|
Laatst gewijzigd: 24-08-2016 © Jan Ruiten
In september 1723 nemen Matthijs, Gertrui en Clara Vlodrop, broer en zussen, een lening van 200 pattacons op hun huis Den Marienborgh in de Neerstraat. Joannes, zoon van hun overleden broer Francis Vlodrop staat op het punt om in het klooster der jezuieten in te treden. Zij hebben echter niet het nodige bedrag van 100 pistolen, omgerekend 375 pattacons, ter beschikking, die de sociëteit daarvoor verlangt. De provinciaal-overste van de orde neemt alsnog genoegen met een aanbetaling van genoemde 200 pattacons. Bij vooroverlijden van de student zou de familie echter niets terug te vorderen hebben. De novice verbleef toen al gedurende twee jaar in het klooster, en buiten logie had hij aldaar onderwijs in de philosofie genoten. |
In april 1456 staat het huis De Marienborch in de Neerstraat op naam van Leonard Graes en Lysbeth Kedel. Het huis was mogelijk afkomstig van haar ouders Thonys Kedel en vrouw Joistgen. De Marienborch is dan gelegen tussen de huizen van wijlen Derick Vercken en Willem van Brede. (GAR, regesten G.v.Bree nr. 578 en 581 uit Hoofdgerecht 310-f.5.) Meer dan dit losse bericht is over het betreffende huis en zijn bewoners niet terug te vinden. We zijn bijna een eeuw en twee generaties verder, wanneer de kinderen Graes in juli 1548 vooruit afspreken hoe te handelen na het overlijden van hun moeder. Het zijn enerzijds Johan Graess alias Katt en zijn vrouw Marie en het echtpaar Johan van Horen en Metthe Graess-Katten, kinderen van de bejaarde Geerte Dencken, de weduwe Graess. De andere partij werd gevormd door Tryne Graess, getrouwd met Coen Schilmans, en haar broer en zussen Leonard, Stijne en Jenne, kinderen van hun oude moeder Lysbeth in Den Marienborch. Mocht een van hen eerder komen te sterven dan hun oude moeder, dan zouden diens kinderen bij de erfdeling de plaats van de overledene innemen. Dat was in die tijd niet automatisch geregeld. Bij voorafsterven van de ouders, zouden de kleinkinderen niets erven uit de nalatenschap van de grootouders. Dat werd met die overeenkomst rechtgezet. (Regesten nr. 1805; Hoofdgerecht 311-f.2.) Kort daarna, vanaf 1550, duikt zekere Vaes in Den Marienborch op. Hij was toen al geruime tijd getrouwd met Lenartgen. Vaes wordt voor en na genoemd wegens grond buiten de stad, o.a. aan de windmolen en in de Wolffskeel. In mei 1557 koopt het echtpaar een schuur in de Pelserstraat, om vervolgens de schuur in de Ezelstraat te verkopen. In augustus 1565 neemt Anthon in de Marienborch c.s. een lening op van 100 daalders. Hij is de oudste zoon van wijlen Vaes en Lenartgen. Zijn moeder is ondertussen hertrouwd met Joist Scheres. Deze blijkt identiek aan Joist in Den Marienborch, genoemd in juli 1567. Het geld was bedoeld voor de aankoop van een huis in de Ezelstraat ten bate van de voorkinderen van Lenartgen. (Regesten nrs. 3313 en 4134; Hoofdgerecht 311-F.102 en f.175 e.v.) In september 1575 blijkt dat Lenartgen opnieuw weduwe is. uit haar tweede huwelijk heeft zij een kind, met name Johan Scherers. De weduwe in De Marienborgh koopt in augustus 1580 nog een huis in de Oliestraat van de koster en kerkmeesters van de Moederkerk. In die jaren moet de Marienborgh al een brouwhuis zijn geweest. In elk geval wordt de weduwe Loosen gemaand om alsnog de rekening voor geleverd stuivers-bier te betalen. (Hoofdgerecht 311-f.372.) Behalve genoemde huizen had de vrouw voor haar nakind de volle eigendom verworven van een huis op de hoek van de Schoenmakersstraat tegenover de put. Haar goederen op Hombergen over de Maas waren van oudsher belast met een korenpacht aan het Huis Montfort. In die tijd worden nog enkele huizen genoemd op naam van o.a. Linnerdtgen In den Marienborgh (dochter van Vaes en Lenartgen), weduwe van Corst de Wilde. Maar dat hoeft dan nog niet het huis De Marienborgh zelf te zijn. In januari 1608 stuurt Elisabeth Hoeufft, de weduwe Cremers, vanuit Keulen een volmacht naar enkele vertrouwenspersonen in Roermond, om haar aandeel in een huis in de Neerstraat te verkopen. Het huis was gelegen naast het erf van Lambert in De Marienborgh en t.a.z. het huis De Valck van de erfgenamen van Hieronymus van Meghen. Schout Christoffer Braets neemt de koop aan voor twee keer 200 gulden. (Hoofdgerecht 313-f.9.) Met Lambert in De Marienborgh, getrouwd met Catharina Driessen, zijn we dan wel ter plekke aangekomen. Ook naderhand wordt De Valck twee huizen verderop nog enkele keren genoemd. In mei 1608 ligt Linnerdtgen, oud van jaren, ziek te bed. Zij maakt dan haar testament op. In de eerste plaats gaan het goed Hombergen en het huis in de Schoenmakersstraat naar zoon Lambert, wegens de goede zorgen in haar ouderdom gedaan. Daarmee zal hij dan ook de lasten en renten overnemen, zonder de andere kinderen daarop naderhand aan te spreken. Haar kleindochter Joostgen krijgt bij haar huwelijk 100 gulden mee, door Lambert te betalen. Zij krijgt tevens haar gouden gordel, haar korte heuck en het bed op de kamer. Haar nazoon, voor wie het huis aan de Schoenmakersstraat was bedoeld, moet dan al gestorven zijn. De 100 daalders die Lambert van zijn moeder heeft gekregen wegens zijn koopmanschap, zullen eveneens buiten de deling vallen. Verder krijgt hij een bed met toebehoor en de ring van zijn vader. Verder werden genoemd haar overige kinderen Oetgen, Lenartgen, weduwe van Korst de Wilde, Thoenis en Lisbeth. (Hoofdgerecht 313-f.4.) Niet genoemd werd het huis in de Ezelstraat, dat op elk der vijf kinderen voor een gelijk deel overging en naderhand door Lambert voor 300 gulden werd overgenomen. Ook De Marienborgh bleef voorlopig op naam van de kinderen staan. (Hoofdgerecht 313-f.148.)
Linnerdtgen had al in november 1601 aan haar kinderen overgedragen de jaarpacht van 10 vat rogge, die zij had uit een goed onder Karken. (Hoofdgerecht 312-f.115.) |
|
Coen Theunissen van Ool...
De brouwer belegde zijn geld in de aankoop van grond buiten de stadsmuur en in leningen aan derden. In januari 1592 liet hij beslag leggen op het ingeschuurde koren van Jaicxken op sGreevenhoiff (Echt) bij de weduwe Froenhoven, wegens een lening van 100 daalders. Verder had hij een kortlopende lening van 125 daalders uitstaan op Het Vosken op de hoek van het Visserstraatje. (Hoofdgerecht 312-f.1 en f.27.) In juni 1601 stichtten Coen en zijn vrouw Bela een prebende voor de huisarmen, te betalen met de rente van een kapitaal van 100 daalders, toen nog uitgezet op de onderste watermolen op de Roer. Na het overlijden van zijn vrouw, hertrouwde Coen met Geertruij in de Maen. In december 1613 verkopen Lenardt de Wilde, Jan Roijen en Jacob van Lin, elk met de vrouw, hun aandeel in het huis De Marienborgh voor 2425 gulden aan Coen van Ool en Geertte. Enkele maanden later verwerft het echtpaar de resterende 2/5 delen van Lysbeth in Den Marienborgh, de weduwe Hingen te Dordrecht, en van Lambert in De Marienborgh en vrouw. (Hoofdgerecht 313-f.145 e.v.) Dan is er nog dat andere huis in de Neerstraat uit eerste huwelijk. In maart 1614 draagt Coen zijn tochtrecht op het halve huis en op enkele stukken land over aan de erfgenamen Schoenmakers. Vervolgens verkopen zij het halve huis en de akkers aan Coen en zijn vrouw. Hierna heeft het echtpaar het volle bezit op het huis. De inkt van de koopakte is nog niet opgedroogd, of Coen en Geertruijdt verkopen het huis voor 900 gulden aan luitenant Pierre de Neuffcourt en vrouw. In april daaropvolgend verkoopt schout Christoffer Braets de lege huisplaats met de hof in de Neerstraat voor 610 gulden aan buurman Coen van Ool en Geertruydt in de Maen. Aankopers bezitten dan al het naastgelegen huis Den Marienborgh. De koopsom is in twee termijnen te betalen met Pinksteren en met st. Remigius (31 okt.). Mogelijk door schade wijs geworden, laat de verkoper uitdrukkelijk vastleggen, dat bij wanbetaling parate executie der goederen zal volgen. (Hoofdgerecht 313-f.151.) Coen had het huis De Marienborch lastenvrij gekocht. Jaren later blijkt het huis dan toch belast te zijn met een erfcijns van 6 kop rogge en 6 kop haver aan de heren van Milendonck, voorheen goed te doen aan de rentmeester van de graaf van Meurs. Verkopers uit 1613 beloven, dat zij de brouwer hiervan lastenvrij zullen houden. Coen van Ool sterft omstreeks 1622. In mei 1624 koopt Geertruijdt in Den Maen, weduwe van Coen, namens haar kinderen Thonis en Windel een bunder akkerland in Lomsveld buiten de stad. Zij werd daarbij bijgestaan door haar vader Dederick In den Maen en Korst Neiven, als voogden van de kinderen. Later dat jaar trouwt Gertruijdt in tweede huwelijk met Johan Bordels, zoon van Thomas Bordels en Gertrui Bisschops. In februari 1629 verkopen Johan Bordels en zijn vrouw, namens haar voorkinderen uit eerste huwelijk, met name Thonis en Windel de huisplaats met de moeshof naast De Marienborgh aan hoefsmid Hendrick van Lin en vrouw, in ruil voor 2 morgen land te Linne en aanvullend een bedrag van 70 rijksdaalders. Een erfwisseling, zoals hier beschreven, werd wel eens gebezigd om te voorkomen dat anderen het huis zouden beschudden. Bij de overdracht traden Diederick Maen en zijn zoon Nicolaes als voogden van Gertruy's voorkinderen. De kopers mogen het erf betimmeren, zo ver het erf zich strekt langs het aangrenzende huis van De Valck, zonder het licht te benemen van het andere huis van de kinderen. De put tussen beide erven zal gemeenschappelijk blijven. Generaties later gold die afspraak nog steeds. (Hoofdgerecht 314-f.191.) In januari 1634 neemt Hendrick van Lin een lening op van 621 gulden bij de weduwe Bordels. De rente -aflossingen komen toe aan haar dochter Windel van Ool. (Hoofdgerecht 315-f.77.) Windel staat dan op het punt om in het klooster van Keijsersbosch in te treden. Zij doet afstand van haar wereldse goederen ten gunste van haar moeder, Geertruydt Maen, de weduwe Bordels. Jaren later, in mei 1651, verkoopt Nicolaes Maen, griffier aan het Hof van Gelder, namens de kinderen van zijn zuster Gertruijdt, de weduwe Bordels, hun derde deel, samen met de overige deelhebbers het huis De Croon op de Minderbroedersstraat voor 1400 gulden aan Lins van Wessem en Anna Catharina Raps. (Hoofdgerecht 316-f.141.) |
|
Celytgen uyt Nederhoven, alias Marienborgh... In juni 1639 geeft zij opdracht, ook namens de kinderen van haar broer Bernt uyt Nederhoven, tot de verkoop van hun aandeel in een huis in de Ezelstraat. Prompt laat Catharina Marienborgh, dan nog ongehuwd, daarop beschud aantekenen. Twaalf jaar later komen we diezelfde Catharina In den Marienborgh tegen als vrouw van Hendrick Vorstermans. Volgens het doopregister in 1650 is de vrouw identiek aan Catarina van Nederhoven. Na de stadsbrand van 1665 koopt Hendrick een lege huisplaats met stalplaats in de Munsterstraat, namens zijn kinderen uit huwelijk met wijlen Trijneken In den Marienborgh. |
|
Hendrick van Vlodrop, brouwermeester... Voor de brouwermeester komt een jaar later een herkansing. In februari 1675 verkopen advocaat Thomas Bordels en vrouw Ida Spee, en armenmeester Hendrick Smits, in huwelijk met Gertruijt Bordels, hun huis genoemd De Marienborch in de Neerstraat, met de stalling en het brouwhuis met het brouwgetouw, te weten al hetgene de brouwerij toekomt, voor 1200 rijksdaalders aan Hendrick van Vlodrop en Geertruijt Cox. Daartoe betaalt Vlodrop nog 2 souvereinen als verteerpenningen aan de verkoopsters. (Hoofdgerecht 318-f.86.) Jammer. Enkele weken later tekent Agnes Bogarts beschud aan op het huis. Zij wordt daarbij geassisteerd door dhr. Woestingh. Zij toont daarbij een neusdoek met klinkende munten, om te laten zien, dat zij boven de koopsom alle overige kosten van armengeld, lycop, Godtsheller, verteerpenningen, overdrachtskosten en kerkenroepen. Aan het gericht betaalt zij naar oud gebruik het beschudgeld in goud en zilver, namelijk een goudgulden en een halve rijksdaalder.(Hoofdgerecht 318-f.87.) Dit beschud door juffrouw Bongaerts past niet in het vervolg van dit verhaal. Nog diezelfde dag heeft landscholtis Boshuijsen zich hiermee gemoeid. Zonder dat er enige details over zijn vastgelegd, blijkt dat hij niet accoord gaat met het aangetekende beschud, om wat voor redenen dan ook. En inderdaad, in juni 1684 blijkt het voornoemde huis dan toch op naam te staan van Henrick van Vlodrop. (Hoofdgerecht 318-f.94.) In december 1685 kochten Hendrick en zijn vrouw de herberg St. Nicolaes in het Visserstraatje en enkele stukken land buiten de stadsmuren, voor de prijs van 1400 gulden. De koop gold voor de duur van negen jaar, maar zonder opzeggen van een der partijen, zou de koop stilzwijgend opnieuw voor 9 jaar gelden. Uiteindelijk liep dit uit tot een bllijvende verkoop. (Hoofdgerecht 319-f.255.) |
|
In september 1719 verkocht Carolus van Beeck, kapelaan te Linne, zijn ouderlijk huis tussen De Steenen Trappen en De Marienborgh aan Peter Bongaerts en Ida Houben. De hof achter het huis kwam uit op het erf van de weduwe Vlodrop, hetgeen ook nog te zien is op de kadasterkaart van 1843. De put en de pomp in de scheidsmuur bleef half om half van Bongaerts en van de weduwe Vlodrop. (Hoofdgerecht 325-f.239.) Afspraken over het gezamenlijk gebruik van de waterput werden al bij de verkoop van het buurhuis in 1629 gemaakt. Volgens genoemde kaart liep het erf van de Marienborgh nog een flink stuk door gelijk met het achtererf van De Steenen Trappen, ter hoogte van halverwege de Oliestraat. Gertrudis Cox heeft na het overlijden van haar man nog zo'n tien jaar de koopmanschap en de brouwerij St. Marienborgh in de Neerstraat voortgezet. (Hoofdgerecht 327-f.44 e.v.) |
|
Ook na het overlijden van hun moeder in november 1726 bleven de kinderen voorlopig nog gezamenlijk optreden in familieaangelegenheden. Dat komt bijvoorbeeld tot uiting wanneer Joannes, minderjarige zoon van hun overleden broer Francis Vlodrop (1679-1719), definitief heeft gekozen voor een leven in het klooster der jezuïeten. In november 1727 belenen Mathias, Gertrudis en Clara het ouderlijk huis met 200 pattacons bij de raadsverwant en accijnsmeester Janssens, voormalig schoonvader van Mathias en grootvader van zijn kinderen. Het geld is bedoeld als eerste aanbetaling aan de pater provinciaal van de orde. Het resterende bedrag van 175 pattacons zou naderhand ingelost worden. (Hoofdgerecht 327-f.83.) Hun broer Joannes Vlodrop woonde toen in Brussel, als advocaat aan het Hof van Brabant. Naast zijn kindsdeel in het sterfhuis van zijn moeder, bezat het echtpaar Vlodrop-Cuijpers een herberg achter de Muur, genoemd Het Cranske, een huis naast het klooster van de clarissen en een half huis over de brug. Matthijs (1670-1736) was de oudste van vijf kinderen. Hij trouwde (1694) in eerste huwelijk met Maria Magdalena Janssens, voorwaar een goede partij. Hoewel het zijn ouders voordien tamelijk voor de wind ging, kampte hij geregeld met schulden; ondanks de bereidwillige hulp van zijn schoonbroer(?) Peter Ignatius Janssens. In tweede huwelijk trouwde Matthijs Vlodrop in juni 1709 met Petronella Botquin, mede-erfgename van de Mouthaegen aan het Maelbroek. In maart 1714 ging de boerderij met de landerijen, bossen, broeken en turfgronden over op het echtpaar Vlodrop-Botquin. Alles bij elkaar ruim 75 morgen. Wegens de vele schulden, was de weduwe Vlodrop in 1736 gedwongen om de Mouthaegen te verkopen. (Jan Ruiten: Onder den Klockenslagh van neel..., blz. 296 e.v.) Bovenstaande afbeelding geeft de situatie rond 1840 aan, vrij naar de oorspronkelijke kadasterkaart, Roermond D-1. Het huis tussen De Marienborgh en De Steenen Trappen is rond 1900 bij laatstgenoemd pand betrokken en in dezelfde stijl opgebouwd. Het betreft het perceel dat voordien o.a. de waterput deelde met De Marienborgh. |
|
De kinderen van wijlen Francis Vlodrop hebben in 1727 nog schulden te vereffenen met hun tante Anna Maria Hausman te Eindhoven. Alle kosten en baten afgewogen, waren zij hun tante nog 200 rijksdaalders schuldig, waarvoor de voogden borg stonden met 4½ morgen akkerland in de Roermondse Weerd en het vijfde gedeelte in het huis met stallinge en brouwerij van hun grootmoeder zaliger. (Hoofdgerecht 327-f.44 e.v.) Het huis van Matthijs, hierboven genoemd, gelegen tussen de erven van Francis van den Steenwegh en t.a.z. van Maximiliaen Ophoven, blijkt niet de Marienborgh te zijn. Hij had het huis voor november 1734 verkocht aan Cornelis Keeren en vrouw. Het ouderlijk huis stond toen nog onverdeeld op naam van de vijf kinderen, gelegen tussen het huis van de gezusters Puijtlinck en t.a.z. de erven Peter Bongaerts. De lening van 200 daalders komt ook naderhand nog geregeld in de stukken voor. In 1734 blijkt, dat daarmee De Marienborgh was beleend, op naam van de vijf erfgenamen. De Marienborgh was in die jaren verhuurd aan de brouwermeester (Leonardt) Simons. In oktober 1738 stierf Gertrudis Vlodrop, geestelijke dochter. Daarna besluiten haar erfgenamen om de goederen die zij naliet te verkopen, om de opbrengsten onderling te verdelen. De nalatenschap bestond uit het huis in de Brugstraat, afkomstig van hun moeder Gertruijdt Cox. Vervolgens de herberg St. Nicolaes in het Visserstraatje, door hun tante eigenhandig aangekocht, en tenslotte haar 2/5 deel in het ouderlijk huis in de Neerstraat. De erfgenamen waren vooreerst Johan Joris, namens zijn moeder Clara Vlodrop (1677-1746), weduwe van apotheker Andries Joris. Clara en haar broer Johan waren toen de enige twee nog in leven zijnde kinderen van wijlen het echtpaar Vlodrop-Cox. Johan, advocaat en raadsheer aan het Leenhof te Brussel, liet bij die gelegenheid (1739/40) niet van zich horen. Naderhand gaf hij wel nog volmacht aan zijn cosijn Pedro Luijtgens, om zijn aandeel in de herberg St. Nicolaes te verkopen.
Ook was er een schrijven aangekomen van Johan Vlodrop, licentiaat in de medicijnen, vanuit de plaats Berge-St. Winoc (Sint-Winoksbergen bij Duinkerken). Hij gaf volmacht aan notaris Scheeven tot verkoop van de nagelaten goederen, te weten drie huizen en een morgen land van "ma tante Geurtrudt" en in 2/5 deel in het ouderlijk huis in de Neerstraat. (Hierover later meer.) Mogelijk hebben we hier te doen met neef Johan, geboren uit eerste huwelijk van Mathias Vlodrop met Maria M. Janssens. Dan waren er de, niet met naam genoemde, minderjarige kinderen van wijlen Francis Vlodrop. Vanuit Hoorn kwam verder een schrijven van notaris Groen, namens Theodorus Flodrop, ruiter in de compagnie van ritmeester Kessler, en zijn echtgenote Elisabeth Flodrop, om het sterfhuis van hun tante in de Brugstraat te verkopen. (Hoofdgerecht 323-f.73.)
|
|
|
|
Het huijs genaemt Het Marienbeeldt
Naderhand woonde hier brouwermeester Mathis Pambeck, ook Baumbeck genoemd. Hij was in in oktober 1748 getrouwd met Maria Agnes Leijendeckers. Het echtpaar kreeg vervolgens vijf kinderen, vier zoons en een dochter Anna Gertrudis (1754-1829). De aankoop van het huis in de Neerstraat moet tussen 1755 en 1762 hebben plaatsgevonden. In februari 1755 had Joes Goedtbloedt voor een bedrag van 2700 gulden de accijns op brandewijn van de stad aangepacht, voor de duur van een jaar. Voor dit bedrag stond hij o.a. garant met zijn huis St. Hubert op de Schuitenberg en met zijn ander huis aldaar. Verder had hij twee burgers bereid gevonden voor hem borg te staan. Mathijs Pambeck stond borg met inzet van 2 morgen land onder Melick. Van een huis zoals bij de anderen, is bij hem dan nog geen sprake. (Hoofdgerecht 334-f.77 e.v.) Waarschijnlijk had hij het huis met de brouwerij toen nog niet aangekocht. Hij kan er wel al gewoond hebben als huurder. Een koopakte met jaartal en koopsom ontbreekt in het protocollenboek. Pas in 1762 werd hij tevens als eigenaar genoemd van het huis Het Marienbeldt in de Neerstraat. Een koopakte van het huis komt in het overdrachtsregister niet voor. Nogal ongebruikelijk. Dat zou dus inhouden, dat een officiële overdracht met alle handelingen van dien niet had plaatsgevonden. Het kwam wel eens voor, dat dit voor buitenstaanders aanleiding was de verkoop niet te erkennen. Begin 1762 was de aanpachting van de stadsaccijns op brandewijn aan Mathias Pambeck gegund, te beginnen met St. Petrus Stoel (22 febr.) voor de duur van twee jaar. Dat kwam neer op een bedrag van 3.550 gulden per jaar! Daarvoor stond hij garant met zijn woonhuis Het Marienbeeldt. Verder had hij het echtpaar Wijhers bereid gevonden om voor hem borg te staan met diens huis verderop bij de Brugstraat. (Hoofdgerecht 336-f.177.)
Tot in 1744 komt de naam van De Marienborgh voor het laatst in de akten voor. En toch, enkele jaren daarvoor was er al sprake van de nieuwe naam. Uitgerekend in het schrijven vanuit Bergen-St. Winoc aan de Vlaamse kust, spreekt kleinzoon Johan Vlodrop in mei 1739 als enige over "het huijs genaemt het Marienbeeldt". Voor en na is de oorspronkelijke benaming van De Marienborgh in de volksmond dus gewijzigd. Omdat Johan al in 1730 in Sint-Winoksbergen woonde, moet hij die naam al vanuit zijn jeugdjaren in herinnering hebben gehad. Agnes Leijendeckers hertrouwde in augustus 1771 met Gerardt van der Hove, vijf maanden na het overlijden van haar eerste echtgenoot. Na het overlijden van haar tweede man, kwam de vrouw in zwaar weer terecht. Zij verbindt haar schulden, wegens de koopsom van goederen te Wassenberg, aan haar huis Het Marienbeeldt in de Neerstraat ten gunste van Eugene van Ool, na een proces voor het Hof van Gelder. Zij werd daarin bijgestaan door haar schoonzoon Nicolaes Clemens, in januari 1785 getrouwd met de dochter des huizes Gertrudis Paumbeck. Gertrudis hertrouwt in oktober 1796 met Johann Schmitz (1751-1805) uit Kirchoven. Na het overlijden van haar moeder staat het huis in de Neerstraat op diens naam. Haar dochter Catharina Clemens (1790-1849) trouwt naderhand met Jan Frans Beckers. De witgepleisterde voorgevel zou van veel latere datum zijn (eind 19e eeuw). Blijft alsnog de nis in de dakkapel, waar ooit een beeld moet hebben gestaan; ook getuige de haak waaraan het beeld bevestigd is geweest. In de 17e eeuw, moet het beeld opvallend genoeg zijn geweest, om de naam van het huis in de volksmond gaandeweg van Marienborgh te laten muteren in Marienbeeldt. Augustus 2016: Na een opknapbeurt van de gevel heeft de eigenaar van het pand opnieuw een antiek beeld in de nis geplaatst. (Met dank aan Theo Boom voor de vriendelijke informatie. Foto: Frits Cox, Roosendaal.) |
|
Een juiste situering van het brouwhuis De Marienborgh / Het Marienbeldt lukt alleen door ook de naastgelegen panden erbij te betrekken. Vanaf 1666 is het pand De Steenen Trappen een vast richtpunt. |
|