In
het grijze verleden zal het wel niet meer dan een voetpad geweest zijn,
vanaf de Aeckerweg een afslag naar de paar huizen die toen samen het Berger
Reutje vormden. Naderhand werd het pad tot veeweg verbreed op aanraden
van de eigenaar van de Aerwinkel. Rond 1800 liet kleermaker Wintjens hier
een huis bouwen. Een eerste uitbreiding van de buurtschap kan men zeggen.
De bewoningsgeschiedenis is dus nog redelijk jong.
Afbeeldingen uit de fotoalbum van Jack Hoks.
|
Laatst bijgewerkt: 14-02-2012 © Jan Ruiten AAN REUTJES VEEWEG
In september 1810 verkochten Henri Deckers,
wever te Heinsberg, en zijn vrouw Gertrude Linssen aan het echtpaar Meyer
van de Aerwinkel hun huis met moestuin, gelegen tussen het Reutjesbroek
en de veestraat. Bij de prijs van 400 francs was tevens een akker inbegrepen.
Het perceel lag op de Kap; dat is aan de kruising van de Vlodropperweg
en de Reutjesweg. De verkoop werd gesloten in het bijzijn van notaris
L. Dirix te Roermond.
Peter Janssen uit Melick Hij was een zoon van Jan Janssen en Sibilla Walraven uit Melick. Zijn zus Elisabeth was getrouwd met Sil Mussers. Peter was derhalve een oom van Sebastiaan en Theodoor Muysers, die naderhand in het Reutje kwamen wonen. Peter Janssen (1785-1855) trouwde op meidag 1806 met Maria Gysbers (1786-1857) uit het Reutje. Het echtpaar kreeg acht kinderen, maar de meesten stierven jong. Derhalve noemen we hier alleen de dochters Elisabeth en Mechteld en hun broer Jan (1823-1874). Peter Janssen had naast huis en tuin
geen ander land. In de stal stond een koe. Peter verdiende de kost als
dagloner. Erg breed zullen ze het wel niet gehad hebben daar aan de veestraat.
In 1847 werd het huis verkocht aan Hubert Dupont, landmeter te Roermond.
Boswachter Demarteau
Naderhand nam zijn zoon Joseph die functie over. In de bevolkingslijst van 1840 staat hij als boswachter vermeld, evenals Willem Brentjens uit het Reutje. Naderhand staat Joseph ingeschreven als jager. In dit verband zal dat wel hetzelfde zijn geweest. Het gezin Demarteau kwam aan de veestraat wonen in het huis van de familie Janssen. Het echtpaar kreeg vijf kinderen: Peter (1836-1868), Willem, Jan, Gertrui en Dina. In 1858 wist Joseph Demarteau het huis terug te kopen. Bij zijn overlijden werd evenwel opgemerkt, dat de goederen op naam stonden van zijn vrouw, die het huis van haar ouders had geërfd! Ook het echtpaar Demarteau had geen ander land van z’n eigen, maar mogelijk wel enkele akkers gepacht. Zoon Willem trouwde in mei 1864 met Catharina
Visschers en ging op de Donk in Posterholt wonen. Daar werden hun negen
kinderen geboren. Jan Demarteau (1844-1928) trouwde in
mei 1872 met An Fellers uit Montfort. De vrouw woonde voordien als meid
bij de familie Heynen op het Houtkempke. An was een zus van linnenwever
Theodoor Feller die een eindje verderop aan Uilenbos
woonde. Kort na de geboorte van haar kind stierf de vrouw in het kraambed. Huis en tuin aan de veestraat werden
na het overlijden van Elisabeth Janssen in oktober 1881
berekend op f.115. De koe en het rind waren duidelijk meer waard, namelijk
f.130. Het huisraad werd geschat op nog eens f.80. Gertrui Demarteau was
toen getrouwd met Willem Timmermans uit Montfort. Zus Dina was met haar
man Willem Bonné een eind verderop aan de Aeckerstraat gaan wonen. Zijn zoons Willem en Joseph Demarteau
gingen begin 1914 ergens in Overijssel tuinieren. Maar niet voor lang.
Enkele jaren later verhuisde Joseph met vrouw en zoontje naar Horn. Willem
vertrok richting Posterholt. Hun broer Jan (1887-1982) werkte aanvankelijk
nog thuis als klompenmaker. Hij trouwde in april 1914
in eerste huwelijk met Leen Peeters. Zes jaar later hertrouwde hij in
november 1920 met Cornelia Gijsberts. “Dorre bomen en sprokkelhout
waren bij het loon begrepen en dit was vaak doorslaggevend, omdat des
zomers de wintervoorraad reeds vergaard moest worden om dan de kachel
aan het branden te kunnen houden.” (M.&R.-bode
dd.16-7-1970.) Daarnaast beakkerde Sil ook nog zijn eigen land.
Er moest hard gewerkt worden om een gezin te onderhouden. Er waren meer
arbeiders in het Reutje, die een dienstverband hadden met de bewoners
van de Aerwinkel. De een als klompenmaker, de ander als pachter van akkerland
en weer anderen als dagloner. (Afbeelding:
St. Petrusstraat 11, ondertussen
vervangen door nieuwbouw. Foto ingezonden
door W. Dohmen, O'berg.)
Willem
overleed in mei 1916. Het huis met de werkplaats en de grond daarachter
werden geschat op een verkoopwaarde van 1650 gulden en zou voor dat bedrag
overgaan op zijn zoon Klômpe Keubeske. Zo waren de erfgenamen onderling
overeengekomen. Daarnaast nam hij ook het huisraad over, samen met het
schuur- en akkergereedschap, de klompenmakersspullen
en het vee. Alles bijelkaar nog eens geschat op 350 gulden. Eerst na het
overlijden van zijn moeder zou Jacob aan zijn broers en zus elk 500 gulden
uitkeren. Wel had hij bij de overname de hypotheek op huis en hof tot
zijn eigen schuld gemaakt. Verder beloofde Jacob zijn moeder huisvesting,
kost, vuur, kleding, oppassing en verder levensonderhoud, zowel in gezonde
als zieke dagen. Moeder Nes Daemen temidden van haar
kinderen: Funs, Sef, Fien, Lies, Baer, Jan, Lei, Sjaak, Wiel, Stien, Har,
Pierre. Heleen Beckers Heleen Beckers hertrouwde tien maanden later met Jan Renier Smeets (1838-1900) uit Posterholt. Voorheen had de akkerbouwer in Echt geboerd. Uit dit tweede huwelijk werden nog twee kinderen geboren: Elisabeth en Peter Smeets. In de stal stonden twee koebeesten. Mede in belang van haar voorkinderen
besloot de weduwe Muizers in juni 1881, samen met haar tweede echtgenoot,
over te gaan tot een openbare verkoop aan de meestbiedende. Huis, tuin
en akker, samen 36.35 are groot, werden voor 320 gulden door het echtpaar
Smeets zelf aangekocht. Het perceel broek met de waterpoel ging voor 26
gulden over op Herman Giesbers. Het land onder Posterholt werd verkocht
voor nog eens 260 gulden totaal. Deze grond stond deels op naam van haar
zwager Andries Muizers. Omgerekend zou aan de drie voorkinderen uit de
verkoop tesamen 155 gulden toevallen. Kort daarop de inboedel geveild,
samen met de akkervruchten. Uit de opbrengst ging 87 gulden naar de kinderen
Muizers. Hun broer Jan Hendrik Muysers
had voorheen nog gediend in het leger bij het 2e regiment, 3e escadron
huzaren in het garnizoen te Haarlem. Nu was hij getrouwd met Margaretha
Bonné. Zij woonden toen nog aan de Roskam, maar zijn kort daarna
naar elders verhuisd. Huis en akkers werden berekend op f.500. De huismeubels,
zoals kast, kist, stoelen en tafels werden geschat op 100 gulden; evenveel
als de koe in de stal. Haar kleren en “lijfstoebehoren”
kwamen op zo’n 30 gulden. De akker naast het huis werd kort daarop aan buurman Jan Demarteau verkocht. De weduwe behield het huis met de schuur en de halve akker daarachter, samen 14.50 are. Via Christiaan Cloudt ging de huisplaats in 1905 naar het echtpaar Fieten. Christiaan kwam van de Roskammerheide. Na het overlijden van zijn vrouw in 1891 was hij met de kinderen naar het Gebroek in de gemeente Melick verhuisd. Kort daarop was de man hertrouwd. Nu zijn tweede vrouw ook was overleden, wilde hij zich opnieuw in het Reutje vestigen. De boerderij op de Roskam was ondertussen op zijn zoon Willem overgegaan. Uiteindelijk besloot de oude man toch maar naar huis terug te gaan. Bakoven In 1909 werden huis en schuur nog met een stal uitgebreid. In de tuin werd een bakoven gemetseld. Bij elkaar 14.50 are. Voor de akkerwinning had Jan Fieten verder nog 136 are land gepacht. In de stal stonden een koe en een kalf. Jan stierf in december 1916. Vijf jaar eerder had hij laten vastleggen, dat zijn vrouw het vruchtgebruik van de gehele nalatenschap zou behouden. Met de dood voor ogen zwoer Jan op zijn sterfdag, dat hij kort voordien van dhr. Smitshuysen f.250 had geleend. De verkoopwaarde van huis, stal, bakoven en akker werden berekend op een verkoopwaarde van duizend gulden. Het vee, huisraad, schuur- en akkergereedschap en de veldvruchten werden geschat op f.1200. Dat was zeker niet weinig. Hij had toen ook nog meerdere akkers gepacht. De pachtschuld die toen nog open stond bedroeg namelijk f.35 aan de familie Timmermans uit Posterholt, f.42 aan dhr. Geradts op de Aerwinkel en nog eens f.120 aan de gemeente. Nog meer schulden waren te betalen: f.100 aan Servaas Nissen uit Montfort voor geleverd kunstmest, aan de firma Corsten te Roermond f.36 aan kleding en nog f.38 aan molenaar Verbeek voor geleverd meel. Het zou kunnen dat Fieten, nog voordat Jan Hendriks zijn broodwinkel begon, ook voor de buren in het Reutje brood bakte. In december 1917 nam de weduwe Fieten samen met haar schoonzoon Jacob Eijkelenberg een lening op van 600 gulden bij dhr. B. Verhoeven, fabrikant in Tilburg. Als onderpand stelden zij de boerderij aan de veestraat en de woning van de klompenmaker een weinig verderop.
Precies een jaar later evenwel werden huis en hof van de erven Fieten bij opbod verkocht. Dat gebeurde in het café van Bonné in het Reutje. De boerderij ging toen voor 1805 gulden over op Peter Knoben, die zei de koop aan te nemen mede uit naam van zijn zoon Joseph. Volgens het bevolkingsregister is de weduwe Fieten enkele maanden later samen met haar zoon Gerard verhuisd naar Soerendaal. Haar dochter Wilhelmina was kort daarvoor in mei 1918 getrouwd met Jacob van der Vorst. Zij woonden toen aan de Roskam. Jacob verdiende zijn brood in de mijn. Zeven jaar later verhuisde hij met vrouw en kinderen naar Sittard. In 1928 vertrok het gezin naar Maarheeze. Alleen Trui Fieten was in het Reutje blijven wonen. In januari 1911 was zij getrouwd met klompenmaker Jacob Eykelenberg. Vijftig jaar later vierde het echtpaar zijn gouden bruiloft. Joseph Hungerius Hub. Knoben (1888-1964) kwam zelf ook uit het Reutje. Hij was een zoon van Peter Knoben en Elisabeth Cuypers. Joseph trouwde in mei 1919 met Marie Creemers (1888-1964). Het echtpaar kreeg twee dochters en drie zoons. Knoben had nog ander land uit erfenis. De akkers, weien en percelen hakhout werden bij elkaar gemeten op een hectare. Joseph is een tijdlang voorzitter geweest
van fanfare St. Wiro. Daarnaast was hij ook aktief in
ander verenigingsleven. De boerderij werd in 1954 uitgebreid. Drie jaar
later werden huis, schuur, stal, bakoven en akker verkocht aan hun jongste
zoon Theo. Daarbij was evenwel besloten, dat zijn ouders er konden blijven
wonen en dat hem het huis eerst na het overlijden van de langstlevende
in vol bezit zou toekomen. Het land was onder de kinderen verdeeld als
schenking onder levenden.
|