Van Den Broeck








































































































































Voor situering van het pand Den HaasenWind zie onderaan pagina.
































































































|_____
Overlijden L.F. van den Broeck 1803

Laatst bijgewerkt: 16-03-2014 © Jan Ruiten

De ‘weduwe’ Van den Broeck

Verspreid over vier afleveringen in jaargang 27 van het tijdschrift De Maasgouw schreef dhr. A.J.A. Flament in 1905 een artikel over dr. Pieter Paulus Eerens (1754-1821), pastoor en dokter te Vlodrop. Naar mijn weten het oudste artikel over deze parochieherder. Daarin staat het volgende geschreven: ‘Te Vlodrop aangekomen (1784) nam hij zijn zoontje weder bij zich onder de leiding eener bekwame huishoudster, de weduwe van den Broek, geboren Lucy, die ook zelf een jeugdigen zoon meebracht, Jan Joseph Leonard, den lateren generaal in Nederlandschen dienst overleden te Odiliënberg…’ enz.

De ‘Inventaris van het gemeentearchief van Vlodrop’ uit 1942 verhaalt in de inleiding eveneens over de lotgevallen van pastoor Eerens. Daarin komt dit fragment bijna woordelijk terug.

Ook in latere artikelen over de pastoor wordt deze passage opnieuw aangehaald. In de Maas- en Roerbode van 2 november 1963 staat in een paginagroot artikel over vader en zoon (de) Eerens: ‘Als huishoudster kwam bij hem de weduwe Van den Broeck-Lucy, die zelf een zoontje Jan Joseph Leonard meebracht.’

In Roerstreek ’89 besteedt toenmalig H.V.R.-voorzitter Piet Gootzen een uitgebreid artikel aan het dagboek van pastoor Eerens, dat zich bevindt in het parochiearchief van Vlodrop. In de inleiding citeert hij uit bovenstaand krantenartikel.

De vrouw wordt in alle gevallen enkel genoemd om haar zoon aan de lezer voor te stellen, die net als de zoon van pastoor Eerens naderhand een glansrijke militaire carrière zou maken. Dat was in bovenstaande artikelen de achterliggende gedachte. De werkelijke achtergrond van mevrouw Van den Broeck was op enkele punten echter duidelijk anders.

Het verhaal over een dorpspastoor die tevens huisvader was, is op zich al een interessant gegeven dat in eerste instantie ongelovige reacties oproept. De wetenschap dat de man als weduwnaar zijn priesterstudie was begonnen, maakt de zaak alweer begrijpelijk.

Ook de achtergrond van de huishoudster blijkt anders te zijn geweest dan hierboven verondersteld wordt. Tijdens mijn zoeken naar een eventueel notarieel testament van haar overleden echtgenoot kwamen geheel andere gegevens naar boven. Maria Cornelia Lucy kwam samen met haar drie kinderen pas jaren later dan hierboven gesuggereerd wordt naar Vlodrop. En dan blijkt ook dat zij niet eens een weduwe was. De vrouw had alle reden om haar geboorteplaats Maastricht te verlaten en elders opnieuw te beginnen in een plattelandsparochie ver weg van de grote stad, waar de mensen haar niet kenden.

Hier het ware verhaal; niet gebaseerd op veronderstellingen, maar zoals blijkt uit oorspronkelijk, schriftelijk bronnen-materiaal. We gaan terug naar het Maastricht van de tweede helft van de 18e eeuw.

Maastricht.
Johannes Joseph Lucy (1732-1794) trouwde in mei 1756 in de St. Catharina-kerk te Maastricht met Anna Theresia Kuijpers (ca.1730-1793). De bruidegom was afkomstig van Leuven. Om als nieuwkomer het burgerschap te verwerven, diende hij lid te zijn van een der gilden. In oktober werd hij toegelaten tot het ‘cremersgilde’ in de stad. (GAM: Register van personen dewelke zich in de loop der tijd in Maastricht hebben gevestigd; zie ook BHG 427.) Zijn eigenlijke beroep was doctor in de medicijnen en naderhand werd hij benoemd tot stadschirurgijn. Die functie behield hij zijn verdere leven. Uit dit huwelijk zijn vier kinderen bekend, drie jongens en een dochter: Maria Cornelia. Het echtpaar Lucy bezat een huis op de Dries, maar het gezin was ondertussen in de vooraanstaande Boschstraat gaan wonen. (GAM: archief Brabants Hoofdgerecht, inv. nr. 796: akte dd. 13-12-1793; zie ook archief notarissen te Maastricht, inv. nr. 2487: notaris D. Hupkens, dd. 13-8-1791.)

Daar stond ook het grote huis met brouwerij ‘Den HaasenWind’ van het echtpaar Van den Broeck. Leonard van den Broeck (1715-1773) was in juli 1755 getrouwd met Maria Anna Fresaer (1713?-1790). Het echtpaar verwierf nog vier andere huizen in het Boschstraat-kwartier en na het overlijden van haar man voegde de weduwe van den Broeck er als geldbelegging nog twee panden aan toe. Hun zoontje Leonardus Franciscus was nog geen dertien jaar oud, toen hij zijn vader verloor. De jongen was als enig kind opgegroeid in een rijk burgermansgezin. De ouderlijke goederen waren op hem in eigendom overgegaan, maar zijn moeder behield als weduwe het gebruiksrecht. Naast het beheer der bezittingen stond het werk in de brouwerij sindsdien onder haar leiding.

Leonardus Franciscus van den Broeck (1760-1803) trouwde in oktober 1779 met Maria Cornelia Lucy (1761-1813). Het jonge paar kreeg drie kinderen: Jan (1780-1857), Hendrik (1783-na 1827) en Helena (1784-1857).

Van een gelukkig gezinsleven was echter geen sprake: het liep al gauw spaak in het kersverse huwelijk. De jonge huisvader maakte vele schulden en de goederen die zijn ouders hadden verworven, werden al spoedig met hypotheken bezwaard. Al in maart 1780 werd door de weduwe Van den Broeck, brouwerse, en het jonge paar een lening van liefst 4000 gulden opgenomen, met als onderpand genoemd huis in de Boschstraat. Een jaar later beleende haar zoon een tuin op de Varkensmarkt naast De Beelt voor 600 gulden. In september 1781 verkocht de familie het huis met stalling en tuin aan de Grachtstraat voor 3000 gulden. De hypotheek van 2000 gulden, die de kopers hadden bedongen, werd enkele weken later doorverkocht. De ene lening werd op de andere gestapeld en verworven rijkdom ging snel verloren. (GAM: inventaris Luiks Hooggerecht, gichtgedingen, inv. nr. 418, akte dd. 22-3-1780; inventaris Brabants Hooggerecht, gichtgedingen, inv. nr. 792, akte dd. 12-3-1781, akte dd. 18-9-1781 en akte dd. 24-9-1781.) (Afb.: detail kadasterkaart Maastricht A3, 1840)

Tweespalt, afkeer en onverdraagzaamheid kregen al gauw de overhand. Beide echtelieden konden onmogelijk nog langer als man en vrouw samenleven. Bij de kerkelijke rechtbank werd om scheiding van tafel, bed en samenleving gevraagd. In afwachting van de uitspraak door de heer officiaal, de kerkelijke rechter, werd in januari 1786 de uitwerking van de scheiding bij notaris Hupkens sr. vastgelegd. Uit liefde voor de kinderen en uit respect voor de naaste familie werd afgezien van een proces. Dat zou immers teveel ruchtbaarheid aan de affaire geven. In de boeken van de officiaal is er zodoende niets over terug te vinden. (GAM: archief notarissen te Maastricht, inv. nr. 2479: notaris D. Hupkens dd. 20-1-1786. RALM: archief van de officiaal van de Haspengouw te Maastricht 1625-1795.)

In de notarisakte wordt wel kort gememoreerd waarom het allemaal fout is gegaan, zodat we er zelf niet over hoeven te speculeren. Leonard van den Broeck bekende vrijelijk dat hij het met de huwelijkstrouw niet zo nauw had genomen en dat hij tevens een onverbeterlijke geldverspiller was geweest, of zoals de notaris het op schrift stelde: ‘dat hij tot deze onheijlen gelegentheid gegeeven, ende conjugaale trouw verbroken en onnuts verquistingen gedaan heeft, met dien gevolge dat hij bij desselfs regter competent prodigus verklaart is geworden’. Met andere woorden een grote verkwister. Wat dit losbandige leven betreft was de jonge huisvader een zoon van zijn tijd in het mondaine uitgaansleven van het bruisende Maastricht van eind 18e eeuw. (Dr. M.A.F. Charles Thewissen ‘Limburg van 1648 tot 1795’ in Limburg’s Verleden II, Schiedam 1976, 347: ‘De stad Maastricht in de laatste decennia van het Ancien Régime, bood een beeld van welvaart en belangrijk maatschappelijk leven van een welhaast mondain karakter’ etc.)

De weduwe Van den Broeck had dit alles met lede ogen aangezien en was haar zoon steeds financieel tegemoet gekomen. Ook nu wist Leonard haar over te halen om bij te springen. De oude vrouw stelde echter haar voorwaarden. De twee zoontjes werden onder de hoede van hun grootmoeder in de Boschstraat gesteld, om hen ‘in de princiepen van eer, deugd en religie’ op te laten voeden. Van Maria Lucy werd verwacht, dat zij met haar dochtertje bij haar ouders dan wel in een vrouwenklooster haar intrek zou nemen en dat tegen een jaarlijkse toelage van 300 gulden.

Later die dag gaf de weduwe Maria Anna Fresaer haar instemming en beloofde voor de betalingen zorg te dragen met nogmaals de uitdrukkelijke bepaling dat haar schoondochter zich ‘in een klooster zal moeten begeven en aldaar haren kost bezorgen’. In ruil voor deze betalingen zou de weduwe de huismeubels krijgen.

Opmerkelijk is wel, dat de echtgenoot en huisvader geen enkele verplichting kreeg opgelegd. Hij ging dus vrijuit na al het familieleed dat hij had veroorzaakt, terwijl zijn vrouw toch het nakijken had.

In de navolgende stukken wordt Maria Cornelia Lucy inderdaad vermeld als ‘gesepareerde huisvrouw’ van Leonard van den Broeck. Maar welke keuze de vrouw heeft gemaakt en waar zij toen in Maastricht is gaan wonen, is niet bekend. Het schijnt dat nogal wat ‘minder belangrijke’ stukken uit het oude stadsarchief naderhand als overbodig zijnde bij het oud-papier zijn gezet.

De financiële gevolgen werden aldus gedragen door Leonards’ moeder. Toen haar zoon een jaar later het plan opvatte om in militaire dienst te gaan, sprong zijn moeder opnieuw bij. Om die reden werd in juli 1787 opnieuw een lening van liefst 5000 gulden opgenomen, met als onderpand al hun onroerend goed, te weten vijf huizen en twee akkers. Behalve De Hasewind in de Boschstraat, waren dat een huis achterlangs in de Batterijstraat en een huis in de Bogaardestraat. Deze twee huizen had Maria Anna Fresaer na 1773 als weduwe aangekocht. Verder werden nog genoemd een huis aan de Grote Gracht en een huis op de Maagdendries. De belening had de goedkeuring van dhr. Lucy als voogd van zijn kleinkinderen. (GAM: archief Brabants Hooggerecht, gichtgedingen, inv. nr. 794, akte dd. 31-7-1787.) Deze had zich laten overtuigen, dat de belening ‘expresselijk gedaan is tot voorthelpinge van desselves gen. schoonsoon in ’t voornemen om sig in militaire dienst te begeven’. Blijft de vraag voor ons buitenstaanders of daar zoveel geld voor nodig was. De familie zat nu opgezadeld met een totale schuld van meer dan 10.000 gulden.


Het pand Boschstraat 76 (rijksmonument 26784) "Grande Maison Du Levrier & De L'Aigle Noir"
is het voormalige pand Den HaasenWind van de weduwe Van den Broeck-Fresaer.
(Foto: L.M. Tangel-1978)

Leonard van den Broeck had blijkbaar geen ambitie om het bedrijf van zijn moeder te zijner tijd over te nemen. De enige Van den Broeck die vervolgens in het garnizoen te Maastricht genoemd wordt, staat in de soldijlijsten vermeld als tamboer. Maar zonder een passende voornaam kan dit ook een ander geweest zijn. In 1793 werd Leonard van den Broeck genoemd als luitenant. Uiteindelijk zou hij het tot kapitein brengen.

Maria Anna Fresaer stierf in augustus 1790. Voor Maria Cornelia Lucy moet dit de gelegenheid zijn geweest om snel te handelen. Zij heeft niet lang daarna met de kinderen Maastricht verlaten en haar intrek genomen in het huis van pastoor Eerens te Vlodrop. De eerste vermelding van haar aanwezigheid in het dorp is februari 1791, toen beiden, de zielenherder alsook diens huishoudster, daar bij een doop als getuigen optraden.

Om nog iets voor de kinderen te redden, werd eind augustus van dat jaar vastgelegd hoe de financiële scheiding definitief geregeld kon worden. Vanuit Vlodrop dicteerde Maria Cornelia Lucy, gesteund door haar werkgever, hoe gehandeld moest worden. Haar man zou afzien van alle nog resterende bezittingen tegen een eenmalige uitkering van 6000 gulden. (GAM: archief notarissen te Maastricht, inv. nr. 2487: notaris D. Hupkens dd. 31-8-1791.)

Het geld kon hij krijgen middels de verkoop van enig onroerend goed. De twee huizen die Anna Fresaer in eigen persoon had gekocht waren al op haar kleinkinderen overgegaan. Ook was het aanvankelijk de bedoeling dat De Hasewind tot het laatst bewaard zou blijven. Al vrij spoedig diende zich echter een geschikte koper aan, die het huis met brouwhuis en de achterplaats wilde overnemen. Zodoende werd De Hasewind nog geen twee weken na de schikking voor het lieve bedrag van 16500 gulden verkocht aan meesterbrouwer Hendrik Neven en vrouw. De kopers namen daarmee tevens alle hypotheeklasten over. De verkoop van nog eens twee huizen in november van dat jaar, respectievelijk voor 2500 en 1300 gulden, zorgde vervolgens voor meer speelruimte. (GAM: archief notarissen te Maastricht, inv. nr. 2487: notaris D. Hupkens dd. 8-9-1791; dd. 16-11-1791 en dd. 24-11-1791.)

Een half jaar voor zijn overlijden in februari 1794 verkocht stadschirurgijn Lucy zijn woning in de Boschstraat voor 2450 gulden. Van de koopsom bleef het grootste deel als hypotheek op het huis staan. (GAM: inventaris Brabants Hooggerecht, gichtgedingen, inv. nr. 796, akte dd. 13-12-1792.)

Toen Maria Cornelia Lucy naar Vlodrop verhuisde, was zij dus nog geen weduwe. Haar man is pas jaren later gestorven. Volgens opgave in de Burgerlijke Stand van Vlodrop overleed ‘capitaine Leonard van den Broeck’ aan de kust van Suriname. (Zie verderop.)

Vlodrop
Nadat haar schoonmoeder in augustus 1790 was gestorven, nam Maria Cornelia Lucy opnieuw de zorg over haar zoontjes op zich. Eerst toen is de vrouw met haar drie kinderen naar Vlodrop verhuisd. Daar woonde zij in huis bij pastoor P.P. Eerens (1754-1821). De dorpsherder was weduwnaar van Joanna Kramer, die kort na de geboorte van hun zoontje Dominic in 1781 was gestorven.

De huisarts uit Alkmaar kreeg een late roeping en liet zich twee jaar later inschrijven in het seminarie te Roermond. Nog tijdens zijn studie werd hij benoemd tot pastoor te Vlodrop. Daar droeg hij in februari 1784 zijn eerste H. Mis op. Na een korte scheiding werd hij weer verenigd met zijn zoontje. (GA Roerdalen: inventaris gemeente Vlodrop, 1942, inleiding.)

Vermoedelijk heeft mevrouw Van den Broeck op aanraden van vrienden haar geboortestad verlaten en was de vrouw bij de dorpspastoor als huishoudster ingetrokken. Verwantschap tussen beiden is niet aangetoond. Toch moet er een duidelijke reden geweest zijn, waarom de vrouw uitgerekend naar Vlodrop was uitgeweken. Zowel stadschirurgijn Lucy als pastoor Eerens had medicijnen gestudeerd, maar de een in Leuven en de ander in Leiden en daarbij scheelden zij vele jaren in leeftijd. Van studievrienden kan hier dus geen sprake zijn.

Hoewel in de aangehaalde artikelen telkens sprake is van de ‘weduwe’ Van den Broeck, mocht dit misschien voor de buitenwacht gegolden hebben. Haar man Leonard Franciscus van den Broeck is eerst na 1793 gestorven. (GAM: archief Brabants Hoofdgerecht, inv. nr. 796: akte dd. 13-12-1793: ‘Maria Cornelia Lucy, ehevrouwe van den heer lieut. Van den Broeck’.)

Leonard Franciscus van den Broeck stierf een tiental jaren later op 17 januari 1803 in de Nederlandse kolonie Demerary. Later dat jaar werd het gebied definitief door de Engelsen veroverd en toegevoegd aan Brits Guyana. Van den Broeck was bij zijn overlijden 1ste luitenant van het 6de Bataljon Jagers. (Nationaal Archief: Stamboeken Oorlog voor 1813: 2.01.15.125-1. Vriendelijke informatie van Martijn Wink.)

Zoals we zagen, was het echtpaar Van den Broeck-Lucy danig gegoed in Maastricht, hoofdzakelijk uit erfenis. Wat er van het familiekapitaal resteerde is niet te zeggen. Maar onbemiddeld zullen de kinderen niet geweest zijn, zoals verderop nog zal blijken. Hun moeder zal ook niet als een doorsnee huishoudster op de pastorie gewoond hebben. Voor het poetsen en dergelijke zal zeker een meid in huis genomen zijn, terwijl mevrouw van den Broeck zich onder andere bezig hield met het maken en herstellen van kazuifels. (GAR afd. IV-145: Inventaris van het archief van de parochie St. Martinus te Vlodrop, inv. nr 80, Dagboek pastoor Eerens.)

Al vrij spoedig zien we Dominic Eerens en Jan van den Broeck, nog pas dertien jaar jong, enkele keren als huwelijksgetuige optreden, bij gebrek aan naaste verwanten van de trouwlustigen blijkbaar.

De militaire carrière van beiden hebben anderen al beschreven. Alleen dochter Helena van den Broeck woonde ook nog na het overlijden van haar moeder in maart 1813 in Vlodrop. Het is niet duidelijk of haar oudste broer Jan tijdig was thuisgekomen van Napoleons Rusland-avontuur. Hun broer Hendrik was voorheen uitgevaren naar het verre Oost-Indië waar hij in Surabaya bij de belastingdienst werkte. In 1817 leidde hij een Nederlandse diplomatieke missie naar het eiland Bali. Een ondernemen zonder het beoogde succes overigens. Vier jaar later schreef hij opnieuw in opdracht het ‘Rapport nopens het Eiland Bali’. (NA: Inventaris Nicolaus Engelhard 1750-1832 (toegangsnr. 2.21.004.21.). Alfons van der Kraan: Human Sacrifise in Bali: sources, notes and commentary. NA: Collectie Schneither nr. 131. )

De weduwe Van den Broeck-Lucy heeft haar kinderen zeker niet onbemiddeld achtergelaten. Helena woonde nog als rentenierster in Vlodrop toen zij in juni 1813 een lening van 600 francs verstrekte aan Jean Huts, met diens huis en hof als onderpand. Het jaar daarop kocht de jonge vrouw een akker in de Nieuwe Kamp voor 120 francs. (GAR archief notaris H.A. Milliard: inv. nrs. 7.435 en 7.447.) De akte werd opgemaakt ten huize van de pastoor, die tevens als getuige optrad. Dat kan erop wijzen, dat Helena toen nog op de pastorie woonde.

Naderhand heeft ook zij het ruime sop gekozen en is zij naar Oost-Indië afgevaren waar zij ongetwijfeld haar broer nog heeft ontmoet. Een bezoek aan de Gouverneur Generaal Dominic de Eerens en diens gezin is ook niet uit te sluiten. Nog in 1837 liet de Hoogwelgeboren Vrouwe Helena Carolina van den Broek vanuit Batavia weten, middels tussenkomst van notaris Milliard in Roermond, af te zien van alle rechten op een lopende lening van het echtpaar Rulkens-Geurts in Vlodrop. Zij was toen getrouwd met Johan Th. Liessart, lid van de gerechtsraad van Groot Indië. (GAR archief notaris F.W. Milliard: inv. nr. 12.176.)

Haar laatste levensjaren sleet de vrouw in haar geboortestad Maastricht. In augustus 1855 maakte zij haar testament ten gunste van haar nicht Maria Sophia Lucy, die in maart 1817 was getrouwd met J.B. Frissen. Helena stierf in november 1857, twee jaar na het overlijden van haar oudste broer. (RALM: Memorie van Succesie Maria Helena Cornelia Van den Broeck, overleden 25-11-1857. GAM: archief notaris M.H. Haenen, dd. 1-8-1855.)

Jan van den Broeck was in juli 1814 getrouwd met Ida Janssens, een niet onbemiddelde burgermansdochter uit Roermond, en inmiddels weduwe van Charles de Leissègues, een Frans legerofficier uit Normandië. Vrij spoedig na het sluiten van het huwelijk nam het gezin zijn intrek op het landgoed Hoosden dat toen nog op naam stond van P.F. Heijligers. Enkele jaren later verwierf het echtpaar Van den Broeck-Janssens het buitengoed in eigendom. (RAH: inv. 4037: notaris J.H.Fr. Schoolmeesters, Maaseik, dd. 27-1-1819, aktenr. 34.)

Als dakruitertje op het hoofdgebouw treffen we nu nog een hazewind aan. Het zou een verwijzing naar het brouwershuis In den Haasen Wind in Maastricht kunnen zijn, waar Jan en Hendrik hun jongensjaren hebben doorgebracht. De hazewind is tevens de schildhouder van het wapen van de familie Janssens en is als zodanig ook terug te vinden op kasteeltje Heijsteren in de Linnerweerd.

Aanvulling:
In een advertentie in het dagblad L'Eclaireur Politique, journal de la province de Limbourg dd. 20-7-1830 wordt een pand in de Boschstraat te koop aangeboden "naast den Hasenwind", ofwel naast de weduwe VanHalen en t.a.z. dhr. Muysenbeeck.

Het pand Den HasenWind komt overeen met kadasternr. A3 perceel 153 aan de Boschstraat en achterlangs uitkomend op De Batterie, op naam van de weduwe Van Haelen-Simon, logement-houdster, dat naderhand heeft plaats gemaakt voor het pand Levrier ( = windhond), zoals te zien is op bovenstaande foto.

GAM = Gemeentearchief Maastricht; GAR = Gemeentearchief Roermond; NA = Nationaal Archief Den Haag;
RAH = Rijksarchief Hasselt; RALM = Rijksarchief Limburg te Maastricht.

  Dit artikel verscheen eerder in Roerstreek 2007, blz. 93 e.v.,
een uitgave van de Heemkundevereniging Roerstreek.

Aanverwante artikelen op deze site:
Landgoed Hoosden na vertrek van de paters jezuïeten en de aankoop door Jan van den Broeck (1780-1857) en vrouw;
Briefwisseling tussen Charles deLeissegues en diens vrouw Maria Ida Janssens (1777-1834), de latere mevrouw Van den Broeck.