Echtp. Janssen-Gijsberts
Na
het overlijden van Martin Hilwegen gingen zijn bezittingen over op zijn
twee dochtertjes Catharina en Cornelia. Wat daaraan voorafging staat
op de vorige pagina (“De rentmeesterswoning”). Op deze pagina
komt eerst de lijn van Catharina Helwegen aan de orde; wat ons voert
naar het huis aan de overkant van de straat: nu Aerwinkelsweg 7. De
bijgevoegde stamboom laat de ingewikkelde familieverhoudingen zien.
Helwegen, Montforts, Wilms, Konings, Paulissen en Dohmen.
Eenvoudiger loopt de lijn via Cornelia Helwegen, die in Maasniel trouwde
met Pieter Giesbers. Ook nu werd het oude huis afgebroken en (ernaast)
nieuw opgebouwd: Aerwinkelsweg 8.
Rechts: nieuwe versie van stamboom dd. 3-4-'12.
EchtpaariJanssen-vanideriBorg
(FotoiWimiJanssen,iOosterwolde)
|
Laatst bijgewerkt: 31-12-2012 © Jan
Ruiten
DE
MEISJES HELWEGEN
Na het overlijden
van Martin Hilwegen gingen zijn bezittingen over op zijn twee dochtertjes
Catharina en Cornelia. Wat daaraan voorafging staat op de vorige
pagina (“De rentmeesterswoning”). Op deze pagina volgen
we eerst de lijn van Catharina Helwegen en haar nakomelingen; wat
ons voert naar het huis aan de overkant van de straat: nu Aerwinkelsweg
7. De bijgevoegde stamboom laat de ingewikkelde familieverhoudingen
zien. Helwegen, Montforts, Wilms, Konings, Paulissen en Dohmen.
Eenvoudiger loopt de lijn via Cornelia Helwegen, die in Maasniel
trouwde met Pieter Giesbers. Ook nu werd het oude huis afgebroken
en (ernaast) nieuw opgebouwd: Aerwinkelsweg 8.
1. CATHARINA HELWEGEN
Uit het huwelijk van Martin Helwegen met Gertrudis Beurskens
waren twee dochters geboren. De meisjes zouden naderhand in gelijke maat
van hun ouders erven. Cornelia, de jongste van de twee, ging in Leeuwen
als dienstmeid werken.
Catharina Helwegen (1754-1830) trouwde in september 1783 met Dominique
Montforts (1759-1820). Het echtpaar ging wonen in het huis van
Helwegen aan de Aerwinkelsweg met de tuin en de wei daarachter.
Op de Tranchotkaart van omstreeks 1807 staan hier al twee gebouwen ingetekend.
Van de huisplaats zou Montforts naderhand de helft ter grootte van 6.65
are overhouden. De andere helft (5.80 are groot) was op strodekker Gysberts
overgegaan. Dominique begon met een koe en in 1790 werd hij al voor 4
koeien aangeslagen. Toch werd de boerderij gerekend onder de kleinste
huizen in de gemeente. Hoewel uit dit huwelijk zes kinderen werden geboren,
zou alleen hun dochter Gertrudis haar ouders overleven.
Dominique was een zoon van Steven Montforts en Anna van der Bergh. Rond
1800 had hij zo’n 4 morgen (ongeveer 150 are) land onder de ploeg,
merendeels ingezaaid met rogge. Daarnaast beschikte hij evenals meer boeren
in het Reutje over een vlasakker. De dagloner had verder geen ander land
in pacht. In de stal stonden nog maar 2 koeien.
Nadat Dominique Montforts in september 1820 was gestorven, werd de nalatenschap
beschreven, bestaande uit het huis met schuur en tuin en 33 are akkerland.
Tien jaar later stierf zijn vrouw in januari 1830. Het akkerland bedroeg
nu 47 are. En toch is het allemaal meer geweest. Toen in 1820 de gemeente
werd opgemeten, werd het land van het echtpaar Momfers berekend op bijna
het dubbele, namelijk zo'n 87 are, verdeeld over zes stukken. In feite
is dit de helft van genoemde 4 morgen land, aangevuld met twee akkers
die tijdens het huwelijk waren aangekocht. En zoveel ging ook op hun dochter
over. De andere helft was bij de erfdeling in 1814 overgegaan op haar
tante Cornelia Helwegen, de weduwe Gijsbers.
Jan Willems uit Maasbracht
Na de opdeling van huis en hof had Dominique Montforts aan de overkant
van de weg een schuur getimmerd. Omstreeks 1820, ofwel kort daarna heeft
zijn schoonzoon de schuur tot woning omgebouwd. Op de kadasterkaart zien
we een boerderij van het veel voorkomende langgeveltype
met een uitbouw aan de achterkant. Het woongedeelte lag aan de straat.
Daarachter was de koestal met de voederplaats. Het derde element werd
gevormd door de schuur met de dorsvloer. Het “kleine huisje
met stal en moeshofke” werd gemeten op zo’n 15 are.
Het oude huis werd tijdelijk verhuurd aan het gezin Beckers en nadien
alleen nog als berging gebruikt. Achter het vervallen woonhuis stonden
negen bomen. Catharina Hilwegen sleet haar levensavond in haar nieuwe
woning aan de Aerwinkelsweg. Daar woonde ook haar dochter Gertrudis met
haar drie kinderen. Linnerd Smeets uit Waldvucht werkte als knecht op
het land, terwijl de jonge Odilia Cloudt meehielp in de huishouding.
Gertrudis Montforts (1793-1852) was in eerste huwelijk
in januari 1817 te Linne getrouwd met Jan Willems (1783-1828), zoon van
Nicolaes Willems en Maria Mestrom, akkerlieden te Maasbracht. Van zijn
ouders had Jan 3 hectare land geërfd. Tijdens zijn huwelijk had het
echtpaar uit de gemeente nog 1 hectare woeste grond gekocht in de Ros-kammerheide.
De akkerman is er niet toe gekomen het perceel te ontginnen. Jan liet
zijn vrouw met drie kinderen achter: Dominiek, Hendrik en Nicolaas. De
weduwe Willems had naast huis, tuin en schuur nog vijf akkers op haar
naam staan. Met de schaapswei in het Reutjesbroek komen we op ruim 216
are. Verder was er na-tuurlijk nog de grond in Maasbracht, die Jan van
zijn ouders had geërfd.
Gertrudis hertrouwde eerst in september 1831 met Willem Konings
(1791-1859), weduwnaar van Margaretha Hommen. Tot dien heeft hij in het
dorp gewoond. Naast akkerman was Willem van jongsaf ook klompenmaker van
z’n stiel. In augustus 1837 werd uit dit tweede huwelijk nog een
dochtertje geboren, Odilia genaamd. De opbrengsten uit de akkerwinning
moeten gering geweest zijn. In de stal stond nog maar een koe.
Willem begon in het Reutje een winkel (aan de overkant van de weg). In
februari 1849 beleende het echtpaar de boerderij met het land voor 400
gulden. Zijn voordochter Catharina trouwde in september 1847 met Peter
Gevels. Uit dit huwelijk werden twee dochters geboren. Na het overlijden
van haar man, kwam Catharina met de meisjes bij haar vader inwonen. In
februari 1855 hertrouwde zij met Theod. Peters uit Wildenrath. Het echtpaar
kreeg vier zoons. Een andere dochter van Willem, Marie Konings, trouwde
met Frans Eyckelenberg*. Zij woonden aan de andere kant van het gehucht.
(De overige kinderen staan niet in de stamboom vermeld.)
Kort na het overlijden van Gertrui Montforts in oktober 1852 werd de hele
inboedel aan huis geveild. Dat leverde ruim 125 gulden op. Natuurlijk
kocht de familie zelf ijverig mee. De rest ging naar de naburen. Haar
zoons Dominiek en Hendrik waren al voor hun eigen begonnen en hadden er
geen baat bij om de spullen aan hun stiefvader over te laten.
Twee maanden later werden ook de vaste goederen aan de meestbiedenden
verkocht. Dat waren vooreerst een huis met aangelegen tuin in het Bergerreutje,
groot 6.35 are. Nog een huis (lees: schuur) met tuin aan de overkant van
de weg, groot 6.55 are. Daarbij kwam 40 are land, verdeeld over vijf percelen
en ten slotte een stuk hei en wei tesamen ruim 130 are groot.
----------------------------------------------------------------------------------------------------
Boedelverkoop okt. 1852: (een grote)
tafel (en 3 kleinere) tafels met tafellakens, (3) kasten,
een kist en gordijenen, een beddezak, lakens, wolle dekens, sprei, hoofdpul-ling
(=kussen), en een bedtje;
een kaggel met pijpen, klok, schilderijen en spiegel en een lamp;
een koffiedoos en -molen, (3) koffiepotten, theepot, melkpot en moor,
een zout-tromp, peperbus, koekepan, roompotten, rekken, aarde potten,
kruiken, doorslag, potten en kannen, tinne borden en kompen, tellers
en tassen, lepels en vorken, een schotel, een boterstang, moeston, een
oliekruikje en -vaatje;
een balance met gewigt, een punger, korven en ketels, een stortbank,
zak met hop, zigten en spoelen, een haspel, zif, strooikop, zagen, een
aax en beitel, een reek en een schutgaffel, een snijkist, tonnen, (3)
schurgkarren (=kruiwagens), een mooi (=deegbak),
een heep, zif, emmer en koeketel en een kasserol (=katrol);
een koe en een rund.
-----------------------------------------------------------------------------------------------------
De openbare verkoop van het onroerend
goed werd gehouden in de herberg van Dominiek Willems, die toen met vrouw
en kinderen op Paarlo woonde. Of er meer bieders op de veiling zijn afgekomen,
is niet bekend. Alle goederen gingen over op Dominiek zelf voor een totaalbedrag
van precies 1.111 gulden, te betalen in gangbare zilveren munten. Zoveel
geld hoefde hij evenwel niet neer te tellen, omdat hijzelf voor een derde
deel mede-eigenaar was.
Dominiek Wilms en zijn drie kinderen
De gebroeders Willems kwamen overeen om ook de landbouwgrond in de gemeente
Maasbracht te verkopen, bestaande uit acht akkers en een perceel hakhout
en dennenbos op de Bekerheide. Geen van beiden had er nog baat bij het
land aldaar aan te houden. De verkoop bracht 1180 gulden op. Dominiek
kon zijn aandeel goed gebruiken voor de aanbetaling van zijn bezittingen
in het Reutje. Gelijk vernieuwde hij genoemde hypotheek. Hoewel hij de
huizen meteen met Pasen 1853 kon aanvaarden, is Dominiek voorlopig aan
Paarlo blijven wonen.
Eerst na het overlijden van Willem Konings keerde hij in december 1859
met vrouw en kinderen terug naar de boerderij in het Reutje. Bij het weinige
dat Willem naliet, behoorde ook nog het “klompengetuig”.
Kort daarop kocht Dominiek van zijn broer en halfzus de twee akkers die
zij tot dan toe nog in gezamenlijk bezit hadden. Hendrik was toen alweer
weduwnaar van Marie Zeegers, jongere zus van de pachter op Linssenhof.
Het echtpaar Willems had een winkel aan de Donck in Posterholt. Zij verkochten
koffie, tabak en andere kleinigheden, maar ook linnendoek en klompen.
Daarnaast akkerde Hendrik ook nog op het land. Zijn vrouw liet hem achter
met vijf jonge kinderen.
Dominiek Wilms (1821-1903) was getrouwd met Catharina
Cox (1822-1884) uit Posterholt. Uit dit huwelijk zijn drie kinderen bekend,
te weten: Gertrudis (1845-1926), Hendrik (1847-1916) en Anna (1856-1937).
Aanvankelijk woonde het jonge gezin nog in Posterholt. Kort na de geboorte
van de oudste verhuisde Dominiek naar Maasbracht. Daar werd Hendrik geboren.
Nadien ging de akkerman op Paarlo boeren. Toen hij terugkeerde naar het
huis aan de Aerwinkelsweg, is het gezin Peters verderop in het Reutje
gaan wonen.
Dominiek moet goed geboerd hebben. De grond in de Roskammerheide had hij
al verkocht, toen hij zijn grondbezit verder met enkele aankopen uitbreidde.
Huis, erf, tuin, boomgaard, akkers en weiland werden naderhand gemeten
op 182 are. Bij de telling van 1863 stonden twee koeien in de stal, een
rund en een kalf. Toch was hij genoodzaakt om de oude lening te vervangen
door een hypotheekstelling van 550 gulden. Dertig jaar
later werd deze lening andermaal vernieuwd om verjaring te voorkomen.
In 1876 werd het oude huis aan de overkant
van de weg, dat toen waarschijnlijk enkel als berging werd gebruikt, afgebroken.
Al in 1852 scheelde de verkoopprijs van dit “tweede huis”
met de boerenwoning bijna driehonderd gulden. Het gebouw
verkeerde toen al in twijfelachtige staat.
- De kleine Marie telde al ruim 15 maanden toen haar moeder Gertrudis
Wilms in september 1872 trouwde met Jan Paulissen. Aanvankelijk woonde
het gezin verderop in het Reutje. Omstreeks 1880 is Paulissen met vrouw
en kinderen elders in de gemeente gaan wonen.
- Het toeval wil, dat Hendrik Willems in april 1874 trouwde met een meisje
uit zijn geboortedorp: Catharina Houben (1845-1916). Aanvankelijk woonde
hij met vrouw en kinderen bij zijn ouders in. Rond 1880 verhuisde Hendrik
met zijn gezin naar Lerop. Na hun overlijden werd de boerderij met de
inboedel verkocht. (De schrijfwijze van de naam Willems was ondertussen
veranderd in Wilms.)
- Na het overlijden van Catharina Cox bleef alleen de jongste dochter
bij haar vader in huis wonen. Anna Willems trouwde in
september 1882 met Peter Dohmen (1856-1926). Op de boerderij aan de Aerwinkelsweg
werden hun acht kinderen geboren.
Tien jaar later verkochten de kinderen
Hoekx hun ouderlijke goederen. De woning tegenover de boomgaard van Linssenhof
werd gekocht door Jacob Dohmen, bediende te Venlo. Huis en tuin verhuurde
hij aan zijn broer Peter, die er toen een herberg begon.
In 1904 verwierf Peter Dohmen de boerderij in ruil voor een akker. Hij
was sedert 1919 tot aan zijn overlijden in maart 1926 lid van de gemeenteraad.
Het huis met de grond daarachter ging toen over op zijn zoon Hendrik.
Toen het gezin Dohmen elders in het Reutje was gaan wonen, bleef Dominiek
Wilms alleen in huis achter. Hij zou het nu wat rustiger aan doen. In
april 1892 liet de oude man, samen met zijn drie kinderen en hun aanhang,
een groot deel van de inboedel veilen. Dat bracht de familie 315 gulden
op. Het vee ging over op landbouwers van buiten het Reutje. De andere
opkopers zijn niet bekend. Zij staan deze keer niet in de notarisakte
vermeld.
Jan Paulissen
Dominiek Wilms overleefde zijn vrouw liefst twintig jaar. Hij bleef alleen
in zijn huis aan de Aerwinkelsweg wonen. Bij zijn overlijden in juli 1903
werd het grondbezit geschat op bijna 2000 gulden en was toen nog steeds
met de hypotheekschuld belast. De goederen werden in december van dat
jaar verkocht aan de meestbiedenden. Dat bracht bij elkaar bijna de geschatte
waarde op. Het huis met de schuur, stal, tuin, boomgaard en de akker daarachter
gingen op de veiling voor 400 gulden over op schoonzoon Jan Paulissen.
Het overige land werd voor 1410 gulden verkocht aan Jacob Dohmen, bediende
te Brussel. In december 1915 beleende Paulussen huis en hof voor 250 gulden
bij wijnhandelaar Maessen uit Roermond.
In december 1909 kwam kleinzoon Jan Paulissen wonen op
de boerderij van wijlen Dominiek Willems aan de Aerwinkelsweg. Zijn ouders
hadden huis, hof en akker van de overige erfgenamen gekocht. Na een kort
verblijf in Duitsland waren zij in het Reutje teruggekeerd. Zelf woonde
het echtpaar Paulissen verderop aan de Reutjesweg. Jan jr. was omstreeks
1905 getrouwd met Agnes Müller uit Hilfrath. Hij verdiende de kost
als fabrieksarbeider.
In april 1912 vertrok hij met vrouw en
kinderen alweer naar Wassenberg. Zijn broer Sef had in
het Reutje Odilia Bonné leren kennen. Zij woonden hier sinds hun
huwelijk in mei 1912 tot eind 1916. Toen verhuisde het gezin naar Posterholt.
Enkele maanden later keerde Jan weer terug vanuit Ratheim. Het huis werd
toen afgebroken en (kleiner) opgebouwd. De uitbouw aan de achterkant was
daarbij verdwenen. Ook nu duurde het verblijf in het Reutje maar voor
korte tijd. Het gezin vertrok naar elders. Het is duidelijk, dat Jan nergens
zijn stekje kon vinden en zijn gezin over en weer meenam. Toen hun moeder
in april 1926 stierf woonden de twee broers in Sittard. Zij waren in de
mijn gaan werken.
Aerwinkelsweg 7
In 1920 werden huis, tuin en akker (27.50 are groot) verkocht aan Jan
Dohmen (1883-1949). Hij was de oudste zoon van Peter Dohmen en
Anna Maria Wilms. Jan was in mei 1921 getrouwd met Elisabeth Op 't Broek
(1882-1957) uit Lerop. Zijn schoonmoeder trok bij hem in.
In 1917 werd het huis van de weduwe Hendrikx door brand verwoest. De boerderij
werd afgebroken en met de grond gelijkgemaakt. De huisplaats werd omgeploegd
en met de akker samengetrokken. Tien jaar later werd de grond verkocht
aan buurman Dohmen, die de akker met zijn eigen land samenvoegde. Zijn
grondbezit werd uitgebreid tot 125 are, bestaande uit huis met tuin, akker-
en hooiland.
Bij de erfscheiding in 1949 verwierf zoon Pierre (1923-1997) de boerderij
met aangrenzende akker (samen 40.90 are groot). Hij was getrouwd met Wies
Demarteau, eveneens afkomstig uit het Reutje. De oude woning
had afgedaan. In 1958 liet Pierre ernaast een nieuw huis bouwen, terwijl
het ander huis deels werd gesloopt en voor de rest als berging gebruikt.
Op het erf timmerde hij enkele (kippen)hokken. Omdat een deel van de grond
bij de erfdeling op anderen was overgegaan, heeft hij voor de akkerwinning
nog land bijgekocht. Ongetwijfeld had de landbouwer verder nog ander land
gepacht.
Afbeelding V. Wolfs '87: Aerwinkelsweg 7
naar een oude foto,
met dank aan Wim Dohmen, O'berg.
- - - o 0 o - - -
2. CORNELIA HELWEGEN
De jongste dochter van Merten Helwegen en Gertrui Beurskens, genaamd Cornelia
(1757-1829), ging na het overlijden van haar ouders in Leeuwen als dienstmeid
wonen. Zij trouwde in februari 1784 in de kerk van Maasniel met schoenmaker
Peter Giesbers (1728-1786), weduwnaar van Gertrudis Stocks. Uit
dit huwelijk werden twee kinderen geboren: Willem (1784-1860) en Maria
(1786-1857).
Cornelia keerde met haar twee kinderen
terug naar het Reutje. Maar in de gezinslijsten komt ze niet voor als
gezinshoofd. Waarschijnlijk deelde zij de boerderij aan de Aerwinkelsweg
met het gezin van haar zus Catharina. In augustus 1792 werd hier Gertrui
haar derde kind geboren. En zeven jaren later, in februari 1799, volgde
nog de kleine Joanna. Van beide meisjes is de vader niet bekend.
In 1814 volgde de boedelscheiding tussen de erven Helwegen. Huis, hof
en akkers werd in tweeën opgedeeld. De weduwe Gysbers verwierf naast
de halve boerderij nog vier akkers, alles bij elkaar volgens meting uit
1820 ruim 118 are groot. Vijf jaar later ruilde zij grond met de weduwe
Smeets en met de herbergier op de Roskam. In beide gevallen hield Cornelia
er weliswaar minder grond aan over, maar het verschil werd in geld uitbetaald.
Cornelia Helwegen stierf in september 1829. Zij liet haar vier kinderen
de halve boerderij na, bestaande uit een huiske met schuur, stal en moeshof.
Daarbij kwamen nog drie akkers in het Veld, de Waterkoel en aan de Matzebergh.
Strodekker Gysbers
Marie Gysbers trouwde met Peter Janssen uit Melick. Zij
gingen aan de andere kant van het broek wonen aan Reutjes veestraat. Gertrui
ging met haar man Caspar Wolters in de stad wonen, terwijl Joanna Helwegen
was getrouwd met Jacob Joosten uit Posterholt.
Hun broer Willem nam de ouderlijke woning en de akkers uit de nalatenschap
van zijn moeder over. Met het land dat hij enkele jaren eerder had aangekocht,
kwam zijn grondbezit nu op 123 are. Hij was in januari 1811 getrouwd met
Catharina Beckers (1781-1831), dochter van Stoffel Beckers
en Catharina Puts. In 1729 woonde Willem hier met zijn vrouw en vier kinderen:
Cornelia, Peter, Stoffel en Gertrudis. Naast zijn werk als akkerman verdiende
hij tevens de kost als strodekker. Zolang zijn lijf en leden het toelieten,
bleef hij dit vak uitoefenen.
Veel boeren, zoals Giesbers zelf, woonden toen nog in een lemen huisje
met strodak en dat vergde veel onderhoud. Zeker na een storm was er voor
de strodakbedekker veel werk te doen. In de stal stond een koe. Naderhand
kocht hij nog een geit. Na het overlijden van zijn vrouw in november 1831
hertrouwde Willem in februari 1833 met Cornelia van der Loo (1793-1854)
uit Posterholt.
In 1859 gingen veel boeren in het Reutje ertoe over de woeste grond tot
akkerland te ontginnen. Willem besloot toen een stuk heide aan de Roskam
met dennen te beplanten. Hij stierf in november 1860. Toen Cornelia haar
dood voelde naderen maakte zij -evenals haar man voordien- haar testament.
Vooreerst behield de langstlevende het vruchtgebruik van de nalatenschap.
Verder bepaalden beiden, dat zoon Peter -die als enige thuis was gebleven-
buiten zijn kindsdeel vooraf het vierde deel van alle goederen zou krijgen.
Evenals zijn vader verdiende Stoffel Giesbers (1817-1877)
nog lange tijd de kost als strodekker. Er waren dus nog huizen genoeg,
die van een strooien dak waren voorzien. Hij was in oktober 1849 getrouwd
met Mechteld Meijers (1821-1884) uit Posterholt. Aanvankelijk woonde het
gezin op de Roskammerheide. In 1861 kocht Stoffel het huis van de erven
Linssen aan de Aerwinkelsweg. Daar ging hij toen wonen met vrouw en kinderen.
Willem Giesberts overleefde niet alleen zijn tweede vrouw
maar ook zoon Peter, die met vrouw en kinderen bij hem inwoonde. Peter
(1814-1859) was -enkele dagen na het huwelijk van zijn broer- getrouwd
met Catharina Houben (1826-1902) uit Herkenbosch. Van de vier kinderen
stierven er twee vrij jong. Bleven over zoon Willem en dochter Cornelia.
In oktober 1861 kreeg de weduwe Giesberts nog een vijfde kind: Jan Houben.
Bij de boedelverkoop in januari 1860 kocht de vrouw de meeste huisraad
op. Dat bracht de erfgenamen ruim 36 gulden op. Aan vee had de oude man
enkel twee geiten. Het huis ging over op zijn dochters Cornelia en Gertrudis
en als derde partij de kinderen van wijlen Peter. Aan hun broer en oom
Stoffel werd dus enkel een kwart van de verkoopprijs van 200 gulden uitbetaald.
De twee akkers brachten nog eens 120 gulden op.
Willem Giesberts (jr.) was op 20-jarige leeftijd in Karken gaan werken.
Weer terug in het land trouwde hij in juli 1876 met Christien
Muisers (1843-1916) uit Melick en vestigde hij zich in het huis
aan de Aerwinkelsweg. Daar werden ook hun zes kinderen geboren.
---------------------------------------------------------------------------------
Boedelverkoop in januari 1860: een
tafel, vier stoelen, een kast en een kaggel, een kist, klok en spiegel,
beddegerey en deken, een zie en (4) ketels, een pan en een moor,
aardewerk, porceleyne borden, een rek en lepels, keteltje, een ton
met moes, een boterstang, een emmer, een koeketel, een wan, mooye,
stortbank, een kroikar, zaag, zigt, een ton, hak en mes, (bijen)kaar,
ledder, twee geiten en enig mest.
---------------------------------------------------------------------------------
Centrifuge aan de Aerwinkelsweg
Eerst in juni 1880 hertrouwde Catharina Houben met Jan Verheesen uit Herten.
Tien jaar later keerde het echtpaar vanuit Posterholt terug naar het Reutje.
De vrouw had het huis al in 1873 van de erven Giesbers verworven. Toen
woonde hier het gezin van haar zoon Willem (1850-1924). Hij verwierf de
boerderij in 1902 in volle eigendom. Al zo’n twintig jaar eerder
was hij begonnen met de aanschaf van enkele stukken grond. Allereerst
kocht hij een akker en hakhout, samen 45 are groot.
Datzelfde jaar kocht Willem van de erven Cuypers huis en tuin (4.50 are)
tegenover Linssenhof. Hij ging er niet wonen. Integendeel: enkele jaren
later liet hij het huis afbreken. In 1894 bouwde hij er een stal. Vervolgens
breidde hij zijn grondbezit uit met zes akkers, samen ruim een hectare
groot. In 1902 kocht hij niet alleen het huis van zijn moeder, maar eveneens
de aangrenzende grond, samen 15.40 are groot. Drie jaar later bouwde hij
ernaast een nieuw huis.
Enkele
grote pachters in de gemeente hadden op de boerderij al een melkcentrifuge
geplaatst. En ook in het dorp was er al een geplaatst. Voor Willem was
dat aanleiding om er ook in het Reutje mee te beginnen. In de schuur achter
het huis werd een centrifuge ingericht. Dat was echter van korte duur.
De installatie werd alweer afgebroken, nog voordat in Posterholt in 1910
de “fuus” werd opgericht.
Ondertussen was ook het oude huis afgebroken. Het nieuwe huis werd uitgebreid
met een schuur en stal. De huisplaats werd verder uitgebreid met de tuin
aan de andere kant, afkomstig van Dominiek Willems. Volgens de opgave
uit 1910 had Willem Gijsberts toen 230 are onder de ploeg,
waarvan ruim de helft van z'n eigen. De rest had hij gepacht. In de stal
stonden 2 koeien en kalveren en verder nog 2 varkens.
Na het overlijden van zijn vrouw in september 1916 werd het eigen grondbezit
(nu ruim 2 ha groot) gewaardeerd op f.2600. Het vee, de huismeubels, het
keukengerief en beddengoed, de veldvruchten en akkergereedschappen kwamen
op nog eens f.900, terwijl aan geld voor het levensonderhoud nog f.220
was gespaard. Waarschijnlijk konden de kinderen Gijsbers niet met hun
vader tot een vergelijk komen omtrent de erfdeling. Op bevel van de rechtbank
werd de landbouwerswoning in januari 1920 publiek verkocht. Huis en hof
gingen over op zoon Hendrik, terwijl zijn vader het vruchtgebruik behield.
Terwijl de meisjes elders gingen werken, bleven Hendrik en Willem bij
hun vader in dienst. Daarnaast verdiende de jongste nog bij als klompenmaker.
In die jaren komen we meer klompenmakers tegen in het Reutje. Willem jr.
ging tijdelijk in Dusseldorf werken en in 1917 vertrok hij naar Posterholt.
Bouwplan voor het opstellen van een elektromotor.
De stippellijn over het perceel scheidt de wei van de tuin
en geeft tevens aan de loop van de drooggevallen leigraaf achter de huizen
aan de Aerwinkelsweg.
Tevens indeling van het huis anno 1930.
(Originelen in het gemeente-archief Sint-Odiliënberg, inv.
nr. 929.)
Gemeente-archief Sint-Odiliënberg inv. nr.
1011.
De geplande aanbouw van de paardenstal met hok voor het paardentuig
is waarschijnlijk niet doorgegaan. Tekening anno 1932.
Zijgevel van woonhuis van W. Janssen met
de geplande dakkapellen op de verdieping 1935.
Gemeentearchief Sint-Odiliënberg inv. nr. 1012. (Oorspronkelijke
tekening is gespiegeld!)
Bankwerker Wullem Janssen
De boerderij ging naderhand over op Wullem Janssen (1881-1936) uit Posterholt.
Hij was in april 1909 getrouwd met Catharina Gijsberts (1880-1929). Wullem
kwam uit een familie waarin het ambacht van hoefsmid al sinds generaties
van vader op zoon werd doogegeven. (Zie
J. Ruiten: “De hoefsmeden-familie Janssen” in Roerstreek 2000,
blz. 38.)
Hij was in zijn jongensjaren in Neer als smidsknecht in de leer gegaan.
In 1910 vertrok hij naar Waldvucht. Vier jaar later keerde
hij met vrouw en dochtertje terug vanuit Dusseldorf, waar hij eveneens
als smidsgezel werkzaam was geweest. Terug in Posterholt verdiende hij
de kost voorlopig als arbeider.
Eind 1916 vertrok Catharina naar het Berger Reutje met de twee kinderen:
Cornelia (*Dusseldorf) en Jean (*Posterholt). Wullem Janssen zelf volgde
eerst in mei 1919. (Zowel in Posterholt als in Sint-Odiliënberg staan
beide verhuisdata overeenkomstig vermeld.) Vermoedelijk was Catharina
haar man vooruitgegaan om haar bejaarde vader te verzorgen. Waren beide
echtelieden van tafel gescheiden, zoniet van bed. In 1918 werd hun derde
kind, zoontje Willem, geboren. Drie jaar later volgde nog Harrie (1922-1983),
de jongste van vier kinderen.
Na het overlijden van Willem Gijsberts in februari 1924 ging de boerderij
aan de Aerwinkelsweg over op zijn zoon Hendrik. Maar die vertrok een jaar
later naar Sittard. Het gezin Janssen woonde hier dus als huurder.
Smid Wullem Janssen en vrouw Catharina
Gijsberts
(Uit foto-album van kleinzoon Wim Janssen, Oosterwolde.)
Catharina Gijsberts stierf in september
1929. Nog datzelfde jaar kocht Wullem Janssen het huis van zijn zwager.
In november 1930 hertrouwde hij met Amalia Machiels (1894-1958),
de weduwe Blanck uit Maasniel. Zij zorgde voor het huishouden, terwijl
Wullem als bankwerker de kost verdiende. Hij was toen als onderhoudsmonteur
werkzaam bij de tramwegmaatschappij. Daarnaast bleef hij ook werken op
het veld. Drie akkers en een wei stonden op zijn naam, samen 105 are groot.
Het merendeel kwam van zijn schoonvader.
Toen Janssen in 1932 zijn huis met een paardenstal wilde uitbreiden, werd
met de vergunningaanvraag een schets van het huis bij de gemeente ingediend.
Een smidse komt daarop niet voor. De tekening geeft nog de oorspronkelijke
indeling van het boerderijtje aan, zoals het huis in 1905 door Gijsberts
werd gebouwd. Nu werd het huis nog uitgebreid met twee varkenshokken
en een privaat. In de schuur werd een elektromotor geplaatst om te dorsen.
Achter de woning lag een wei met (10) populieren beplant. De scheiding
met het erf lag ter hoogte van de leigraaf.
Wullem
Janssen heeft in die jaren meer bouwtekeningen ingediend. De eerste was
in 1930 voor de plaatsing van een elektromotor op de
dorsvloer. Het jaar daarop werden twee varkenshokken en een privaat ernaast
gebouwd. Weer een jaar later was Janssen van plan een paardenstal aan
de andere kant van het huis te bouwen. Maar deze uitbreiding staat niet
vermeld in de kadastrale leggers en komt ook niet voor op de bouwtekening
van 1935 wanneer op de verdieping twee slaapkamers met dakkapellen waren
gepland.
Wullem Janssen stierf in januari 1936, nog geen 55 jaar oud. Een maand
later keerde de weduwe terug naar de Broekhin. Nauwelijks had zij haar
biezen gepakt, of Hendrik Gijsberts, oom van de kinderen
Janssen, kwam een dag later vanuit Heerlen naar het Reutje op bezoek.
Hij bleef hier voor enige tijd, mogelijk om zodoende gemakkelijker de
familiezaken te kunnen regelen.
Cornelia ging in Roermond werken. Jean Janssen (1915-1958) trouwde in
mei 1937 met Ida Maria Everts. In april 1940 verhuisde de landbouwer met
vrouw en dochters naar Posterholt. Naderhand werd hij daar lid van de
reservepolitie. Begin 1958 kwam hij door een droevig ongeval om het leven.
Harrie Janssen was met zijn broer meeverhuisd. Hij vond een baan als mijnwerker.
Harrie trouwde met Gertrudis Everts. Hun broer Wiel Janssen
is als arbeider aan het Reutje blijven wonen. Hij trouwde in oktober 1940
met Wilhelmina van der Borg uit Posterholt. Jarenlang hebben zij gewoond
om de hoek in de St.-Petrusstraat. Omstreeks 1955 bouwden zij hun nieuwe
huis aan de St.-Josephstraat.
Bouwtekening van de geplande uitbreiding
met twee slaapkamers op de verdieping anno 1935.
Gemeente-archief Sint-Odiliënberg inv. nr. 1012.
Aerwinkelsweg 8
Wegens verhuizing verkocht Jean Janssen in 1940 de boerderij in het Reutje.
Bij de veiling verwierf Piet Hendriks het huis met de
twee schuren, stal en tuin, bij elkaar 21.95 are groot. Hij trouwde (in
augustus) dat jaar met Elisabeth Heemels uit Melick. Zelf was Piet (1901-1993)
geboortig uit het Reutje. Na het overlijden van zijn vrouw, hertrouwde
Hendriks met Dina Jöris. Van zijn ouders erfde hij in 1948 nog twee
akkers en een wei. Het echtpaar werkte hoofdzakelijk op het gemengd boerenbedrijf.
Piet was mede-oprichter van fanfare St. Wiro. In de vereniging was hij
vooral begaan met de jeugdafdeling. Jarenlang verzorgde hij de muzikale
opleiding van de jongeren. Op zakelijk gebied was Hendriks bestuurslid
van de Rabobank. De boerderij werd in 1968 tot woonhuis verbouwd.
|