Aan Reutjesweg - In het Reutje


De bewoningsgeschiedenis aan het einde van de Reutjesweg in het Reutje is van relatief jonge datum. Een uitzondering hierop vormt het huis van Reiner Beulen (rond 1700). Daartegenover staat dat deze huisplaats geen doorlopende bewoning kent. Hier proberen we de elkaar opvolgende generaties te achterhalen. Daarna volgt de meer recente bewoning aan de Reutjesweg.





































































































































































































NKO-10-7-1937







Laatst bijgewerkt: 14-02-2012 © Jan Ruiten

AAN DE REUTJESWEG

De bewoningsgeschiedenis aan het einde van de Reutjesweg in het Reutje is van relatief jonge datum. Een uitzondering hierop vormt het huis van Reiner Beulen (rond 1700). Daartegenover staat dat deze huisplaats geen doorlopende bewoning kent. Hier proberen we de elkaar opvolgende generaties te achterhalen. Daarna volgt de meer recente bewoning aan de Reutjesweg.

Reyner Beulen trouwde in juli 1677 met Marie Schoenmakers. Twee jaar later werd hij in de huizenschat voor 1 rijksdaalder aan-geslagen. Hier stond dus de kleine boerenbedoening van een keuter. Marie stierf in december 1679 en acht maanden later hertrouwde Reiner met Cunera Eyckels. Mogelijk was Kuna de weduwe van Willem Buysers. In dat geval was de vrouw, toen zij hertrouwde, omstreeks de vijftig jaar oud. Cunera stierf in de zomer van 1699. Tien jaar later, in januari 1709, volgde Reiner haar in het graf.

In oktober 1707 kwam Jan Reijnders met een klacht. Hij zou Beulen voordien een huis hebben verkocht met een stukje broek, waarvan hem nog 9 pattacons en 4 schillingen resteerde. Jan Reiners was in januari 1701 getrouwd met Gertrudis Buisers, dochter van Kunera en Willem Buijsers. Het jonge paar had de gemeente verlaten en zijn aandeel in huis en hof overgelaten aan stiefvader Beulen. Het weinige land, dat het echtpaar in het Reutje achterliet werd bewerkt door broer Houb Buijsers.

Uit beide huwelijken van Reijner Buelen zijn tot nog toe geen kinderen gevonden in het doopregister. De schatlijst van 1703 noemde hier evenwel vader en dochter. Reyner Beulen is dus niet kinderloos gestorven. De geboorte van het meisje is in het doopregister niet terug te vinden. Catharina Beulen (ca.1680-1751) trouwde in oktober 1708 met Jan Coenen (1684-1724).

Jan was in Vlodrop gedoopt, hoewel zijn ouders Willem Coenen en Petronella van Helden toch in het Reutje woonden. Huis, hof en 2 vierdel land gingen op hem over. Uit een verschrijving in de landschat van 1717 blijkt, dat het akkerland van Coenen inderdaad afkomstig was van Reyner Beulen. Maar het gezin woonde toen niet meer in het Reutje. Zij waren kort daarvoor naar Vlodrop of Posterholt verhuisd.

Naar eigen zeggen was Dirick Beulen (ca.1660-1744) afkomstig uit het land van Gulick. Naderhand lieten zijn zoons Jan en Gerard beiden hun eerstgeboren zoon dopen onder de naam Reyner. Verwantschap met Reyner Beulen ligt dan voor de hand. De mogelijkheid bestaat dat zowel Dirick alsook Catharina met hun vader omstreeks 1675 van elders hierheen zijn gekomen. Hoewel, Dirck heeft zelf gezegd, dat hij eerst omstreeks 1690 in het Reutje verzeild raakte.

Mogelijk zijn huis en hof via Dirck Beulen overgegaan op Leyendeckers. En is dit de huisplaats waar naderhand Nijs Stox woonde. Deze had immers ook het akkerland van Jan Coenen overgenomen.

Aan de Reutjesweg
Volgens het bunderboek van 1717 werd de akker achter de moestuin van Dirck Beytels gemeten op ruim 1 morgen en 3 vierdel. Ook de omschrijving van het stuk land geeft aan, dat de akker aan twee kanten aan de weg grensde. Terwijl de boerderij met de moestuin overging op zoon Hendrick, verwierf Windel uit de erfgoederen o.a. de halve akker achter het huis; omgerekend zo’n 60 are groot. Daar werd aan de Reutjesweg een nieuw huis getimmerd.

Windel trouwde in april 1731 met Geurt Simons. Sindsdien werden de beide gezinnen van Beytels en Simons in de schatlijsten na elkaar vermeld. Zij waren dus naaste buren. Zoon Jan Simons trouwde in oktober 1761 te Echt met Gertruy van Cruchten. Voordien al had hij afstand gedaan van het ouderlijk huis in het Reutje. Tegen 1750 was daar het gezin Halfkan uit Posterholt komen wonen.

Naderhand hertrouwde Gertruy met Hendrick van den Bosch. Met goedvinden van haar man en haar twee voorkinderen deed de vrouw in 1785 afstand van de overige erfgoederen. Voor 36 pattacons verkocht Gertuydt anderhalve morgen land in twee percelen en haar aandeel in een stuk broek aan het echtpaar Winckens op de Roskam.

Geel Halfkan (1713-1774) was geboortig van Posterholt. Toen was dat nog de parochie van St. Martinus te Vlodrop. Daar is hij dan ook gedoopt. Hij trouwde in september 1743 met Marie Timmermans uit het Reutje. Daar kwam ook zijn moeder vandaan. Via haar kunnen we nog meerdere generaties teruggaan in het Reutje tot omstreeks 1600 en nog verder.

In Posterholt werd in juni 1744 de tweeling Amilia en Aldegonda geboren. De meisjes werden naar de twee grootmoeders vernoemd. Drie jaar later volgde Thijs. En in 1751 werd de kleine Gerard in het Reutje geboren. Veel wijst erop, dat het huis waarin Geel woonde, hier door het echtpaar Simons was neergezet. Twee koeien stonden in de stal. En zo is het al die tijd gebleven. Dat houdt tevens in, dat Geel zeker enkele akkers erbij gepacht heeft.

Adam Cloudt
Gerard Halfkan, de jongste van de vier, verhuisde naar Maasbracht. Zijn zus Emilia (1744-1792) trouwde in mei 1775 met Adam Cloudt (1744-1796). Daem was een zoon van Jan Cloudt en Elisabeth Coolen uit Lerop. Hij zou huis en tuin in het Reutje overnemen. De akkergrond stond slechts gedeeltelijk op naam van Cloudt. De rest deelde hij met Thijs Halfkan en diens zus Aldegonda. De vrouw had daarbij meer op haar naam staan dan de twee schoonbroers samen. Alles bij elkaar komen we uit op zo’n 2 morgen akkerland.

Ook nu stonden er 2 koeien in de stal. Dat is dus evenveel als bij zijn schoonvader voordien. Amilia Halfkan stierf nog voor de komst van de Fransen. Haar man overleed kort na de wisseling van wacht. Volgens de belastinglijsten was het huis een van de kleinste boerenbedoeningen in het Reutje. De kinderen Cloudt kregen vrijstelling wegens omstandigheden, dat wil zeggen: wegens overlijden van hun ouders. De boerderij werd vervolgens verhuurd aan Peter Smeets tot diens overlijden in 1802.

Eijsbruggers
Gertrudis Cloudt (1777-1809) was omstreeks 1800 getrouwd met Pieter Eysbruggers uit Montfort. Hij nam het huis van de erven Cloudt over. Ook toen hij in mei 1810 was hertrouwd met Joanna Maria Cremers bleef hij hier wonen. Zij nam de huisplaats tegenover Linssenhof mee in ‘t huwelijk. Na het overlijden van Thijs Halfkan verwierf het echtpaar Eysbruggers in 1817 ook de akker naast zijn huis.

Beide percelen werden kort nadien verkocht aan Pierre Wolters, pachter op Munnichsbosch. Tot dien had de dagloner zo’n 45 are land te beakkeren. Na zijn overlijden in december 1829 zijn de resterende goederen op zijn tweede vrouw overgegaan. In 1843 was dat bij elkaar nog maar 27.45 are, bestaande uit huis met tuin en twee akkertjes.

Dat alles zou na haar overlijden in februari 1751 op haar zoon Martin Ysbruggers overgaan. Martin (1813-1855) verkocht huis en tuin binnen een jaar aan Willem Cuypers uit het Reutje. Martin was namelijk in eerste huwelijk getrouwd met de weduwe van Helden. Tijdens hun huwelijk hadden zij het huis aan Linssensteeg nieuw opgebouwd. Ook tijdens zijn tweede huwelijk is hij daar blijven wonen. Zijn oudere broer Leo Ysbruggen was met vrouw en kinderen naar Melick verhuisd. Hij hertrouwde nog twee keer.

Omdat zijn stiefmoeder met haar kinderen het huis aanhield, was Willem Ysbruggers (1802-1837) elders in het Reutje als huurder gaan wonen. Aanvankelijk aan Uylenbosch en sedert 1830 tegenover Linssenhof. Naderhand blijkt, dat hij en zijn kinderen geen aandeel meer hadden in de ouderlijke goederen. Na het overlijden van Willem hertrouwde de weduwe Margreet Linssen nog twee keer.

Toen duidelijk werd, dat de ouderlijke woning aan het Stepken aan zijn zus zou overgaan, is Willem Cuypers (1821-1893) met zijn vrouw in het huis van de erven Ysbruggers gaan wonen. In oktober 1849 trouwde hij met Barbara Roemen (1821-1885) uit Linne. Twee jaar later na het overlijden van de weduwe Eysbruggers verwierven zij het huis aan de Reutjesweg in eigendom. Het echtpaar kreeg vier kinderen.

Willem had verder nog 30 are land aangekocht. Daarvoor leverde die ene koe voldoende mest. In geldwaarde werd het beest zelfs op het 4-voudige van de huismeubels geschat. Na het overlijden van zijn vader ging de boerderij over op zoon Jacob (1859-1899).

Jacob Cuypers was getrouwd met Joanna van Appeven. De kinderen moesten hun ouders al vroeg missen. Huis en tuin (7.45 are) werden in 1899 verkocht aan hun neef Willem Eykelenberg, maar die verkoos het toch om in Dulken (Pr.) als dienstknecht te gaan werken.

Nog geen jaar later was Jan Paulissen (1849-na 1928) de nieuwe eigenaar. Hij woonde toen eveneens over de grens, dicht bij Mönchen-Gladbach. Paulissen begon meteen het huis uit te breiden met een schuur. Hij was in september 1872 getrouwd met Gertrui Willems (1845-1926), evenals haar man geboortig van het Reutje. Zo’n vijf jaar later ging het gezin elders in de gemeente wonen en naderhand is Jan met vrouw en kinderen de grens overgetrokken.

In Duitsland heeft hij zo’n tien jaar als fabrieksarbeider gewerkt, alvorens hij in 1900 met zijn vrouw terugkeerde naar zijn geboorteplaats. De meeste kinderen waren in Duitsland achtergebleven. Alleen de zoons Jan en Sef kwamen voor korte tijd terug naar het Reutje, maar zijn naderhand naar het zuiden vertrokken en in de mijn gaan werken.

De Nieuwe Koerier dd 22-09-1928: Openbare verkoop op verzoek van Jan Paulussen, Reutje, van inboedel en vervolgens van woonhuis met tuin, schuur en stal en akker.

Nu verdiende Paulissen de kost als voegwerker. Daarnaast werkte hij ook nog op het land. Hij had immers 140 are land onder de ploeg; het merendeel gepacht. Twee jaar na het overlijden van zijn vrouw verkocht Jan Paulissen huis en hof en de hele inboedel en verhuisde de oude man naar ‘s Hertogenbosch. Hij sleet zijn levensavond bij zijn zoon Peter.

In 1928 verwierf het echtpaar Meuwissen-Vergoossen huis, schuur, stal, erf en tuin aan de Reutjesweg. Na de oorlog werd de boerderij in 1950 herbouwd en in twee huizen opgesplitst. En in 1965 vererfd op Hendrik Heuts, getrouwd met Maria Cath. Meuwissen. (Klik hier voor foto's.)

Café Jac Hoks
Martijn Ysbruggers was in november 1843 hertrouwd met Maria Verhoudy (1802-ca.1875). Zijn vrouw kwam uit Zeeland. Het gezin woonde toen tegenover Linssenhof. Na het overlijden van haar man in maart 1855 bleef de vrouw er nog enkele jaren wonen. In 1859 bouwde zij verderop naast het huis van Cuypers haar nieuwe huis voor zich en haar dochter Helena (1844-1921). Spoedig daarop ging het meisje in Echt als dienstmeid in de kost. De vrouw bleef alleen in huis achter.

In Echt leerde Heleen haar man kennen. Het stel trok bij de oude vrouw in huis. Maria Verhoudy was toen al de zeventig gepasseerd. Enkele jaren nadien moet de weduwe gestorven zijn. Het huis werd in 1876 alweer afgebroken en het echtpaar van Buggenum kocht het huis van Marie Beytels.

Tien jaar later werd de huisplaats verkocht aan Peter Cuypers (1856-1944) uit Posterholt. Die bouwde er meteen een nieuw huis. Peter was in november 1884 getrouwd met Heleen Vergootzen (1863-1957) uit het Reutje. Het echtpaar kreeg negen kinderen.

Naast huis en hof had de landman weinig grond van z’n eigen. Voor de akkerwinning had hij derhalve nog anderhalve hectare gepacht. In de stal stond een koe. Daarnaast hield hij slechts vijf kippen. Omstreeks 1910 kocht hij nog 60 are akkerland, verdeeld over meerdere percelen. Daartoe behoorde ook het land naast zijn huis. Na het overlijden van haar vader gingen huis en akkers over op Ida Cuypers. Haar moeder behield het vruchtgebruik tot haar overlijden in januari 1957. Op de akker naast het huis was voor de oorlog een nieuwe woning gebouwd. In 1937 begon Jacob Hoks hier een café.

Het ouderlijk huis van café-houder Jac Hoks stond aan de Mert bij de driesprong. In 1924 trouwde Jac met Marie Daemen, jongedochter van de Hei. Aanvakelijk ging het jonge stel in Melick wonen. Daar werden de twee oudste kinderen geboren. Na vier jaar keerde Hoks terug met vrouw en kinderen terug naar het Reutje en woonde hij als huurder in het huis met café aan het begin van de st. Petrusstraat.

In juli 1937 begon Jac Hoks voor zijn eigen als "herbergier" aan de Reutjesweg. Naderhand verdiende hij tevens de kost als vrachtwagenchauffeur. Terwijl hij de garage aanhield, verkocht hij het café in 1969 aan J.H. Vaassen.


Fanfare Sint Wiro, Reutje 1953 voor café Hoks t.g.v. het 25-jarig bestaan.
Achterste rij v.l.n.r. J.Spee, H.Senssen, Th.v.d.Vorst, M.Knoben, H.Hendriks, J.Knoben, C.Rutjens, H.Muizers, H.Eijkelenberg, Th.Knoben, J.Hoks, L.Daemen;
2e rij v.l.n.r. J.Hoks, W.Daemen, J.Dohmen, H.Smeets, P.Linssen, P.Huskens, P.Bonné, W.Gijsbers, J.Hoks,
S.Knoben, W.Janssen, H.Hendriks, P.Hendriks;
3e rij, zittend v.l.n.r. B.Doemgens, H.Dohmen, A.v.Pol, NN Janssen, J.Hoks, P.Knoben, B.v.Heugten,
J.v.d.Vorst, T.Demarteau;
voorste rij v.l.n.r. J.Eijkelenberg, J.v.Heugten, P.Rutjens, T.v.Heugten, L.Rutjens, Th.Janssen, Th.Daemen, J.Eijkelenberg.

(Met dank aan de heren Har Senssen, Posterholt, en Wim Janssen, Oosterwolde.)