef hier wonen tot zijn overlijden in september 1900.

De akker naast het huis werd kort daarop aan buurman Jan Demarteau verkocht. De weduwe behield het huis met de schuur en de halve akker daarachter, samen 14.50 are. Via Christiaan Cloudt ging de huisplaats in 1905 naar het echtpaar Fieten. Christiaan kwam van de Roskammerheide.

Na het overlijden van zijn vrouw in 1891 was hij met de kinderen naar het Gebroek in de gemeente Melick verhuisd. Kort daarop was de man hertrouwd. Nu zijn tweede vrouw ook was overleden, wilde hij zich opnieuw in het Reutje vestigen. De boerderij op de Roskam was ondertussen op zijn zoon Willem overgegaan. Uiteindelijk besloot de oude man toch maar naar huis terug te gaan.

Bakoven
Jan Fieten (1861-1916) was geboortig van Melick. Zijn ouders hebben daar slechts korte tijd gewoond. Hij was getrouwd met Anna Margaretha Kramer uit Grevenbricht. Het echtpaar woonde al sinds zijn huwelijk omstreeks 1890 in de gemeente.

In 1909 werden huis en schuur nog met een stal uitgebreid. In de tuin werd een bakoven gemetseld. Bij elkaar 14.50 are. Voor de akkerwinning had Jan Fieten verder nog 136 are land gepacht. In de stal stonden een koe en een kalf. Jan stierf in december 1916. Vijf jaar eerder had hij laten vastleggen, dat zijn vrouw het vruchtgebruik van de gehele nalatenschap zou behouden.

Met de dood voor ogen zwoer Jan op zijn sterfdag, dat hij kort voordien van dhr. Smitshuysen f.250 had geleend. De verkoopwaarde van huis, stal, bakoven en akker werden berekend op een verkoopwaarde van duizend gulden. Het vee, huisraad, schuur- en akkergereedschap en de veldvruchten werden geschat op f.1200. Dat was zeker niet weinig.

Hij had toen ook nog meerdere akkers gepacht. De pachtschuld die toen nog open stond bedroeg namelijk f.35 aan de familie Timmermans uit Posterholt, f.42 aan dhr. Geradts op de Aerwinkel en nog eens f.120 aan de gemeente. Nog meer schulden waren te betalen: f.100 aan Servaas Nissen uit Montfort voor geleverd kunstmest, aan de firma Corsten te Roermond f.36 aan kleding en nog f.38 aan molenaar Verbeek voor geleverd meel.

Het zou kunnen dat Fieten, nog voordat Jan Hendriks zijn broodwinkel begon, ook voor de buren in het Reutje brood bakte. In december 1917 nam de weduwe Fieten samen met haar schoonzoon Jacob Eijkelenberg een lening op van 600 gulden bij dhr. B. Verhoeven, fabrikant in Tilburg. Als onderpand stelden zij de boerderij aan de veestraat en de woning van de klompenmaker een weinig verderop.

Precies een jaar later evenwel werden huis en hof van de erven Fieten bij opbod verkocht. Dat gebeurde in het café van Bonné in het Reutje. De boerderij ging toen voor 1805 gulden over op Peter Knoben, die zei de koop aan te nemen mede uit naam van zijn zoon Joseph. Volgens het bevolkingsregister is de weduwe Fieten enkele maanden later samen met haar zoon Gerard verhuisd naar Soerendaal.

Haar dochter Wilhelmina was kort daarvoor in mei 1918 getrouwd met Jacob van der Vorst. Zij woonden toen aan de Roskam. Jacob verdiende zijn brood in de mijn. Zeven jaar later verhuisde hij met vrouw en kinderen naar Sittard. In 1928 vertrok het gezin naar Maarheeze. Alleen Trui Fieten was in het Reutje blijven wonen. In januari 1911 was zij getrouwd met klompenmaker Jacob Eykelenberg. Vijftig jaar later vierde het echtpaar zijn gouden bruiloft.

Joseph Hungerius Hub. Knoben (1888-1964) kwam zelf ook uit het Reutje. Hij was een zoon van Peter Knoben en Elisabeth Cuypers. Joseph trouwde in mei 1919 met Marie Creemers (1888-1964). Het echtpaar kreeg twee dochters en drie zoons. Knoben had nog ander land uit erfenis. De akkers, weien en percelen hakhout werden bij elkaar gemeten op een hectare.

Joseph is een tijdlang voorzitter geweest van fanfare St. Wiro. Daarnaast was hij ook aktief in ander verenigingsleven. De boerderij werd in 1954 uitgebreid. Drie jaar later werden huis, schuur, stal, bakoven en akker verkocht aan hun jongste zoon Theo. Daarbij was evenwel besloten, dat zijn ouders er konden blijven wonen en dat hem het huis eerst na het overlijden van de langstlevende in vol bezit zou toekomen. Het land was onder de kinderen verdeeld als schenking onder levenden.

In 1960 werd naast het oude huis een nieuwe woning gebouwd met kippenhok (10.60) are. Nu zijn het de nummers 13 en 15 aan de St.-Petrusstraat.