Dubbelhuwelijk van de zussen
Leen en Trui (r.) Eykelenberg met Sef Hoks (l.) en Wiel Daemen.
Voor het nieuwe café van Sjaak Hoks in 1937.
(Foto: Jack Hoks, Reutje.)
Uit De Nieuwe Koerier van dd.
24-03-1897. Openbare verkoop door de weduwe van P. van Cruchten.
|
Laatst
bijgewerkt: 28-1-2012 © Jan Ruiten
EEN
NIEUW BEGIN
De voorouders van
Frans Eyckelenbergh, geboortig van Maasniel, zijn te vinden in Maasbracht.
55-jaar oud, na overlijden van zijn vrouw, zonder goederen van z'n
eigen, begon de oud-soldaat opnieuw met de 25 jaar jongere Marie
Konings. Via hun twee zoons werd de familienaam in het Reutje e.o.
voortgezet.
Aanvankelijk leek het erop dat Francis
Eyckelenbergh (1797-1858) kinderloos zijn levensavond zou slijten.
Na het overlijden van zijn vrouw kocht hij een lapje grond in het Reutje
en bouwde er zijn huis. Uit zijn tweede huwelijk zijn hem drie kinderen
gebleven.
Als oud-militair was Francis ingetrouwd bij de familie Van Helden aan
het Brentje. Het wel en wee over zijn eerste huwelijk is te vinden op
de vorige pagina: “Aan Brentjen”. Hier gaan we verder met
een nieuw begin.
Na het overlijden van zijn vrouw begon
Francis Eyckelenberg in het Reutje een tweede leven. Op 55-jarige leeftijd
hertrouwde de oud-soldaat in juni 1846 met Marie Konings (1815-1879).
Het eerste huwelijk was kinderloos gebleven. Nu werden twee zoons en een
dochter geboren.
Goederen van z’n eigen had hij niet, maar met zijn zwager Brentjens
gooide hij het op een akkoord. Nog in 1846 kocht deze een stukje grond
(0.75 are) uit de nalatenschap van wijlen Gerard van Helden en liet daarop
een nieuw huis bouwen aan de veestraat. In november 1847 werd daar de
kleine Hubert geboren.
Willem Brentjens (1787-1862) liep al tegen de zeventig,
toen de 27-jarige Frans Hoeks in het Reutje kwam wonen als rijksveldwachter.
De oude man verkocht zijn huisje aan Linssensteeg aan de kinderen van
wijlen Pieter van Helden en sleet zijn oude dag in het gezin van Eyckelenberg.
Deze had het huis in 1853 in eigendom verworven. Vijf jaar later vond
er een kleine aanbouw plaats en werd de huisplaats uitgebreid tot 1 are.
Na het overlijden van Francis in september 1858 bleef zijn vrouw achter
met de drie kinderen. In november 1860 hertrouwde Marie Konings met Peter
Linssen (1817-1868), weduwnaar. Vervolgens is de vrouw nog een
derde keer getrouwd met Martin Ingenhut uit Melick en
een vierde keer (in 1875) met Willem Fieten, weduwnaar
en landbouwer in het Zittart. Daar ging Marie toen wonen tot haar overlijden
in mei 1879.
Haar oudste zoon werd hier ondertussen als gezinshoofd genoemd. Het huis
werd geschat op f.95. Marie Konings was voor ongeveer 1/3 deel daarin
gerechtigd. Het huisraad in het Zittart, het akkergereedschap, de veldvruchten
en het vee werd toen berekend op liefst 270 gulden.
Dat was zeker niet gering. Daarin was zij voor de helft berechtigd. We
kunnen er uit opmaken, dat de vrouw met haar laatste huwelijk een goede
partij had gemaakt. Marie had immers ook nog belang in de goederen van
Fieten, voor nog eens in totaal f.110.
----------------------------------------------------------------------------------------------
Veiling van roerende goederen in het Sittard, mei 1879: (geen
bedden met toebehoor), 4 kasten, 3 tafels,
7 stoelen, 2 banken, kastje, kist, planken bank, 4 schilderijen, klokkenkast
en klok, 2 kagchels met toebehoor, hekel, glazen kasje, spiegel, 7
schilderijtjes, 2 lampen en 3 luchters, stortbank, kolenbak;
porcelein, borden, kopjes, 14 tinne lepels, 6 vorken, tinne kan, 2
roompotten, koffiemolen en 3 -potten, kruik, pan, kom, lepelrekje,
doorslag, trommel, blikke ketel, steene potten, aarde schotel, 3 kruiken,
watermoor, 2 keteltjes, 2 emmers, 2 gieters, strijkijzer, broodmooi,
3 moestonnen, meel-zak;
korf, waschkuip, 3 ziffen, punder, 4 ketels, 2 wannen, vlaszwang,
2 spoelen en haspel, stroovat, zaaikorf, draaivat, 4 rekken, ketting,
bijl, koeketel, kortzaag, rieken en schoppen, graszaag en heihak,
2 mesthaken, aax, snijkist met mes, 2 kruikarren, ossentuig, zaal
en ligtriem, ploeg, 2 eggen, kar, klingen, ladder; hoe-veelheid vlas;
12 kippen, koe, kalf en geit.
-----------------------------------------------------------------------------------------------
Op de veiling boden de kinderen Eykelenberg
ijverig mee, terwijl Willem Fieten zelf ook nog enkele spullen overnam.
Behalve meerdere naburen uit het Reutje waren ook inwoners uit Linne,
Herten, Montfort, Posterholt en Melick op de verkoop afgekomen. Er was
blijkbaar veel belangstelling voor. Natuurlijk brachten de beesten ook
hier het meeste op. Andere grote stukken waren de kar, het draaivat(?),
de kachels en kasten.
Hubert Eyckelenberg
Zoon Jan trouwde met Catharina Wolters uit Posterholt. Het gezin ging
daar toen op de Donk wonen. Odilia Eykelenberg vertrok naar Dusseldorf.
Kort daarop trouwde zij (in 1880) met August Mennicken, olieslager in
Burgwaldniel.
Hun broer Hubert (1847-1918) was in september 1872 getrouwd met Marie
Cuypers (1850-1921), dochter van Willem Cuypers en Barbara Roemen uit
het Reutje. Hun vijf kinderen werden hier geboren: dochter Anna en de
zoons Willem, Jan, Jacob en Frans.
Pas na het overlijden van zijn moeder gingen huis en erf in 1880 definitief
op Hubert over. Hij liet daarop de woning afbreken en nieuw opbouwen.
Tegelijk werd de huisplaats uitgebreid met een tuin tot 2.75 are. Van
de aanpalende grond werd in 1896 van de erven Van Helden in Putbroek en
Waldvucht nog eens 27.80 are aangekocht.
De meeste kinderen verlieten het nest en gingen elders in de kost. In
1910 had Hubert 130 land onder de ploeg. Zo’n derde deel was van
z’n eigen, de rest had hij gepacht. In de stal stonden een koe en
een kalf, terwijl 10 kippen op het erf rondscharrelden.
Bij het overlijden van hun vader in april 1918 werden nog vier kinderen
genoemd. Barbara woonde in Posterholt als weduwe van
Jan Cuypers. Haar broer Johan werkte daar als arbeider. Willem boerde
in het Reutje, terwijl Jacob de kost verdiende als klompenmaker.
Voorheen al, in 1915, hadden hun ouders huis en hof in het Reutje aan
de jongste zoon vermaakt, onder het beding dat zij voorlopig het recht
van vruchtgebruik behielden. Met het overlijden van zijn moeder Marie
Cuypers in mei 1921 verwierf Jacob de boerderij in volle eigendom.
Willem Eijkelenberg
In oktober 1899 trouwde Willem Eijkelenberg (1875-1953) met Elisabeth
Smeets (1871-1961), geboren aan de Aerwinkelsweg als dochter van Jan Smeets
en Margaretha Sliepen. Datzelfde jaar hebben zij een huis met tuin aan
de Reutjesweg gekocht.
Kort daarop veranderde het echtpaar zijn plannen Het huis werd verkocht
en het jonge paar vertrok naar Duitsland. In Dulken verdiende
Willem de kost als dienstknecht. Daar werden ook hun drie oudste kinderen
geboren: Maria, Margaretha en Heinrich.
Daarop keerde Willem met vrouw en kinderen in april 1904 terug naar het
Reutje. Dus lang zijn ze er niet gebleven. Op de akker die zijn vader
in 1896 had aangekocht, bouwde Willem toen zijn huis met schuur en stal.
Hier werden nog vijf kinderen geboren. Van de akker ging grond af en er
kwam grond bij.
In
1910 stonden slechts 6 are land op zijn naam. Voor de akkerwinning had
hij derhalve nog anderhalve hectare land in pacht genomen. In de stal
stond een koe die zojuist gekalfd had, terwijl op het erf slechts vier
kippen rondscharrelden.
De zoons Heinrich en Herman gingen werken op de eiermijn in Roermond.
Ook hun zussen gingen met tussenpozen in de stad werken. Heinrich
Eijkelenberg (1904-1979) trouwde in juli 1927 met Dina Daemen
(1904-1993). Meteen ging het echtpaar aan de hei wonen.
Zes jaar later nam het gezin zijn intrek in het huis van winkelier Storms,
die met vrouw en kinderen naar Munstergeleen was vertrokken. Hij ging
in de mijn werken. Kort daarop kocht Heinrich het winkelhuis met schuur,
stal en tuin. Heinrich verdiende sindsdien de kost als koopman in koloniale
waren. Het echtpaar Eijkelenberg kreeg vier zoons en vier dochters. De
boerderij werd in 1966 tot woonhuis verbouwd. (Nu is dat Aerwinkelsweg
5.)
Keub Eyckelenberg
Eind 1915 had
het echtpaar Eyckelenberg de boerderij verkocht aan hun zoon Jacob, die
als enige thuis was gebleven. Het huis met de schuur, stal, tuin en akker
(samen 22.75 are groot) werden geschat op een verkoopswaarde van 700 gulden,
maar werd voor 400 gulden aan hem overgelaten.
Daarbij kwam nog dat hij de koopsom mocht beschouwen als een renteloze
lening. Keub Eijkelenberg (1884-na 1963) was in januari 1911 getrouwd
met Trui Fieten (1889-1963). Zij hebben elkaar in Dulken leren kennen.
Daar werkte Keub bij een boer op de Kemper Mühle. Toch moeten zij
elkaar al eerder zijn tegengekomen. Trui was namelijk een dochter van
Jan Fieten en Anna Marg. Kramer. Haar ouders waren in 1905 aan Reutjes
veestraat* komen wonen.
In juni 1917 sloot Keub op huis en hof een hypotheek van 800 gulden af
bij de plaatselijke Boeren-leenbank. Een half jaar later nam de klompenmaker
opnieuw een lening op van 600 gulden. In augustus 1918 volgde andermaal
een lening van liefst 1500 gulden bij het echtpaar Lisges-Gerhards in
Roermond. In die jaren liet het echtpaar Eyckelenberg de boerderij verbouwen.
Tegelijkertijd werd in de tuin een bakhuis gemetseld.
Het echtpaar Eyckelenberg kreeg vier meisjes en zeven jongens. In die
tijd was er nog veel vraag naar klompen als dagelijks schoeisel. Keub
Eyckelenberg was een van de vijf klompenmakers in het Reutje van voor
de oorlog. Ruim tien jaar na zijn huwelijk heeft hij dit handwerk nog
uitgeoefend. Daarnaast was hij werkzaam bij de ontginningen nabij de Pepinusbrug
en in de Slufferd onder Echt. Naderhand werkte Keub bij
houthandel Smeets.
Bij hermeting bleken huis en hof met het land daarachter 26.75 are groot
te zijn. Het totale grondbezit telde ruim 40 are. Daarbij kwam in 1928
het huis op het Houtkempke aan de overkant van de straat, samen met de
tuin en de wei daarachter 15.15 are groot. Hij had het boerderijtje gekocht
van zijn zwager Jacob van der Vorst, die met vrouw en kinderen toen naar
Maarheze verhuisde. In 1961 werd de huisplaats gesplitst. Zelf behield
hij het ander huis met erf, tuin en bakhuis.
Foto: Maas- en Roerbode dd. 10-1-1961.
Het Houtkempke in het Reutje
Bair Eykelenberg (1911-1990) was getrouwd met Marie Werens
uit Posterholt. Zij kwamen hier in oktober 1941 op het Houtkempke wonen,
dat tot die tijd meerdere huurders had gekend. Ook een broer en twee zussen
van zijn vrouw waren meegekomen.
De toegang tot het Reutjesbroek lag vanouds
tussen Linssenhof en het “Houtkempken”. Deze akker is bijna
5 are groot. Als huisplaats heeft deze plek jonge geschiedenis. In 1820
stond de grond nog als moestuin op naam van Anna Maria van Helden, tante
van Hendrik van den Bosch. Evenals enkele stukken in
het broek ging de grond over op diens kinderen.
In 1858 werd daarop een nieuw huis gebouwd
voor zijn dochter Odilia (1818-1893). De vrouw was in april 1854 getrouwd
met Theod. Heynen (1833-1892) uit Linne. Het echtpaar
kreeg drie kinderen. In huis woonde ook nog Anna Maria Feller (1843-1872)
uit Montfort. (Zij trouwde enige tijd later met Jan Demarteau uit het
Reutje.)
Via een omweg verwierf Heynen nog vier akkers, afkomstig van Ruth Peeters
en Dirk van den Bosch. Bij elkaar toch maar zo'n 30 are. De boerderij
en de andere erfgoederen stonden voor de helft op naam van Hendrina, die
in Echt was gaan wonen. In de stal stonden hoogstens twee koeien. Het
waren de dochters Maria, Catharina en Aldegonda Heynen die uiteindelijk
de goederen van de erven Van den Bosch overnamen.
-
Aldegonda Heynen (1861-1903) trouwde in oktober 1885
met Jacob Bonné (1860-1837). Uit de erfenis van haar ouders kreeg
zij twee akkers, samen 18.60 are groot. Hun huis stond naast de boomgaard
van Linssenhof (St.-Petrusstraat 5).
- Maria Heynen (1854-1916) trouwde in juni 1878 met Peter
van Cruchten (1838-1896), weduwnaar van Agnes van Cann. Het gezin woonde
een tijdlang op ‘t Huuske in de buurtschap Paarlo. Marie erfde in
1894 het huis met schuur, stal, erf en tuin op het Houtkempken en de wei
daarachter.
Na het overlijden van haar man keerde zij met haar vier kinderen terug
naar het Reutje. Waarschijnlijk was dat omtrent april 1897 toen de weduwe
en haar kinderen overgingen tot een veiling van roerend goed.
De opzet was niet om van de spullen af te komen, maar de opbrengst -bijna
1700 gulden- zou gemakkelijker onder de erfgenamen te verdelen zijn. Het
overgrote deel van de inboedel werd dan ook door de verkopers zelf weer
opgekocht, met name door haar stiefzoon Caspar van Cruchten.
Van de veestapel nam Marie, die kleiner ging wonen, alleen nog een koe
en een varken mee. Naast 24 are van haar eigen had de vrouw nog 130 are
akkerland in pacht genomen. Twee koeien stonden op stal en verder werden
in 1910 nog 17 kippen geteld. Zonder knecht in huis moet haar zoon al
vroeg de akkerwinning hebben overgenomen. Haar dochters gingen elders
in de kost.
Na haar overlijden in januari 1916 ging
de boerderij op Sef van Cruchten (1885-1921) over. Zijn
drie zussen waren toen als dienstbode elders uitbesteed. Sef trouwde in
april 1918 met Marie Jeurissen (1890-1966) uit Vlodrop. Het echtpaar kocht
verder nog enkele stukken grond, voor de akkerwinning.
Daarnaast werkte Sef van Cruchten als tuinman op de Aerwinkel.
Zo gebeurde het, dat hij tijdens zijn werk in januari 1921 uit een boom
viel. Kort daarop overleed hij aan de gevolgen. Zijn goederen in het Reutje
-inclusief kapitaal, huismeubels, vee, akkergereedschappen, granen en
gewassen- werden berekend op een totaal van f.3800.
Verder had hij nog een aandeel in de bezittingen van zijn oom (?) Josef
van Cruchten, bestaande uit huizen en land, een “brikkenbakkerij”
in Posterholt, obligaties en andere waardepapieren. Zijn geringe aandeel
hierin werd berekend op toch nog 300 gulden. Enkele jaren later verkocht
de weduwe van Cruchten het Houtkempken met het land en verhuisde zij met
haar twee zoontjes naar Melick.
St.-Petrusstr. 9
De boerderij werd verkocht aan Jacob van der Vorst uit
Posterholt. Tot dien had hij met vrouw en kinderen in Sittard gewoond.
Jacob verdiende zijn brood immers in de mijn. Drie jaar later alweer trok
hij verder naar Maarheeze. De nieuwe eigenaar was klompenmaker Jacob Eykelenberg
uit het Reutje. Hij woonde met zijn kinderrijke gezin aan de overkant
van de weg.
De huurders van het Houtkempke volgden elkaar op. Eerst
was dat het gezin Oetmans uit Posterholt, twee jaar later gevolgd door
mijnwerker Hendriks uit het Reutje. Toen Oetmans in de zomer van 1932
naar Lerop verhuisde, ging Hendriks op zijn beurt in het leegstaande huis
wonen. Vervolgens kwam hier het gezin van kleermaker Derix uit Posterholt
wonen.
Nadat de boerderij enkele jaren leeg bleef staan, nam Bair Eyckelenberg
in oktober 1941 zijn intrek op het Houtkempken. In 1967 verkocht hij huis
en hof aan zijn broer Jan, mijnwerker van beroep. De kadastrale leggers
geven over de hele periode geen bouwaktiviteiten. Toch zullen er tussentijds
wel de nodige reparaties aan het huis verricht zijn.
In 1954 kocht Bair het huis met toebehoor van zijn ouders. Maar al in
1949 had hij van de erven Schmits het huis gekocht, dat Peter Rijks in
1901 aan Brentjen had gebouwd. (St.-Petrusstraat 20.) Daar moeten zij
dan ook zijn gaan wonen. Het Houtkempke met de wei daarachter verkocht
Bair in 1967 aan zijn broer Sjeng.
Heel zijn leven heeft gestaan in het teken van het boerenleven en hield
achtereenvolgens koeien, kuikens en paarden. Daarnaast werkte hij tot
op het laatst nog in zijn tuin, tot hij door een noodlottig ongeval om
het leven kwam.
Sjeng Eykelenberg (1919-2000) woonde tot 1959 in Linne.
Hij was mijnwerker van beroep. Naast de ouderlijke woning bouwde hij toen
een nieuw huis. (St.-Petrusstraat 20a.) Enkele jaren later verwierf hij
ook de rest van de grond. Vervolgens verkocht hij in 1966 het oude huis
-zonder de akker- aan Jan Willem Bos uit Herkenbosch, plaatwerker. Huis
en tuin werden gemeten op 4.25 are. (St.-Petrusstraat 22.) Aan drie zijden
grensde het huis aan land van Sjeng Eykelenberg, bij elkaar 28.45 are
groot.
Van zijn broer kocht Sjeng in 1967 de boerderij op het Houtkempke. Hij
ging er met zijn vrouw Dina en de kinderen wonen. (Nu is dat St.-Petrusstraat
9.)
De jaartallen van overdracht van huis en grond zijn steeds gebaseerd op
gegevens uit de kadastrale leggers.
Eijckelenberg of Eykelenberg?
That’s the question. De kinderen van Francis en Marie Konings werden
om en om ingeschreven als Eykelenberg en Eykelenbergh.
Jan heeft die h mee naar Posterholt genomen. In de volgende generatie
was de schrijfwijze merendeels Eyckelenberg, behalve bij Willem.
Toen noteerde de ambtenaar Eijkelenberg. Deze schrijfwijze is
bij zijn kinderen aangehouden.
|