Oorspronkelijk zijn het twee verschillende goederen
geweest, die begin 14e eeuw door de Munsterabdij
werden samengevoegd. Toen sprak men nog van de hof aan gen Raetgen.
In het jaar 1307 droeg Wilhelm hertog van Gulick
en Gelre meerdere goederen over aan de abdis van het Klooster van
O.L.Vrouw te Roermond. Hiertoe behoorde ook “den hoff
int Ratgen mit acker, weiden, benden, boschen, vissereien; neit
ausgescheiden”. (Archief
Munsterabdij: Daelenbroek i.n. 1004: Busch 2.)
Ruim een eeuw later alweer, in maart 1439, verkocht Johan
Pluckhart aan de Munsterabdij een bos “in ghen
alden raet” tegen een jaarpacht van 3 malder rogge. Het
klooster had daarnaast al een bos. Een deel van de grond is (naderhand)
tot akkerland gebroken en werd door de Bosscherboer bewerkt. Voor
toezicht in haar bossen, had het convent een boshoeder in dienst.
Het hele complex werd in later eeuwen Munnichsbosch
genoemd en lag ingesloten tussen de Roskammerheide (N.), de Aeckerweg
(O.), de gemeenten Echt (Z.) en Montfort (W.). De Vlootbeek liep
dwars door het het bos.
Volgens het bunderboek (van 1717)
omvatte het landgoed aan landrangen, bongerd, houtgewas, bos, broek,
waterachtige plaatsen en heiden, tesamen 383 morgen, 2 vierdel,
3 roeden, waarvan jaarlijks aan landschat moest betaald worden:
68 gl. 17 st. 5¼ d.
Bij de beschrijvingen van pachtgoederen,
handelt het vaak over de eigenaars en in mindere mate over de boerderij
en haar bewoners zelf. Van de archieven van de Munsterabdij is bitter
weinig bewaard gebleven. Vooral in de Franse Tijd moet veel verloren
zijn gegaan. In zo'n geval komen we dan al gauw op eventuele rechtszaken
waarin de boerderij onderwerp van twist moet zijn geweest.
In Roerstreek '93 schrijft Peter Geuskens over
de weg door het landgoed, die als kerkenpad werd
gebruikt door de bewoners van Genouwen. Andere passanten werden
zoveel mogelijk geweerd. En daarover ontstond uiteindelijk opnieuw
proces in 1702. (Peter Geuskens:
Trammelant om een doorgangsweg door het Munnichsbosch,
in Roerstreek '93, blz. 113 e.v.)
De
Munsterabdij bezat geen tiendrecht in het Reutje,
of elders in de gemeente. Alleen de boswachter op Munnichsbosch
kreeg als toeslag op zijn loon een tiende van de oogst op een akker
aan Brentje. Alleen indien het klooster in (een van) de aangrenzende
gemeenten tienden op de veldvruchten inde, zou dat een eventuele
tiendschuur op de boerderij nog kunnen rechtvaardigen.
Het kan er op wijzen, dat het gebouw
in het verleden een andere functie heeft gehad.
De benaming In gene Munnickshof
komen we al in 1604 en Munnicxboss in 1607. Beide keren
handelde het over de pachters, de gebroeders Jan en Gerardt Kempkens.
Nog ouder is de benaming Munckhof in het cijnsregister van de kerk
van Berg uit 1587, dat weer een afschrift uit 1566 is. De notitie
betreft Peter Kempkens van Linne, bouwknecht op
Munckhof, die een stuk land in het Reutje met een
erfcijns belast. Die belening en notitie hoeven niet met een van
beide jaartallen verbonden te zijn, maar is wel uit die tijd.
(GAR afd. IV nr. 183: Archief Parochie
St. Odilienberg, inv.nr. 1, stuk op perkament.)
Jan Kempkens op Mevrouwen
Hoff
Begin 17e eeuw woonden de gebroeders Kempkens op
de Munnicksbosch, waarschijnlijk afkomstig uit Linne, danwel Herten.
Rond 1600 had zekere Jan Kempken enkele morgen land te Ool. In 1607
en 1612 waren dat Jan Kempken der in Munnicxbosch woont en Geret
Munnicxbos. In 1622 alleen nog Jan Kempkens in Munnicxbosch.
Meer over hen komen we te weten uit de overdrachtsboeken van Roermond
uit die tijd. In juni 1598 droegen Johan Kempkens de jonge (x Grietgen)
en broer Rutger in erfwisseling aan hun oom Gerhart Kempkens en
vrouw Geertgen Storms een schuur en tuin op de Hamstraat tegenover
de kloosterpoort van de Munsterabdij. In ruil kregen de broers daarvoor
de goederen onder Merum en Linne. In 1604 stond de schuur nog steeds
op naam van Gerardt In gene Munnickshof.
Hun ouders hadden de huisplaats in de stad nog
niet zo lang in bezit. In december 1591 had Sybert van Reydt de
schuur en de poortweg van zijn huis afgepaald en verkocht aan Jan
op den Camp en vrouw Itgen. Daarbij werden over de erfscheiding
enkele afspraken gemaakt, over de afvoer van het regenwater, het
dichtmaken van vensters enz.
Dat was niet het enige bezit van de pachter binnen de stadsmuren.
Al in juni van voornoemd jaar 1591 hadden Gyrken Kempkens en vrouw
Goertge drie delen in een huis vooraan in de Oliestraat
gekocht van Willem Puyll en vrouw. Jaren nadien verwierf het echtpaar
het resterende vierde deel in eigendom.
Waarom die interesse voor een huis in de stad,
terwijl de halfman zijn werk en onderkomen toch op geruime afstand
had? Hij blijkt ook niet de enige te zijn geweest, die zijn geld
stak in een behuizing binnen de stadsmuren. Ook Willem Helwegen
op de Lillaert te Linne (1586), schepen Reinboom
uit Sint-Odiliënberg (1602) en Corst Baeckhoven uit Maasniel
(1598) en meer anderen kochten een huis in de stad, terwijl ze zelf
buiten Roermond bleven wonen en werken.
Daarna werd het huis van Gerardt van den Camp nog
enkele keren genoemd. In 1617 blijkt de pachter te zijn gestorven.
Als naaste erfgenamen gelden onder andere de kinderen van zijn broer.
In november van dat jaar kocht Jan van den Camp (x Grietgen), waarschijnlijk
identiek aan genoemde Johan Kempkens de jonge, van Merten Maessen
en vrouw Geertge de halfscheidt van het huis. De wederhelft
kocht hij van de overige verwanten. Daaronder herkennen we Lietgen
Beusers en vrouw Baetse uit het Reutje, verder Jan Storms, Thonis
Kempkens en Peter Corsten, allen met de vrouw en (voornoemde) Rutger
van den Camp voor zich.
Jan Kempkens, alias op den Camp, is zijn oom opgevolgd als pachter:
in november 1635 stond het huis op naam van de halfman in den Moninxbosch.
In 1653 verkochten Peter Houben uit Posterholt en (vrouw) Jenne
Kempkens het huis in de Oliestraat.
Er zijn nog zeker twee andere kinderen geweest. In januari 1629
trouwde Geertrude Kempkens, dochter van de pachter op Moninckhoff
met Willem van Poll. Haar broer Jan was daarbij als getuige
aanwezig. Zelf trouwde Jan Kempkens in augustus van dat jaar met
Gebel Storms.
Tot zover de relatie tussen de Munnicksbosch en de familie Kempkens.
De volgende pachter op de boerderij was zekere Jan van Herten, getrouwd
met Thiske Maessen. Zij verkochten toen een akker in het Roerderveld
aan het Waeijbroek. De nieuwe pachters op Mevrouwen hoff
in’t Monnicxbosch kennen we al wegens het huis van
wijlen Frederick Scholten, in zijn leven molenaar (van de Munsterabdij)
te Merum. In mei 1636 had het echtpaar het huis met stalling, tuin,
brouwhuis in de Bakkerstraat
gekocht van Claes Scholten. In augustus 1650 verkochten zij het
huis weer. (Zie elders op deze website:
Klockenslagh > Herten > Molenaar te Merum.)
Begin 1637 stond dit huis op naam van Jan Mullers. Dat kan erop
duiden, dat hij eerst nog molenaar is geweest (te Merum) alvorens
hij de pacht op de Munnicxhof overnam.
In het begin van de 19e eeuw zal Munnichsbosch
nog niet de aanblik van een cultuurbos hebben gegeven, zoals nu
het geval is.
De pacht op de Munnichsbosch
Al in de 17e eeuw, en mogelijk
nog eerder, woonde er op het goed Munnichsbos naast een pachter
ook een boshoeder of veldschut. Nabij de boerderij
stond zijn bescheiden huis met de moestuin ernaast. Dat is zo gebleven
tot ver in de 19e eeuw. Ook dan komen we de veldschut van de domeinbossen
daar tegen.
Jan Paulussen uit het Reutje (1787-1868)
nam dienst als soldaat in het leger van Napoleon. Weer terug thuis
na een diensttijd van zeven jaar, trouwde hij in januari 1815 met
Margaretha Wolters (1776-1846) van Munnichsbosch. Het jonge stel
ging wonen in de boswachterswoning op het Domeingoed.
De belangrijste taak was natuurlijk optreden tegen stropers en illegale
houtkap. En dat kon men een ex-militair wel toevertrouwen.
Toen de Belgen tijdelijk het bestuur
overnamen, hield Paulissen het voor gezien en vertrok hij naar zijn
ouderlijk huis. Zijn functie van boswachter werd overgenomen door
Adriaan Demarteau uit Bocholt. Op die manier is
de familie Demarteau in het Reutje terecht gekomen.
Volgens opgave uit 1783 genoot de boswachter vrije
bewoning met moeshof en een jaarloon van 30 pattacons,
met inbegrip van polver- en hagelgeld. Verder beschikte hij over
het boshoeders bempdje aan de brug of slagboom, en het nieuw gebroken
land, de zogenaamde Kalverhof, tegen betaling van 7½ patt,
dat jaarlijks van zijn loon werd gekort.
Het geschoten wild en de gevangen vissen uit het
Vloot gingen naar het Munster, alles volgens afspraak, gemaakt tussen
de abdij en Peter Cloudt. Verder genoot hij een
akker van 2 morgen op het Reutje, tegen betaling van 4 vat rogge
en 4 vat boekweit. Tot slot genoot hij nog een tiendje uit het Reutjesveld
van 4½ malder aan akkervruchten.
Hendrick Wolters op Munnixbosch
beschikte over 4 paarden en hield verder 10 melkkoeien, 6 rinderen
(4 van twee, en 2 van een voeder), 8 varkens van een jaar en 2 kremen
met baggen. Van dit alles werd de helft geleverd door de abdij en
de wederhelft werd door de pachter meegebracht.
Van het akker- en weideland en van 7 morgen grasgewas te
Ool moest Wolters leveren: 30 malder rogge, 3 malder gerst,
13 malder boekweit, een 3-jarig rind, 60 pond goede boter en omtrent
St. Rumachis 4 overjarige keurvarkens, dat bargen of gilsen moesten
zijn. Aan geldpacht betaalde hij 27 patt. De abdij kreeg verder
het fruit van 4 keurbomen en de helft van de overige fruitbomen.
Alles volgens contract durende van Pasen 1777 tot Pasen 1789.
(RHCL Archief Hof van Gelder te Venlo inv.nr. 893.)
Een andere verplichting voor de halfman, maar dan
van overheidswege was het (half)jaarlijks vegen van de Vloot
tot aan het Sweeltje.
Deze gegevens stammen uit een lijst van inkomsten
betreffende de Munsterabdij van haar goederen in Sint-Odiliënberg,
opgemaakt in april 1783. Over het beheer van het houtbestand
werd met geen woord gerept. Eerst met de komst van de spoorwegen
gingen de grootgrondbezitters ertoe over tot het aanleggen van bossen
met hoogopgaande stammen. Tevens drongen zij er bij de regering
in Den Haag op aan om daartoe vooral hout uit eigen streken te gebruiken
in plaats van uit de uitgestrekte bossen in bijvoorbeeld de Belgische
Ardennen.
Aanvankelijke verdeling van de Munnichsbosch
na verkoop door de Nationale Domeinen in 1826.
Inzet: de hofplaats met in het midden de hoeve en rechts het huisje
met de moestuin voor de boswachter.
Verkoop van de Domeinbossen
De bossen op de grens van St. Odilienberg en Montfort
werden in 1826 verkocht evenals meer andere bossen, verspreid gelegen
in de streek. Van deze Domeinbossen noemen we hier
het Kartuizerbos te Swalmen, het Kapittelbos te Ell, het Sterrenbos
te Heijthuijsen, meerdere bossen onder Nunhem en Roggel. Dichter
bij huis het Heijerbos tussen Munnichsbosch en De Waard en de Berkenkamp,
voorheen het St. Jozefsbos genoemd.
Op 10 oktober was Artikel 3 onder de naam Moniekenbos
aan de beurt. Alles bij elkaar bijna 100 bunders groot. Notaris
Milliard hield zitting in de uitspanning van Andriessen op de Grote
Markt te Roermond. De stukken land waren beplant met hoogstammige
bomen zoals eiken, beuken en dennen, en met hakhout zoals eiken,
beuken, notelaar en berken.
De verkoop was onderverdeeld in 7 grotere en kleinere
percelen. Deze hoorden overigens niet allemaal tot de voormalige
abdissenhof. Het deel van de Munnichsbosch op bovenstaande kaart
op naam van boekdrukker Gerard Gruyters uit Roermond,
moet volgens de beschrijving al eerder op hem zijn overgegaan. Natuurlijk
was hij ter zitting aanwezig om zijn bezit aldaar te kunnen uitbreiden.
Het heeft niet mogen zijn.
De zeven percelen werden eerst afzonderlijk bij
opbod en afslag te koop aangeboden en daarna en masse ingezet.
De nieuwe eigenaar van het gehele Artikel 3 werd advocaat Andreas
van Mulbracht voor 39.900 gulden. Het was overigens niet
het enige bos, dat hij die dagen op zijn naam kon schrijven.
Gruijters had toen al geboden en getekend voor
perceel 4, het Scharveld, en perceel 7, de boswachterswoning met
de tuin, midden op zijn landgoed gelegen. Dat ging dus niet door.
Op Artikel 4, het Heijerveld,
linksboven op de tekening, groot 33 bunders, werd niet geboden;
noch bij opbod, noch bij afslag. en bleef derhalve "ontoegewezen",
dus niet verkocht. Naderhand blijkt dit perceel eveneens door Mulbracht
te zijn gekocht.
De boswachter behield de vrije
bewoning totdat de aankoop was betaald. Het huis was ingedeeld in
een keuken en drie kamers, daarbij kwamen nog een schuur en stalling,
samen met de tuin 14.83 are groot. Bij dit alles behoorde tevens
een akker van 57.60 are in het Reutjesveld. (Gemeente-archief
Roermond, archief notaris F.W. Milliard, inv.nr. 12.62.)