............ Brouwerij In Die Crone

Minderbroedersstraat 2








roeskensnobell
t.w.v. 68 stuivers

Laatst gewijzigd: 13-09-2021 © Jan Ruiten

In Die Crone
dik drie eeuwen brouwerij-geschiedenis

nu: Minderbroedersstraat 2

Brouwerij De Croon heeft een oude en lange traditie. Het huis lag op de hoek van het Begijnenstraatje aan minderbroeders. Nu is dat het pand Minderbroedersstraat 2. Het straatje is naderhand onttrokken aan het publiek gebruik en met een poort afgesloten. Dat was al zo bij de meting van het kadaster in 1821. Maar mogelijk al in de 18e eeuw. Huis, brouwerij en bijgebouwen met de tuin daarachter werden samen gemeten op 9.45 are groot, op naam van Arnold Kessels weduwe. De volgende eigenaar kocht er nog het huis naast de opvaart bij. Rond 1900 was hier het atelier van beeldhouwer Thissen gevestigd. Het zijn de inwoners die de stad maken.

In mei 1651 werd het huis met de brouwerij Die Croone voor 1400 gulden verkocht aan Lins van Wessem en vrouw Anna Catharina Raps. Zoals gebruikelijk telde het echtpaar daar bovenop aan de verkopers nog 3 rozenobels als verteergeld. Die verkopers waren Gertruidt Maen en haar kinderen uit huwelijk met wijlen Johan Bordels, Willem Herle en zijn drie kinderen en als derde partij de licentiaat Willem Palandt en diens vrouw Agnes Puijll.

Hun onderlinge verwantschap is uit deze overdracht niet op te maken. Na enig speurwerk komen we uit bij de gemeenschappelijke voorouders. Willem Herle was toen weduwnaar van Jenne Bordels. Agnes Puijll was een dochter van Gerardt Puijll en Beatrix Bordels. Beatrix, Johan en Jehenne waren de kinderen van Thomas Bordels uit diens eerste huwelijk met Geertrui Bisschops, de weduwe Lin.

De naam van De Croon komt al begin 16e eeuw voor betreffende het pand op de hoek van het Begijnenstraatje. In latere tijden zijn de aanpalende erven er bijgevoegd tot een groter geheel met een eigen poortweg.

aan het Begijnenstraatje...
In januari 1491 verkocht de St. Franciscus-broederschap, die zijn altaar in de Minderbroederskerk had, het huis palende aan het kerkhof aldaar. De nieuwe eigenaars waren de naaste buren op de hoek van het Begijnenstraatje, ofwel zoals in de akte vermeld op bagynestraete oirdt, met name Peter Nessels en vrouw Luyte van Asselt. Zij namen bij de broederschap een lening op het huis van 30 enkele rijnsguldens, binnen zes jaar af te lossen. (HGR inv.nr. 310-f.64; GvBree reg. 1355.)

Veel meer weten we niet over de toenmalige eigenaars van het pand. Enig speurwerk levert enkel een hachelijk voorval op. In augustus 1517 werd Peter in die Croen bijna slachtoffer van een messentrekker, die op het laatst door had, dat hij de verkeerde persoon voor zich had. Hierbij treffen we de eerste vermelding van het pand onder die naam aan. (GAR Oirvedenboeck f.13.)

Enkele decennia later, in juli 1556, is opnieuw, zijdelings sprake van het huis De Croon, wanneer er melding is betreffende de verkoop van de plaats daarachter in het Begijnenstraatje. Kort daarna, in november 1560 andermaal. Deze keer handelend over de verkoop van het (halve) huis tussen het kerkhof en De Croon. (HGR inv.nr. 311-f.95v en f.110.)

In de nabije omgeving stuiten we op het huis van Jacob van Vyrsen aan de overkant van het straatje, aan twee zijden reinende aan de moeshof en het (halve) huis van de weduwe Ryxkens (Neerstraat 78*), in april 1550 verworven van Jan van Oel. De beeldensnijder met die naam wordt door sommigen vereenzelvigd met de zogenaamde "meester van Elsloo". Maar met het huis en brouwerij De Croon had hij niets van doen. (HGR inv.nr. 311-f.2v en f.18v.) *Indien de nrs. 80-82 toen een pand vormden.

Het halve huis met moestuin van de weduwe Ryxkens wordt kort daarop door de erfgenamen van de beeldensnijder genaast en verkocht aan Frans Hazewynkel (alias Hoeffyser) en vrouw Katerina Poirtgens. Die laatste blijkt in september 1553 te zijn hertrouwd met Gairt Eggels. Zij worden dan genoemd als de eigenaars van het huis, afkomstig van Johan van Oell den bildensnyder. (HGR inv.nr. 311-f.48v.)

In juni 1561 volgt nog eens een duidelijke beschrijving van de ligging van dit huis. De buren, Gadert Mereell en zijn vrouw Anne Vinck, verkopen dan hun huis, gelegen an de mynrebroederen op de bagijnenstrait oirt, naast Garet Eggels en de straat. (HGR inv.nr. 311-f.138.)


De poort geeft het voormalige Begijnenstraatje aan. Links daarvan het pand De Croon.
Het huis van Jan van Ool was in zijn tijd het tweede huis rechts vanaf het straatje.

In augustus 1557 had Marie in gen Croen haar rechten in het huis naast dat van Johan in der Croen verkocht aan Jan van Wevelickhoven en vrouw Jenne. Dit pand tussen het minderbroeders kerkhof en De Kroon zou ruim een halve eeuw lang vererfd worden tot de verkoop in 1628. Marie was een dochter van Peter in Die Croen en Lysbeth Kremers. Haar ouders hadden ook een huis op de hoek van de St. Jansstraat. (HGR inv.nr. 311-f.110.)

In die tijd speelde men nog veel met namen. Het huis van Jan van Wevelinckhoven tussen minderbroeders kerkhof en het pand De Croon ging over op zijn zoon Cornelis Janssoen. Jaren later, in 1597 droeg deze het huis over aan zijn Derick Thoenissen van der Heijden, getrouwd met (Nelis halfzus) Nees Wevelinckhoven, ouders van Jan Thoenissen, elders Jan Dericks genoemd en getrouwd met Ummel. Ummel Diricks verkoopt het huis in 1636 door aan Peetgen Thoenissen.

Meer houvast over de bewoners van het hoekpand krijgen we zo omsreeks 1570. De percelen in het Begijnenstraatje zijn dan nog opgedeeld onder verscheidene personen. In de daaropvolgende jaren is enkele keren sprake van Lysbeth in die Croen in het Begynestraete. Waarschijnlijk werd daarmee de weduwe van wijlen Peter in Den Ingel bedoeld. Zij werden in november 1562 genoemd als eigenaars. Toen werden ook genoemd hun zoon Goert in den Ingell genant in Die Croen en schoonzoon Johan van Lyn met de kinderen. (HGR. inv.nr. 311-f.144v, f.240v.)

Ook aan de Varkensmarkt, toen meestal als Steenweg aangeduid, stond een huis onder het teken van De Croon. De eigenaars hadden tevens een huis naast de put aan minderbroeders.

Met deze Johan van Lyn komen we op bekend terrein. Het huis naast het kerkhof was ondertussen overgegaan op Jan van Wevelichaeven. Hij werd eveneens als buurman genoemd in maart 1581 toen Peter van Lin zijn helft in huis en brouwerij tussen Wevelickhoven en het gatske (lees: Begijnenstraatje) verkocht aan zijn broer Thijs van Linne en vrouw Geertghen. (HGR. inv.nr. 311-f.337v.)

Het Begijnenstraatje wordt in de akten voor het laatst genoemd in 1613.

Peter van Lin en vrouw Barbara worden in de akten voor het eerst in mei 1584 als echtpaar genoemd. Barbara was een dochter van Hendrick Hecx uit diens eerste huwelijk met Marie NN. Pas in maart 1585 besloot haar vader, met instemming van alle partijen, dat zijn zoon Abraham uit huwelijk met zijn tweede vrouw Mettele (van Lin), gelijk met Barbara in alles zou delen. (HGR inv.nr. 311-f.372 en f.377.)

Vreemd genoeg werd het huis De Croon in die jaren ook toegeschreven aan Gerart Bueckenheufft. Het betreft dan eveneens het huis op de hoek van de straat. In juni 1584 verkocht hij zijn gerechtigheid in huis en erf In gen Croen aan genoemde Thijs van Lin. Hij liet tevens weten dat niemand anders gerechtigd was in het huis en erf op de Minrebrodestraitt en op der Bagijnenstraiten oirtt naast Wefelinkhovens huis: der maiten dat noch er, noch jemandt anders van seinent wege widers eenige anspraick, actie offt furder daivan hebben sal in geiner gestaltt. (HGR. inv.nr 311-f.372.)

Twee keer dezelfde akte in een maand tijd, alleen de verkopers zijn niet identiek.

Naar deze laatste aankoop werd naderhand in augustus 1600 terug verwezen. Barbara Hecx handelde hierbij namens haar man Peter van Lin, wegens diens kundiger sinnen- en heufftz-schwaickheitt. Zij werd bijgestaan door haar halfbroer Abraham Hecx en Hans van der Ae als naastverwant aan haar man. Het gezin woonde toen in Heinsberg. Zij hadden samen met andere wederdopers de stad moeten verlaten in verband met de godsdiensttwisten in die tijd. Naderhand werd een generaal pardon uitgesproken.

Namens het echtpaar Lin en de kinderen werden o.a. verkocht hun aandeel in het huis In gen Croen met brouwhuis, stalling, schuur, tuin en mistplaats. Omdat Thissen zonder lijfserven gestorven was, ging een deel van zijn nalatenschap terug op zijn naaste familie. Namens haar man en kinderen droeg Barbara al haar rechten over op Gertrudis Bisschoffz, ihrer schweegerinnen, betreffende de roerende en onroerende goederen van Thissen van Lin derselver voirman s. Uit de woordkeuze blijkt dat Gertruijdt toen al hertrouwd was. (HGR inv.nr. 312-f.99.)

Overigens trad Peter van Lin van Heinsberg nog in augustus 1599 handelend op namens een echtpaar uit Keulen om in Roermond enkele goederen over te dragen. (HGR inv.nr. 312-f.88.)

De familie Hecx (vernoemd naar de plaats Hex in Belgisch Limburg) komen we ook tegen als eigenaars van de zogenaamde Walravenshof een pachtboerderij te Lerop, naderhand Keizershof genoemd. In een proces voor het Hoofdgerecht worden daar de familierelaties nader vermeld. (GAR: ongeordende stukken afkomstig uit het rijksarchief te Maastricht.)

Peter van Lin overleefde zijn vrouw. In augustus 1603 traden Abraham Hecx en Hans van der Ae opnieuw op als zijn momber. Met instemming van de voogden der kinderen Marie, Johan, Pieter, Liesbet en Alberta verkochten zij het huis aan het begin van de Brugstraat (hoek Marktstraat). Voor 1235½ rijksdaalders ging het kapitale pand over op het echtpaar Martin Hacken en Els Koicx. De koopsom zou in termijnen betaald worden. Verkopers woonden toen nog steeds in Heinsberg. (HGR inv.nr. 312-f.149.)


















Thomas Bordels...
De nieuwe eigenaars van het pand De Croon aan minderbroeders sinds augustus 1600 waren Thomas Bordels en Giertgen Bisschoffz, weduwe uit eerste huwelijk met Thissen van Lin. In de akten komen zij voor het eerst in mei 1593 ter sprake. Uit dit voor Gertrui tweede huwelijk stammen haar kinderen Beatrix, Johan en Jehenne Bordels. Hun jongste zus Neulke blijkt naderhand jong gestorven te zijn.

Thomas was de tweede zoon van schoenmaker Hendrick Bordels en Maria Nobis. Zijn vrouw was verwant aan de erfgenamen Bisschops in Het Hertshoorn onder aan de Markt.

In april 1598 hadden de weduwe en kinderen Orgelmeckers hun huis in de Oliestraat verkocht aan het echtpaar Bordels, wegens een achterstallige schuld van 260 gulden aan geleverd bier. (HGR inv.nr. 312-f.50 en f.71.)

Hetzelfde overkwam Naell in die Musch, de weduwe van Gerhardt van Dorsten, en haar kinderen. In mei 1598 was de tapster nog 288 gulden schuldig aan Thomas Bordels en Geertgen Bischops, eheluiden, burgeren und brouweren der stadt Ruremundt, wegens afgehaald bier. De vrouw liet weten dat het geld dat zij in haar tapperij had verdiend, thot onderhaldt miener noeturftiger huiszhaldungh und miener kinderen angewandt had. Nu stond zij garant met haar huis op de Scheutenberg aan de Raamsteden. Edoch, zeven jaar later bleek de schuld nog niet afgelost te zijn. (HGR inv.nr. 107-149.)

Jan van Doorn was in maart 1609 aan de brouwer Thomas Bordels al geruime tijd 400 gulden schuldig gebleven wegens geleverd bier. In 1622 blijkt diens weduwe opnieuw 164 gulden achterstallig te zijn wegens afgehaald bier. Het rijtje is niet volledig. Ook andere tappers moesten dringend gemaand worden vooraleer zij tot betaling overgingen. (HGR inv.nr. 111-231 en 124-569.)





Oord: verwijst naar de vier windstreken;
oirdtje: 1/4 stuiver

oord: hier een van de vier straathoeken.

Uit een overdracht gedateerd eind juni 1606 blijkt dat Thomas ondertussen was hertrouwd met Geertgen Haen. Dit huwelijk zou kinderloos blijven. In maart 1613 vond opnieuw een uitbreiding achter hun huis in het Begijnenstraatje plaats. Het echtpaar Bordels-Haen kocht toen voor 185 gulden een schuur met de plaats, afkomstig van het echtpaar Strangen. Het is tevens de laatste akte in de gightboeken waarin het begijnestraete nog met name genoemd wordt. In die tijd verwierf Thomas Bordels de halve eigendom van de Tielenmolen op de Roer. (HGR inv.nr. 313-f.128.)

Thomas Bordels stierf 1623/24. Huis en brouwhuis De Croon blijven in gezamenlijk en onverdeeld eigendom van de drie kinderen. De komende decennia werd het huis slechts zijdelings genoemd betreffende de buren naast Croonen-oord (1648).

Wie er in die jaren in De Croone, nog genoemd in 1636, in de brouwerij werkzaam is geweest is niet bekend. In elk geval geen der kinderen. Zoon Johan was toen al overleden en de twee schoonzoons komen evenmin daarvoor in aanmerking. In de Kroniek van Roermond wordt in die jaren wel enkele keren zekere "Jan van Rhee in de Croone" genoemd bij inkwartieringen van afzonderlijke stafleden van legervolk. (Friedrich Nettesheim: Kroniek der stad Roermond 1562-1638.)


-midden onder het Begynestraete; het hoekhuis rechts is Die Croen, anno 1671- (kaart van Herman Jansens in Stedelijk Museum)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

aanvulling

de erfgenamen Wessem...
Vanaf mei 1651 was de nieuwe eigenaar van huis en brouwerij De Croone Lins van Wessem, zoon van Frans van Wessem en Catharina van der Smitsen. Hij was in de zomer van 1642 getrouwd met Catharina, dochter van Willem Raps en Margriet Verstraeten. Als naaste buur werd genoemd Peter Dericks. Hun huis naast het kerkhof van de minderbroeders (en achter de huizen van Palant en Bordels) ging over op hun zoon Jan Diricks, kanonnier, en vervolgens op Peter Houben. Mogelijk dus zoals op bovenstaand kaartje uit 1671 is ingetekend. (HGR inv.nr. 316-f.141.)

In de visitatielijst van omstreeks 1677 wordt hier brouwer Lins van Wessem genoemd, met vrouw. vier kinderen en een meid. Aan de straat lag het voorhuis met daarachter de keuken met een spintien. (In dit geval een spijskamer.) Daarachter een stoefken en een kleine kamer met schouw. Boven bevonden zich 3 kamers met een zolder overdekt. Er was een stal voor 2 paarden en een koestal. Tenslotte het brouwhuis met een achterplaats. (GAR, Oud-Archief inv.nr.965, visitatie van huizen ca.1677.)

De erfopvolging van het huis naast het kerkhof ging als volgt. Via Jan van Wevelinkhoven op zijn zoon Cornelis Janssen en dan in 1597 op diens schoonzoon Dirck Thoenissen van der Heijden, getrouwd met Nees van Wevelinckhoven, ouders van Jan Theunissen, alias Dircks en diens zussen Ummel en Liesbeth. Ummel Dirichsen verkoopt het huis naast Die Crone in 1636 aan Peetgen Theunissen. Het huis aan de straat naast het kerkhof ging in 1649 over op lct. Palant.

Huis en brouwerij De Croon op de hoek van het straatje gaan over op zoon Thijs van Wessem (1664-ca.1710) in huwelijk met Jenne van Hinsberg.

De Overdracht verliep anders dan men zou aannemen. Na kerstmis 1685 gingen Johan van Wessem en Maria Creyaerts over tot een openbare verkoop van hun huis en brouwerij aan Minderbroeders. Als mede-verkoper werd genoemd Peter Reinier van Lin. De verkoop ging voor 750 rijksdaalders over op schepen Leonard Baenen als laatste hoger. Hij trad op namens Mathias (*1664) en Maria Catharina van Wessem (*1666), zoon en dochter van genoemd echtpaar. Deze overdracht staat niet in de betreffende schepen-boeken, maar is als veel andere akten los bewaard gebleven. (HGR inv.nr. 277 anno 1686.)

In 1713 besluiten de erfgenamen Wessem om het ouderlijke huis aan Minderbroeders te verkopen. Dat gebeurt dan tijdens een openbare zitting in juni van dat jaar. Als laatste hoger bij het opbranden van de kaars gaat brouwerij De Croon met het huis, het brouwgetouw met alles wat daartoe behoort en de moeshof daarachter voor 760 pattacons over op schoonzoon Arnoldt Crompvoet, namens zijn dochtertje uit huwelijk met Margriet van Wessem zlgr. Bij die gelegenheid verwierf hij voor 55 patt. ook een akker in het Roermondse veld. Om de nieuwe aankoop te kunnen bekostigen had Crompvoet een kapitaal van 500 pattacons, Spaans geld, opgenomen.







Het pand Neerstraat 82 heeft vanaf 1858 zeker driekwart eeuw onderdeel uitgemaakt van het brouwershuis, later atelier aan Minderbroeders.

De roerende goederen zouden onder de erfgenamen onderling verdeeld worden en werden bij die gelegenheid in De Croon bijeengebracht. Arnoldt behield daarbij voor zich de zoutsteen in de melkkelder als toebehorend aan het huis. Hetzelfde gold voor het nieuwe bed dat hij van zijn schoonbroer bij gelegenheid van zijn huwelijk had gekregen. Dit tegen de zin van de overige erfgenamen.

Tot het brouwgetouw diende ook de ketel, de boeien (buyen), kuipen en ander gereedschap gerekend te worden, zoals door hun ouders voorheen in maart 1700 met het huis ook was aangekocht. Verder noemde Crompvoet de twee eeckers, de stookgaffel, de kist voor de oude kolen, twee brouwrieken en de trechter om het hete water in de tonnen te laten lopen.

Het gericht besliste dat het huwelijksbed wel bij de inventaris moest worden opgenomen, maar de zoutsteen zou deel blijven uitmaken van het huis. (HGR inv.nr.213-2450.)

Arnoldt Crompvoet kwam zelf uit een brouwersfamilie. Zijn ouders hadden hun huis met brouwerij in de Neerstraat tegenover het klooster van de Clarissen. Naderhand kwam zoon Anthon daar als huurder wonen. Tot die tijd had hij als herbergier in de Pelikaan (nabij de Koolpoort) gewoond; in die jaren een weinig bezochte herberg. Ook bij zijn broer Anthon en zwager Jacob Raymaeckers konden de tappers het bier voor hun herberg kopen. Buiten de drie oudste zoons en dochter Anna was er nog hun jongere broer Godefridus, pater jezuiet in het klooster te Maastricht, en hun jongste zus Gertrudis geprofest bij de clarissen.

Roermond telde in die tijd niet enkele maar meerdere brouwerijen, die hun bier vooral leverden aan de plaatselijke herbergen. De gebroeders Crompvoets zijn daar een goed voorbeeld van.

Uit het eerste huwelijk met Margriet van Wessem bleef alleen nog de oudste dochter gespaard. Arnoldt hertrouwde met Ida Theelen. Ook de kinderen uit dit huwelijk stierven jong. Ida hertrouwde op haar beurt in maart 1729 met Henrick Rosmael. Joanna Crompvoet, novice in het klooster Mariengaerdt en enige erfgenaam van haar vader, vermaakte in juni 1731 haar ouderlijke huis aan genoemd echtpaar. In ruil daarvoor kreeg zij enkele rentebrieven, bij elkaar ter waarde van 216 pattacons en 200 gulden. (HGR inv.nr. 328-f.33.)

In april 1735 verwierf Henrick Rosmael als laatste hoger bij het opbranden van de kaars nog een een huis buiten de brugpoort. Huis, stalling en beugelbaan De Meybloem, voorheen In den Peerdtskop geheten, werd nader gesitueerd als gelegen aan de Maas. Huis en moehofkens, met heggen omzoomd, waren afkomstig van de erfgenamen Strijthaegen-Janssen. (HGR inv.nr. 329-f.46e.v.)

Hendrick Rosmael (1699-1762) was een zoon van Willem Rosmael en Maria van Neer. In mei 1747 kochten zij voor 500 pattacons de tapperij Het Cranske achter de muur (nu Roersingel), dat zij in huur uitgaven. Verder stond het huis Den Swarten Adelaer in de Bakkerstraat op zijn naam.

Ida Theelen stierf in november 1753. Brouwermeester Henricus W. Rosmael hertrouwde in februari 1754 met Odilia Stillen (1705-1769). Beiden brachten hun goederen mee tot stuur van hun huwelijk. Omdat zij haar man overleefde, kreeg de weduwe Rosmael uit diens nalatenschap, buiten de roerende goederen en effecten nog een kapitaal van tweehonderd pattacons wegens het huis in de Beckerstraat. (HGR inv.nr. 337-f.8v.)

In de huizenlijst van 1780 werd als eigenaar genoemd Jacob van Wessem (1731-1827), bierbrouwer, met als naaste buurman Jacob Wiltschuts, daghuurder. De brouwer was toen sinds enkele jaren weduwnaar van Anna Clara Cox, die in augustus 1776, enkele maanden na de geboorte van hun jongste kind, was gestorven.

Het huis met de brouwerij aan minderbroeders stond al in oktober 1766 op hun naam, toen zij een lening van 125 pattacons* opnamen bij de Broederschap der Romeijnders tegen een rente van 4 pattacons, een week voor St. Petrus en St. Paulus, de patroonheiligen van de broederschap. (*In die tijd had de pattacon een waarde van 64 stuivers!) (HGR inv.nr. 339-f.11v.)

Zij waren niet verwant aan de vorige eigenaars. In het gichtregister is de overdracht niet beschreven.

Na het overlijden van haar man neemt de weduwe Kessels het heft in handen en breidt het familie-bezit uit met de brouwerij aan minderbroeders.

de weduwe Kessels...
Hun zoon Hendrik Ferdinand van Wessem (1767-1846) hield naderhand de ouderlijke woning slechts enkele jaren aan. In oktober 1831 verkocht hij het huis aan Joanna Maria Smeets (1778-1848), sinds oktober 1825 weduwe van wijlen de bierbrouwer Arnold Kessels. Zelf ging hij rentenieren.

Het gezin Kessels woonde al enige tijd in Roermond op de Swamakerstraat. (Van het huidige pand nr. 44 de helft reinende nr. 46.) Ook daar had Kessels een brouwerij. De weduwe Kessels, geboortig van Weert wist het familiebezit in de stad uit te breiden o.a met de brouwerij aan minderbroeders. In 1838 kwam daar nog bij het huis van wijlen de joffer Katz van Katzenthal in de Swalmerstraat (nr. 40).

De aankoop in 1831 werd omschreven als huis met brouwhuis, schob, remise, stallingen, opvaart en tuin in de Neerstraat omtrent de Minderbroeders en toen nog van achteren uitschietend op de stadswallen. Inbegrepen waren ook de brouwgereedschappen zoals de ketels, kuipen, vaten, koelscheepen, boeien, tonnen, vloten en alles zonder uitzondering wat tot de brouwerij behoorde. Alsof men op de hoogte was, dat hierover in het verleden nog proces was gevoerd.

De weduwe Kessels zou als tegenprestatie de verkoper zijn leven lang een lijfrente van 400 gulden jaarlijks uitkeren tot de datum van zijn overlijden. Daarna zou niemand anders nog eventuele aanspraak op deze jaarrente kunnen maken. Tot borg voor deze lijfrente stelde de aankoopster enkele akkers gelegen onder de klokkenslag van Maasniel. (GAR I.4 Notarissen 12-109 J.W. Milliard nr. 321.)

In januari 1847 besloot de weduwe Kessels in samenspraak met haar kinderen om de brouwerij met de twee huizen en de tuin, samen 9.45 are groot, te verkopen. Tegen een koopprijs van 7000 gulden werd dhr. Andreas Vontz, brouwer uit Eschweiler, de nieuwe eigenaar. Tweeduizend gulden zouden met rente betaald worden in september 1848. Het resterende bedrag zou pas tien jaar later betaald worden en bleef zolang als hypotheek op het huis staan: "obligatie voor onbetaalde koopsom". (GAR I.4 archief not. F.W. Milliard inv.nr. 12.339-4.)

Joanna Maria Smeets stierf begin augustus 1848. Kort daarna besloot haar oudste zoon Cornelis Kessels (1804-18--) opnieuw tot verkoop over te gaan, omdat Vontz niet aan de financiële verplichtingen van de overdracht kon voldoen. Cornelis was in juni 1835 getrouwd met Johanna C. H. (1814-1887), dochter van het echtpaar Janssens-Beltjens.

 

bierbrouwer Franssen...
In maart 1849 verwierf Hendrik Franssen bij de openbare verkoop voor 5000 gulden het huis met brouwerij De Kroon. Hij zette de brouwerij aan Minderbroeders nog enkele decennia voort. Daarnaast was hij ook als landbouwer werkzaam en hield er een weinig vee op na en landbouwwerktuig.

Hendrik Franssen (1810-1889) had geen gunstige start gemaakt als kind van een ongehuwde moeder op het platteland. Hij trouwde in zijn geboorteplaats Horn in maart 1835 met een dienstmeid uit de stad, Maria A. Peckx, dochter van een dagloner. Hendrik stond te boek als koopman, aannemer, herbergier, brouwer en dan weer als winkelier, tevens werkzaam op de papierfabriek.

Winkelier H. Franssen had toen al een huis met erf in de voorstad; het pand direct links achter de brug. Naderhand bood hij het huis te koop aan, maar huur was ook mogelijk.

Zijn moeder woonde bij het jonge stel in huis, met de vijf kinderen. Het is Franssen en zijn vrouw gelukt om het huis met de brouwerij aan Minderbroeders te kopen en naderhand zelfs nog uit te breiden. In 1858 kocht hij van buurman Klingen het huis (p.750) aan de andere kant van de oprit, zonder de bijbehorende tuin. Zie tekening verderop.

Al in september 1881 was de bierbrouwer van plan zijn panden nabij Minderbroeders te verkopen. In de krant beschreven als huis met brouwerij, beneden 9 hoge vertrekken en boven 10 kamers, met kelders, twee waterpompen en een regenput. Daarbij hoorde nog het aanpalende huis met achtergebouw, kelder en tuin. Alles bij elkaar gemeten op 10.20 are. (Maas- en Roerbode dd. 17-9-1881.)

In juli 1883 kwam een einde aan de eeuwenlange brouwerstraditie van zo'n 350 jaar van generatie op generatie. Toen werden de meubels het akker- en brouwgerei te koop aangeboden. We noemen hier: de nieuwe handbierwagen, de slee voor het transporteren van de vaten, de koelkuip, roerkuip en onderbak, waterkuipen, 23 okshoofden, velerlei tonnen in verschillende maten, een rooster ter inmetseling van een brouwketel, een pompensteen, draaivat en flessen.

De lijst doet vermoeden, dat hier aan huis ook een café werd gehouden. Genoemd werden o.a. nog 12 notenhouten stoelen met rieten zitting en 18 withouten stoelen voor tapperijen, piano en buffet. (Maas- en Roerbode dd. 28-7-1883.)

In maart 1883 werd de brouwerij met het huis en de bijgaande schuur, stalling, erf en tuin bij publieke verkoop voor 900 gulden verworven door dhr. Joseph M.H. Thissen (1840-1920), toen nog woonachtig te Borgerhout bij Antwerpen. In de krant van 9 februari 1884 liet hij iedereen weten dat hij een week geleden te Antwerpen was getrouwd met Pauline Leijten (1850-1895). Spoedig zou het stel zijn intrek nemen in het huis in de Neerstraat aan minderbroeders. Daar opende Thissen zijn atelier voor Christelijke kunst.

Jos Thissen werd -door de plaatselijke pers- geroemd om zijn beeldhouwkunst van voornamelijk kerkelijke opdrachten. Niet alleen de godshuizen in de stad en de omliggende dorpen werden voorzien van zijn ambachtelijk kunnen. Hij kreeg ook opdrachten uit het Brabantse en het Luikse. Zijn atelier leverde vooral heiligenbeelden, altaarstukken en dergelijke. Dit alles in de toen heersende neo-gothische stijl.

Het Roermondse publiek werd geregeld uitgenodigd om de nieuwe werken te aanschouwen, vooraleer deze hun plaats zouden vinden in de betreffende godshuizen.

Het huidige pand Minderbroedersstraat 2 beslaat slechts een deel van de toestand een eeuw geleden. Achterlangs lag toen een tuin tot aan de singel ter breedte van 26 meter. Midden 19e eeuw kwam het huidige pand Neerstraat 82 erbij middels aankoop. Dat komt overeen met de straatlengte van 17.50 meter genoemd in de advertentie in 1881. Rond 1500 bestond De Croon uit een pand ongeveer overeenkomstig het huidige woonhuis nr. 2. (Op de kaart p.753.) De achterliggende panden zijn voor en na aangekocht. Het straatje, nu afgesloten met een poort, was al voor 1821 door de bewoners verworven van de gemeente. Het buurhuis (p.750 zonder de tuin) werd in 1858 door brouwer Franssen aan het geheel toegevoegd.
- foto's van het pand: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, objectnr. 166.041 -

Maas- en Roerbode dd. 4-4-1895. Heden-morgen werden wij in de gelegenheid gesteld een kijkje te nemen in het met roem bekende atelier van den heer Jos. Thissen, leeraar aan de teekenschool alhier, waar het model gemaakt is van het St. Christoffelbeeld, naar hetwelk de heer Th. Cox, kunstsmid op de Godsweerdersingel alhier, het beeld van dezen beschermheilige onzer stad in roodkoper zal drijven, bestemd om in den loop van dit jaar den te herstellen toren van de Kathedraal te sieren. (-)

Gerust mag men aannemen, dat als het beeld door den heer Cox gedreven zal zijn, dit, naar wij hopen een eeuwenlange getuigenis zal afleggen en van de beeldhouwkunde van den heer Jos. Thissen en van het kunstsmeedwerk van den heer Th. Cox. (-)

In eerstgenoemde kunstwerkplaats zagen wij ook, dat in bewerking was een Communiebank voor te kerk in Haelen. Dit is een fraai stuk werk, in welks midden een Christusbuste is aangebracht, gedragen op wolken, het brood en den wijn uitdeelende, ter linker- en rechterzijde geflankeerd door druiventrossen en tarwehalmen.

Verder zagen wij fragmenten van eene overwulfing voor een altaar van de kerk in den Zevenbergschen hoek.

Maas- en Roerbode dd. 1-8-1895. Onder toevloed van een groot aantal belangstellenden werd Dinsdag-namiddag omstreeks 5 ure het nieuwe Christoffelbeeld, voor den toren der kathedraal bestemd, vervoerd van de werkplaats van den heer Cox-Geelen naar die van den heer Jos. Thissen.

Het kolossale geheel uit koper geslagen beeld was rechtop op een wagen geplaatst en werd op die wijze door verschillende straten onzer stad gereden, begeleid door honderden nieuwsgierigen. (-) In het atelier van den heer Jos. Thissen zal nu het vergulden plaats hebben en na afloop daarvan zal Roermond's beschermheilige weer zijn oude plaats gaan innemen.