Huis en hof (aan het begin van de
huidige Sint-Petrusstraat) met de akker daarachter was afkomstig van Lenard
van Helden. In 1679 woonde hier het gezin van diens schoonzoon Heijn op
de Poell. Dochter Alitgen, in eerste huwelijk getrouwd met Dirck Beijtels,
blijkt de enige erfgename te zijn. Naderhand worden huis, hof en land
opgedeeld tussen de twee kinderen van zoon Hendrick. Het ene huis werd
in 1875 verkocht aan Reinier van Buggenum en het andere huis was ondertussen
rijp voor de sloop. De grond werd in 1927 verkocht aan Mathijs Hendriks,
die er een huis annex winkel bouwde. Verderop in de straat lag het houtkempke.
Daar werd in 1858 door het echtpaar Heijnen-Van den Bosch een nieuw huis
gebouwd.
Het gezin Timmermans met de kinderen Peter,
Marie, Fien Lena en To.
(Foto's: Wim Lowis, Heel, oud-inwoner van 't Reutje.)
Voor de bruidsreportage:
klik op de ringen.
|
Laatst
bijgewerkt: 17-02-2012 © Jan Ruiten
Huis en hof (aan het
begin van de huidige Sint-Petrusstraat) met de akker daarachter was
afkomstig van Lenard van Helden. In 1679 woonde hier het gezin van diens
schoonzoon Heijn op de Poell. Dochter Alitgen, in eerste huwelijk getrouwd
met Dirck Beijtels, blijkt de enige erfgename te zijn. Naderhand worden
huis, hof en land opgedeeld tussen de twee kinderen van zoon Hendrick.
Het ene huis werd in 1875 verkocht aan Reinier van Buggenum en het andere
huis was ondertussen rijp voor de sloop. De grond werd in 1927 verkocht
aan Mathijs Hendriks, die er een huis annex winkel bouwde. Verderop
in de straat lag het houtkempke. Daar werd in 1858 door het echtpaar
Heijnen-Van den Bosch een nieuw huis gebouwd.
Heyn op de Poell werd in 1679 voor 3
rijksdaalders aangeslagen. Dat was overigens net zoveel als Jan Daemen
betaalde voor twee huizen. Op een schets van rond 1700 staat hier op de
hoek van de straat inderdaad een grotere boerderij ingetekend. “Heyn
van Postaert” was getrouwd met Ciel van Helden
(ca. 1615-1676). Het echtpaar komt eerst bij de doop van hun dochter Catharina
in 1643 in het Reutje voor. Toch weten we, dat Heyn toen al vier kinderen
had. Ofwel uit eerste huwelijk, ofwel moeten we de trouwdatum enkele jaren
terugschroeven. Op de boerderij in het Reutje werden vervolgens nog acht
kinderen geboren. Maar het dozijn werd niet volgemaakt, omdat enkelen
al vroeg stierven. Niet altijd werd de naam van de moeder bij de doopinschrijving
vermeld. En dan nog afwisselend als Sibilla en Cecilia. Waarschijnlijk
zocht de pastoor een passende heilige bij haar naam.
Heyn verdiende de kost deels als “stroydecker”. Als
zodanig heeft hij rond 1650 nog gewerkt op (de bijgebouwen van) het kasteel
te Montfort.* In zijn geboorteplaats Posterholt behield “Heyn
op den Poel uit Bergh” nog 7 morgen akkerland in eigendom.
Net zoveel als hij in het Reutje onder de ploeg had. Maar dat was bij
elkaar toch niet zoveel als zijn broer Teuwis. Die werd voor bijna 18
morgen zaailand onder Posterholt aangeslagen. (*Vriendelijke
informatie van Fedor Coenen, Montfort.)
Achter de moestuin lag een akker -bijna 2 morgen groot- die reikte tot
aan de karbaan*; omgerekend zo’n 60 are. De andere akkers zijn moeilijker
in kaart te brengen. Ongetwijfeld zijn de goederen in het Reutje afkomstig
van zijn schoonvader. Waarschijnlijk was dat Lenard van Helden die hier
voordien gewoond heeft. Naar hem werd dan ook de tweede zoon van Heyn
vernoemd. (*Nu: St. Jozefstraat.)
Na het overlijden van zijn vrouw Ciel in september 1676 bleef Heyn in
huis achter met zijn dochter Alitgen. De andere kinderen waren elders
onder de pannen. De meesten komen we dan in Posterholt tegen. Gertrudis
trouwde in mei 1661 met Jan Willems. Haar broer Maes op den Poell trouwde
in de zomer van 1668 te Vlodrop met Catharina Sliepen. Enkele maanden
later trouwde hun zus Wilmke met Gerard Maessen. Zij
gingen verderop in het Reutje wonen, waarschijnlijk aan de overkant van
de straat aan het begin van Aerwinkelsweg. Na beider overlijden hebben
we niets meer van de kinderen vernomen. Hun ouderlijk huis werd verhuurd
tot de brand eind 17e eeuw.
In mei 1672 trouwde Lysbeth, dochter van Hendrick op den Poell, met Jochem
Hermens, herbergier aan het Nielder Broeck*. Beiden komen
we naderhand nog enkele keren tegen bij de familie in het Reutje. Margaretha
op den Poel trouwde in augustus 1694 (in tweede huwelijk) met Tilman Gilleskens,
naderhand pachter op de Aerwinkel. (*Zie
Jan Ruiten: Onder den Klockenslagh van Maasniel, Leeuwen en Asenray,
blz. 475 e.v.)
Ook zoon Linnerd was in Posterholt gaan wonen. Hij was in maart 1684 getrouwd
met Eva op ‘t Veldt. Hun dochtertje Cecilia werd naar haar oma uit
het Reutje vernoemd. De verwantschap heb ik vooral gebaseerd op de familiebezoeken
bij doop en huwelijk. Houb Schoenmakers en Windel op
den Poell trouwden in 1681. Twee jaar later werd hun dochtertje Cecilia
gedoopt. Meer kinderen zijn uit dit huwelijk niet geboren. Het gezin Schoenmakers
woonde in Posterholt. Bij haar overlijden in maart 1693 werd de vrouw
als Wilhelmina ingeschreven! Vijf maanden later hertrouwde Houb. Daar
werd in die tijd niet lang mee gewacht.
Dirck Beytels en kinderen
Alitgen op den Poell (1653-1722) trouwde in oktober 1681 met Dirck Beytels.
Hij nam huis, hof en de akker daarachter van zijn schoonvader over. Van
nu af zou de naam Beytels nog ruim een eeuw met de boerderij verbonden
blijven.
Dirck kwam van buiten de gemeente. Hij was in juni 1680 getrouwd met Catharina
Timmermans, jongedochter uit het dorp. Daar woonde het echtpaar, maar
na zeven maanden huwelijk stierf de vrouw. Zodoende kwam Dirck in het
Reutje terecht. Hier verwierf hij naast huis en hof nog drie akkers en
twee stukken houtgewas in het broek, deels afkomstig van wijlen Jan Puts.
Derick werd in de beestenschat van 1687 aangeslagen voor 2 koeien. Geen
der naburen telde er meer. Sommigen hadden slechts een koe op stal. En
voorlopig zou dat nog zo blijven. Alleen de pachter van Daswijlerhof telde
toen acht koebeesten. Het was dus een kleine kudde waarmee de koeheerd
dagelijks naar Putbroek trok.
Voor de akkerwinning beschikte Derick Beytels over een paard. In 1682
was hij namelijk vijf dagen op zware dienst geweest. Met paard en kar
was hij op last van vreemd legervolk onderweg geweest. Het eigen akkerland
was niet toereikend om van te leven. Rond 1700 had Dirck ook het land
van de pastoor van Roosteren in pacht. Dat zal zo’n 4 of 5 morgen
zijn uit een groter geheel, dat pastoor Nijven had geërfd van zijn
grootvader Corst Neyven, oud-inwoner van het Reutje en brouwer-herbergier
in de Neerstraat, Roermond.
Na het overlijden van haar man in maart 1706 bleef Alitgen alleen met
de kinderen achter. Eerst drie jaar later hertrouwde zij, ruim vijftig
jaar oud, met Peter Cuypers. Uit dit tweede huwelijk zijn uiteraard geen
kinderen geboren, zodat naderhand de ouderlijke goederen werden gedeeld
tussen Hendrick (1687-1740) en Windel Beytels (1696-1742). Hun moeder,
Aldegonda Cuypers(!), stierf in maart 1722. Peter had 4 of 5 koeien op
stal. Dus hij boerde eigenlijk wel goed. Korte tijd had hij ook enkele
schapen.
Voorlopig bleef de boerderij op naam van Hendrick Beytels
(1687-1740). Hij was in augustus 1723 getrouwd met Lisbeth Tellers. Uit
dit huwelijk werden drie kinderen geboren. Daarvan bleven uiteindelijk
dochter Aldegonda en zoon Jan. Aan de koeschat van 1734 kunnen we zien,
dat het de boeren in het Reutje toen beter ging. De kudde was meer dan
verdubbeld. Hendrick werd aangeslagen voor 2 koeien en 2 kalveren. Het
aantal huishoudens in het Reutje was nog evenveel als een halve eeuw daarvoor.
In 1731 werd Windel Beijtels apart in de schatlijst genoemd. Toch was
zij enkele maanden voordien getrouwd met Geurt Simons.
Dat jaar werd haar koe gestolen. Van nu af vormden beide gezinnen een
afzonderlijk huishouden naast elkaar. Windel stierf in november 1742.
Geurt volgde haar drie maanden later in het graf. Hun zoon Jan zou naderhand
naar Echt vertrekken.
Toen ook hun moeder Lisbeth was gestorven,
werd de boerderij van de kinderen Beijtels verhuurd aan Merten Timmermans.
Deze had voordien enkele huizen terug in de straat gewoond. De twee kinderen
gingen elders in dienst. Aldegonda Beytels (1730-1779)
trouwde in oktober 1754 met Jacob van Helden (1723-1779) uit het Reutje.
Dat het huwelijk ook in Vlodrop staat ingeschreven, geeft al aan dat een
van beide echtelieden buiten de gemeente was gaan werken. Het echtpaar
nam aanvankelijk zijn intrek in het ouderlijke huis aan het Brentjen.
Zo’n vijf jaar later verhuisde het gezin naar het begin van de straat.
Eerst nadat haar broer Jan (1734-1807) in oktober 1769 was getrouwd met
Joanna Sampers uit Linne werd de erfdeling geregeld. Jan nam daarbij de
boerderij over, terwijl Jacob ernaast in de tuin zijn eigen huis bouwde.
Beiden hadden twee koeien op stal.
Het echtpaar van Helden stierf eind 1779. Aldegonda overleed in oktober
aan dissenterie en koorts. Jacob leed aan dezelfde ziekte en volgde haar
enkele weken later in het graf. Zij lieten twee dochters na. De 21-jarige
Liesbeth (1762-1828) trouwde in mei 1783 met Dirck van den Bosch
(1753-1802) uit Linne. Rond 1800 bezaten zij naast huis en hof nog ruim
5 morgen akkerland, omgerekend zo'n 185 are. Volgens een lijst uit dat
jaar had Dirk slechts 3 morgen met rogge bezaaid en verder niets. Dat
komt ook overeen met die ene koe die in de stal stond. De overige akkers
heeft hij dan tijdelijk verpacht. Het kwam geregeld voor, dat iemand een
deel van de grond door een nabuur liet “winnen”. In de huizenschat
werd Dirk in de laagste schaal aangeslagen. Kort daarop stierf hij in
maart 1802. Elisabeth bleef achter met vier kleine kinderen.
Het huis van de dagloner telde slechts een raam en deur. Zijn “oom”
Jan Beytels ging het al niet beter. Bij hem tellen we verder twee tot
drie morgen (ca.80 are) land. In enkele schatlijsten wordt hij niet genoemd.
Zijn zoon Hendrik (1780-1840) was op 13-jarige leeftijd bij de pachter
van de Aerwinkel als schaapherder gaan werken. Naderhand gingen huis en
hof op hem over.
De erven Beijtels
Hendrick Beytels (1780-1840) ging na zijn schooljaren met dertien als
herder in dienst op de Aerwinkel. Naderhand zou hij het ouderlijke huis
in het Reutje overnemen. Hendrik trouwde in oktober 1807 met Marie Winckens
uit Waldvucht. Acht jaar later hertrouwde hij met haar dorpsgenote Maria
Catharina Weerens. Rond 1830 woonden nog drie kinderen bij hun ouders
thuis, terwijl dochter Anna bij veldwachter Brentjens verderop in het
Reutje als dienstmeid in de kost was gegaan.
In 1717 stond de grond achter het huis nog op naam van zijn overgrootvader
Dirck Beytels: ruim 1 morgen en 3 vierdel groot. Omgerekend is dat bijna
60 are. Zover komen we alleen als we nog de akker van Wolters aan de Reutjesweg
meetellen. En dat komt ook overeen met de beschrijving uit het oude bunderboek:
de grond lag destijds tussen het land van de weduwe Monzeau en de straat
en met beide hoofden op de moestuin en de weg. Zo’n halve eeuw later
werd de boerderij en het land opgedeeld tussen broer en zus. Rond 1840
was de verdeling als volgt: H. van den Bosch (huis en tuin: 3 are), J.H.
van Helden (huis, tuin en akker: 23.30 are) en J.H. Beytels (de halve
akker: 15.20 are); de akker van Wolters c.s.: 22.95 are.
St.-Petrusstraat 4
Hendrik Beytels verdiende als werkman de kost voor zijn gezin. Naast de
huisplaats met de akker, zoals hierboven beschreven, had hij rond 1825
nog zo'n anderhalve hectare land en een stuk broek van z'n eigen. Er is
nog meer bijgekomen. Een deel daarvan werd naderhand weer doorverkocht.
Na Hendriks overlijden in maart 1840 werd de rest verdeeld over zijn drie
kinderen: de dochters Marie en Anna en hun halfbroer Hendrik.
-Ruth Peters, linnenwever uit Kirchhoven, trouwde in
oktober 1838 met Anna Beytels. Aanvankelijk woonden zij als huurders in
het huis van de familie Wolters aan Uylenbosch. Daarop verhuisde het gezin
naar Posterholt. In 1873 werd zijn erfdeel in het Reutje doorverkocht.
-Hendrik Beytels (jr.), nazoon uit tweede huwelijk, erfde van zijn vader
meerdere stukken land. Samen ruim 82 are groot. Naderhand is hij naar
Posterholt vertrokken. Daar trouwde hij ruim 40 jaar
oud in 1859 met Catharina Rademakers. De voogden van hun twee dochters
verkochten in juni 1875 het resterende akkerland, nadat andere stukken
al eerder van de hand waren gegaan. Het bracht de meisjes 356 gulden op.
-Huis en hof in het Reutje met de halve akker daarachter waren op de oudste
dochter overgegaan. Daarbij kwam nog een schaapswei in het broek. Marie
Bijtels was in oktober 1836 getrouwd met Jan Hendrik van Helden
(1810-1861) uit Maasbracht. Tijdens hun huwelijk kocht Jan er nog wat
land bij. Alle grond bij elkaar werd berekend op zo'n 74 are. Daarnaast
hadden zij “levendurend” vruchtgebruik van drie akkertjes,
ruim 63 are land afkomstig van wijlen Gerard van Helden. Het echtpaar
bleef kinderloos. Voor alle zekerheid lieten zij vastleggen, dat de goederen
op de langstlevende zouden overgaan. Dat was Marie (1810-1878). In feite
stond alleen het aangekochte land -voor de helft- op naam van de overledene.
Voor het erfdeel, afkomstig van haar ouders, behoefde Marie dus niet opnieuw
successierechten te betalen. Het huisraad en het akkergereedschap werd
op 48 gulden geschat, en de koe op 60 gulden. Daar gingen evenwel de kosten
van ziekte en overlijden vanaf: liefst 70 gulden. Doodgaan was duur.
Een klein jaar na het overlijden van haar man hertrouwde de weduwe in
januari 1862 met Hendrik Bekkers. De man was geboortig
van Stevensweert, maar woonde sinds zijn eerste huwelijk in Sint-Odiliënberg.
Het kersverse echtpaar trouwde in gemeenschap van goederen. Tevens zou
de langstlevende het vruchtgebruik behouden. Marie Bijtels vermaakte haar
man tevens het eigendom van al haar bezittingen, mocht hij haar overleven.
In het andere geval gold deze schenking zijn kinderen onder belofte haar
“alle genegenheid te toonen en haar bijzonder wel optepassen
en naar volkomen genoegen te dienen”.
Hendrik kreeg ruim een hectare zaailand in het Reutje om te beakkeren.
In de stal stonden twee koeien. Tijdelijk woonden de twee jongste kinderen
van haar zus Anna bij het echtpaar in. In maart 1874 werd een groot deel
van de inboedel verkocht. Daar kwamen niet alleen buurtbewoners op af,
maar ook mensen van buiten de gemeente. De opbrengst bedroeg 111 gulden.
Het grootste meubelstuk was een kast, waarvoor opzichter Hendriks f.5.50
neertelde; bijna net zoveel als voor de tafel met de zes stoelen werd
betaald.
Was het echtpaar toch nog van plan om te gaan verkassen? Korte tijd later
werd de huisplaats immers verkocht aan Reinier van Buggenum.
Waarschijnlijk hielden de verkopers een kamer in huis nog voor zich. Zo
ontbrak o.a. het beddegoed op de veilinglijst. Marie stierf in maart 1878
en zoals afgesproken erfde Hendrik haar bezittingen. Dat was 42 are land
en aan roerend goed niet meer dan een kastje, de kist met kleren en het
linnengoed.
Marie vanne Bökkem
Reinier van Buggenum was geboortig van Echt. Hij trouwde in april 1874
met Helena Ysbruggers (1844-1921) uit het Reutje. Haar voorouders zijn
in het Reutje tot omstreeks 1600 te achterhalen. Behalve het huis aan
de straat verwierf het echtpaar tevens de volle akker daarachter; 38.50
are groot. In januari 1881 beleende hij zijn goederen in het Reutje voor
200 gulden bij Frans Schmitz, winkelier in het dorp. Twintig jaar later
nam hij opnieuw een lening van 400 gulden op bij landbouwer Hilkens uit
Lerop, met als onderpand zijn huis, hof en akker. Met zo weinig land viel
er weinig te boeren. Maar uit een opgave uit 1910 blijkt, dat Renier voor
de akkerwinning tevens nog 180 are bouwland had gepacht. In de stal stonden
twee koeien en naderhand ook nog twee varkens in het kot.
Zoon Lambert ging al vrij jong van huis om elders de kost te verdienen.
Daarvoor trok hij geregeld de grens over. Tussendoor kwam hij weer voor
korte tijd terug naar het Reutje. Ook de twee oudste dochters gingen kort
na de schooljaren werken in “Pruissen”. De drie jongste
kinderen zouden hun voorbeeld spoedig volgen.
Gertrudis (1879-1959) kwam in december 1904 weer thuis terug uit Dulken.
Een maand later trouwde zij met Christiaan Timmermans.
Hier in het Reutje werd kort daarop hun dochtertje geboren. Spoedig daarop
vertrok het jonge gezin naar Mönchen-Gladbach. In september 1914
keerden zij weer terug. Waarschijnlijk had dit te maken met de oorlog
die toen was uitgebroken: buitenlanders die zich niet wilden nationaliseren,
konden beter vertrekken. In april 1920 vestigde Timmermans zich voorgoed
met vrouw en kinderen in Melick. Ondertussen had ook Marie (1877-1955)
zich in april 1911 weer even thuis laten zien. Zij trouwde die maand met
Peter Timmermans uit Heythuysen. Evenals haar zus wilde “Marie
vanne Bökkem” de bruiloft thuis vieren. Terstond verhuisde
het kersverse paar naar Maasniel. Naderhand zakten zij af naar het zuiden,
omdat Peter in de mijn werk had gevonden.
Hun moeder Helena Ysbruggers stierf in juli 1921. Huis,
tuin en akker werden gewaardeerd op f.1400. De inboedel kwam op f.200,
terwijl het echtpaar toen ruim 700 gulden op de bank had staan. Voorheen
had het echtpaar per testament geregeld, dat de langstlevende van beiden
het vruchtgebruik van de goederen zou behouden. Reinier bleef alleen in
huis achter. De meeste kinderen waren ondertussen de grens overgetrokken.
De oude man liep al tegen de tachtig, toen hij in februari 1928 bij zijn
dochter in Melick introk.
...P.Timmermans 1935..............Peter
en vrouw Marie van Buggenum
Daarop keerde het gezin Timmermans vanuit Brunssum terug naar het Reutje.
Peter nam de boerderij over. Hij kocht er nog enkele akkers bij en ging
toen voornamelijk op het land werken.
In augustus 1939 brak er brand uit in huize Timmermans, in de stal en
schuur, die tot de grond toe afbrandden. Timmermans liep daarbij ernstige
brandwonden op toen hij het paard probeerde te redden. Met behulp van
buren en brandweer, kon worden voorkomen dat het vuur oversloeg.
Het huis met de grond daarachter ging
in 1960 definitief over op zijn zoon Peter Renier Timmermans.
Hij was getrouwd met Anna Catharina Huskens. In het Reutje kwamen er na
de oorlog steeds meer huizen bij. Zo ook hier. De akker achter het huis
werd opgesplitst en aan de St.-Jozefstraat werd een nieuw huis gebouwd.
Peter werkte als walbaas bij de koopvaart. In 1967 werd het boerderijtje
verbouwd tot woonhuis.
|
|
Van den Bosch
In februari 1828 stierf Liesbet van Helden, weduwe van Dirk van
den Bosch. Van de vier overgebleven kinderen woonde alleen Hendrik
(1792-1830) nog thuis. Naast enkele akkers, bij elkaar bijna een hectare
groot, liet de vrouw een “bouwvallig huisje met stal en aangelegen
moeshof in Bergerreutje” na. Haar dochter Elisabeth was getrouwd
met Dirk Moors en woonde toen in Wessem. Jenne en Alet van den Bosch werkten
als dienstmeid in Antwerpen. Naderhand is Jenne weer naar huis teruggekeerd.
De huisplaats op de hoek stond in 1840 op naam van de weduwe van den Bosch.
Hendrik was in september 1815 getrouwd met Catharina Brentjens
(1790-1865) uit Linne. De vrouw probeerde de kost voor haar drie kinderen
te verdienen als daghuurster. Hendrik liet bij zijn overlijden in september
1830 een oud vervallen huis na met stal, schop en een klein tuintje. Hij
was er blijkbaar niet toe gekomen het huis met enige timmering op te knappen
en te verbeteren.
In 1836 stonden een geit en een kalvende koe op stal. Met de twee akkers
werd het grondbezit berekend op zo'n 27 are. Maar volgens de kadastrale
leggers uit 1843 komen we uit op een veelvoud daarvan, namelijk 79 are.
Het verschil zit voornamelijk in twee stukken uit het broek en de moestuin
naast Linssenhof, afkomstig van een overleden tante.
De weduwe van den Bosch stierf in augustus 1865, een maand na het overlijden
van haar zoon Dirk. Zodoende bleef Hendrina voorlopig alleen in huis achter.
Naderhand ging zij elders als dienstmeid werken. De oude boerderij werd
in 1876 afgebroken en de huisplaats werd met de tuin tot een akker omgeploegd.
Later werd er een boomgaard aangeplant.
St.-Petrusstr. 2
Catharina Heynen (1857-1921) was in september 1892 in eerste huwelijk
getrouwd met Hendrik Muysers (1856-1893), verderop in
de straat. Na het overlijden van haar vader werd het echtpaar inderdaad
onder de erfgenamen genoemd. Maar nog geen jaar later stierf Hendrik.
En wat blijkt? Nu is het enkel de familie Muysers, die zich aandient.
De weduwe Heynen was bij de successie niet aanwezig. Maar haar eigen erfdeel
(ter waarde van 65 gulden) werd toen wel meegerekend! Naderhand zou de
vrouw dan toch haar aandeel uitbetaald krijgen.
Catharina hertrouwde in juli 1894 met Hubert Hendrikx
(1863-1917) uit Baexem. Zij bleven aanvankelijk op het Houtkempken wonen.
In oktober 1896 kwam haar tante Hendrina terug uit Echt. Huis, hof en
akkers stonden nog voor de helft op haar naam. Bij de erfdeling ging de
boerderij over op de weduwe van Cruchten, die hier met haar kinderen kwam
wonen. Daarop verhuisde het gezin Hendrikx voor korte tijd naar Posterholt.
Niet langer dan zo’n twee jaar zijn ze daar gebleven. In 1900 kochten
zij het huis van winkelier Schmitz aan de Aerwinkelsweg. Naast 30 are
eigen land had Hendrikx nog 62 are gepacht. In de stal stond een koe en
in het kot een varken. Verder liepen nog 6 kippen over het erf. Hubert
stierf in januari 1917.
Zijn huis was toen afgebrand. De boerderij werd nadien niet meer opgebouwd.
Het efgebrande huis met stal, erf, tuin, de boomgaard, het akker- en weiland,
bij elkaar 61.40 are groot, werden toen geschat op een waarde van f.800.
De meisjes verhuisden naar Roermond. In de stad vonden zij een betrekking
als dienstbode. Hun moeder stierf in februari 1921.
Catharina had van haar ouders twee akkers geërfd en de oude huisplaats
in het Reutje. Ondertussen was er een boomgaard op geplaatst. Die werd
in 1927 verkocht aan Mathijs Hendriks (1894-1981) en Mechteld Jeurissen.
Zij waren vijf jaar daarvoor op meidag 1922 getrouwd. In 1930 bouwde Hendriks
er zijn huis met winkel. Daarbij werd de huisplaats uitgebreid. Aan de
bouwtekening is te
zien, dat de winkelkamer in het woongedeelte werd ingepast. Mathijs Hendriks
werd zowel caféhouder als kruidenier
genoemd. De gelagkamer staat niet als zodanig op het grondplan ingetekend.
In de keuken stond de pomp naast de gootsteen. Op de verdieping lagen
drie slaapkamers naast de zolder. Het privaat was tussen het varkenshok
en de worstkeuken!
|