Kathedraal |
|
|
Laatst bijgewerkt: 29-09-2013 © Jan Ruiten Het Rekenboek
Eerst een tegenvaller. De gegevens over de jaren 1685 en 1687 ontbreken. De toen nog zittende kerkmeester Bischops hield een eigen exemplaar bij. Het kasboek, dat na ruim een eeuw weer terug is waar het thuis hoort, kent twee handschriften, die beurtelings een boekjaar bijhielden. En laten we eerlijk zijn, het slordige, ongemakkelijke schrift van kerkmeester Bernard Chanoin en vervolgens het prettig leesbare handschrift van Joes Beltgens. Zij wisselden elkaar af. Om beurten hielden zij actief, dan wel passief de inkomsten bij. Er was nog een ander verschil tussen beide heren. De inkomsten van renten en leningen raakten na jaar en dag steeds meer achter. Chanoin vermeldde steevast zonder moeite, dat het betreffende geld "niet te bekomen" was. Nieuwe bezems vegen schoon. Dat was duidelijk, toen Joes Beltgens als kerkmeester aantrad. Ineens stegen de inkomsten met wel met een derde van de vorige jaren. Hij sprak er de mensen persoonlijk op aan. Niet altijd met hetzelfde succes, maar toch. Ook de peijburgemeester van de stad, die de betalingen aan de parochiekerk op zijn beloop liet, werd aan de jas getrokken. Pas sinds twee decennia was de Sint Christoffelkerk tevens kathedrale kerk van de bisschop en het kapittel. Daarbij waren afspraken gemaakt tussen de parochie en het bisdom. Sommige betalingen werden door beide instellingen gelijk verdeeld. Andere lasten kwamen voor een kleiner deel voor rekening van het kapittel. Maar, het kapittel gaf geregeld niet thuis wanneer de kerkmeester voor de afgesproken bijdragen aanklopte. Beltgens gaf zich niet zomaar gewonnen. Hij betaalde de rekeningen voortaan alleen voor het deel dat de parochie schuldig was. En voor onbetaalde rekeningen van mensen die hun verplichtingen niet wilden nakomen, ging hij te rade bij de bisschop en de provisoren. Hij kon het niet nalaten om hun reactie in het kasboek te vermelden. Op de mededeling dat sommige debiteuren weigerachtig waren om alsnog te betalen, reageerden de heren slechts met een ontwijkend schouderophalen. Met die hogere inkomsten konden tevens de verbouwingen aan de kathedraal bekostigd worden. Geen plavuis bleef op zijn plaats. Weinig ramen die niet van nieuw glas werden voorzien. Op de Spick te Swalmen werden oude eiken geveld voor het balkwerk van de Hoogkerk in de stad. Voor het betere hout voor de nieuwe banken toog de kerkmeester persoonlijk met een schrijnwerker naar Dordt(recht). De klokken werden hergoten of vervangen. De beeldsnijder sierde de nieuwe biechtstoelen met cherubijnen en andere ornamenten. Menig graf in de kerk werd verlegd. De kerk werd van binnen nieuw bepleisterd en zo meer. Het plafond werd behangen met Zon, Maan en wel 200 sterren. (Inzet: schets van -inmiddels verdwenen- grafsteen van kerkmeester Jois Beltgens en vrouw.) Steigers en ladders tegen
de kerk en in de kerk. Zo'n vijf jaar lang. De
Sint Christoffelkerk was veranderd in een bedrijvige bouwplaats,
waar de timmerlieden, dakdekkers, brouwers, metselaars, schrijnwerkers
en smeden goed aan verdienden. Menig bezoeker stond verrukt over het resultaat,
zozeer zelfs dat enkelen spontaan de buidel trokken om een gift te doen
tot opluistering van het gerenoveerde kerkgebouw. De geregelde erediensten
gingen gewoon door. |
De kerk werd wisselend genoemd als Moederkerk, Hoogkerk en Grote Kerk. In de aanhef steeds als parochiale kerk en kathedrale kerk. Geen enkele keer onder de naam Sint Christoffelkerk. Ook missen we de feestdag van de parochieheilige in de lijst van Zon- en Heiligendagen. Wel de feestdagen van de twee andere stadsheiligen, de H. Jacobus en de H. Rochus. Het illustreert de bescheidenheid van deze Christus-drager. Wanneer de engel gevlogen is... De Golde Messe was een kerkelijk feest, dat in die tijd wijd en zijd verspreid kort voor de Kerst gevierd werd. In Roermond was dat midden december op de woensdag na het octaaf van het feest van de Onbevlekte Ontvangenis. Het is mogelijk, dat de naam verwijst naar de gouden gloed van de vele kaarsen die in de kerk ontstoken werden, zoals blijkt uit de jaarrekeningen. Op het priesterkoor werden voor die gelegenheid twee stellages of theaters opgericht. Een voor de maagd Maria en een voor de Engel. Ook de H. Geest speelde daarbij een belangrijke rol en daalde af (langs een koordje) naar het centrale gebeuren. Het kasboek is niet het geëigende instrument om dit gebeuren breedvoerig te beschrijven. Wel, dat de timmerman werd betaald voor het maken en stellen van de bouwsels en de engel voor zijn optreden. De persoon van de Moeder Gods werd waarschijnlijk gepresenteerd door een beeld. Alleen de engel werd voor zijn presentatie betaald. Meerdere keren noteerde de kerkmeester hierover, dat de engel was gevlogen. Of hij inderdaad bedoelde, dat de persoon in kwestie (aan een touw) werd neergelaten om vervolgens aan de Maagd Maria de Blijde Boodschap te verkondigen? Het moet een heel spektakel zijn geweest. In die tijd waren theatrale voorstellingen toch al in zwang. In 1690 werden twee personen genoemd die Onze Lieve Vrouw en de Engel hebben gepresenteerd. De optredens werden bij voorkeur gegund aan een van de acht leden van het zangkoor, de choraelen. Het gebruik van de Gouden Mis is overal in vergetelheid geraakt. Begrafenis met groot geluijt... Na het overlijden van een parochiaan werd de klok geluid. Daarvoor werd een kleine vergoeding gevraagd. Ook in de dood was niet iedereen gelijk. Sommigen kregen dan ook een "groet geluijt", hetgeen natuurlijk meer kostte. Of er werd tot wel zes keer toe de klok geluid. De meeste parochianen werden na hun dood op het kerkhof begraven. Sommige families hadden een graf in de kerk. Daarvan getuigen nog meerdere grafstenen in de kathedraal. Nog deftiger was een begrafenis waarbij het altaar met rouwdoeken werd bekleed, uiteraard tegen betaling. De begrafenis van kinderen in het familiegraf kostte 4 schellingen. Het overlijdensregister van Roermond begint pas in 1703. Alleen over 1693 en 1695 zijn enkele overlijdens bekend. Het toeval wil, dat de gegevens van de koster over het luiden en begraven door de kerkmeester werden overgenomen. Met dit rekenboek kan over de periode 1684 tot 1698 (met uitzondering van de twee ontbrekende jaren) het overlijdensregister worden aangevuld. Tevens werd daarbij vermeld wie in de kerk in het (familie)graf te ruste werd gelegd. Terwijl ook de stichting van enkele nieuwe graven werd genoteerd.
Het overlijden van deken en vicaris generaal Jacobus ab Oeveren in maart 1686 werd gevolgd met liefst 10 grote luiden (7 gulden 10 stuivers). Hij werd daarop begraven in de kathedrale kerk (3 g. 10 st.), terwijl het altaar was behangen met rouwdoeken (32 schellingen = 12 g. 8 st.). Maar ook de dochter van raadsheer Bloemarts werd in april 1690 met bijna gelijk ceremonieel begraven in de kerk. Haar vader had het familiegraf op het H. Sacraments-koor in 1683 gekocht, gelegen tussen de graven van de families Dulcken, Fabritius en Wessems. Verder noemen we hier de weduwe van burgemeester Laer (juni 1690) en juffrouw Spee (november 1691), die met alle kerkgerechtigheden werden begraven. Bij het overlijden van burgemeester Strijthaegen in december 1690, bleven de klokken maar beieren. Liefst 11 luijen werden geteld. Toen haar man was overleden, kocht de weduwe Aesterberg in december 1693 een graf in de Hoogkerk onder het hoge koor naast het st. Jozef-altaar. De verkoop van een plaats op het (kleine) st. Jans-koor aan syndicus Johan van den Bosch in 1695 gaf problemen. Dit was namelijk gebeurd zonder medeweten van de broederschap van Sint Jan. Het geschil liep zelfs zo hoog op, dat een eventuele procesgang serieus werd overwogen. De broederschap had namelijk het voorkeursrecht om daar een graf te kopen en meer ruimte was daar niet. Met tussenkomst van het Magistraat der stad kocht landscholtis Cox in zijn hoedanigheid van broedermeester de betreffende plaats voor gelijke 12 rijksdaalders. De syndicus ging akkoord met een plaats elders in de kerk en siene steen daerop te mogen lechgen. De zerksteen van Jois VandenBossche (+20-2-1710) en vrouw is een van de weinige voorwerpen, die aanwijsbaar in het kasboek besproken worden en tevens de tand des tijds hebben doorstaan. Lijst van arbeidslieden, werkzaam aan de grote renovatie van eind 17e eeuw. Lijst van heiligendagen, die telkenjaren genoemd werden. |
|
Een springende fonteijne... Voordat we hier verslag doen van de werkzaamheden wegens de renovatie van het kerkgebouw enkele posten uit de rekeningen van de broederschap van het Alderheiligst Sacrament, die in 1693 het eeuwfeest van de vernieuwing der broederschap groots vierde. Natuurlijk werd een groot banket gehouden met eten en drinken, waar rijkelijk de wijn vloeide. Tot luister van het H. Sacrament had de broederschap een vergulde krans laten maken voor het venerabel. Daartoe werd de lieve som van 80 gulden bijeengebracht. In die tijd een behoorlijk bedrag, wanneer men bedenkt dat de inkomsten om en nabij de 300 gulden bedroegen; meest bestaande uit renten en pachten van uitgezet kapitaal. Uit het Echter bos werd het groen gehaald voor het optuigen van de kerk. Overige werkzaamheden voor het aankleden van het interieur zijn minder duidelijk. Maar het meest spraakmakende moet toch wel de oprichting zijn van "de springende fonteijne", waartoe de leidekker(!) de buizen leverde, en de kuiper de bak had gemaakt. Meerdere personen zijn gedurende het octaaf bezig geweest de fontein voortdurend van het nodige water te voorzien. (GAR, Aanwinst Maastricht: Jaarrekening broederschap Alderheiligst Sacrament 1692/93, los stuk.) (Inzet: Venerabel-kastje van palisanthout, 17e eeuw.) |
|
0 Bedruckte Moeder Gods |
De Hoogkerk op de schop... In 1684 had muurder Jan Habrix nog de kerk van binnen van een grote witselbeurt voorzien en had de leidekker Jan Hofman het dak met 10.000 nieuwe leien bedekt en vier jaar later nog eens. Datzelfde jaar had schrijnwerker Gerard Hemmers 73 sterren gemaakt, die vervolgens door de meid van Susanna van Pallandt werden beschilderd en door de muurder Jan Habrix opgehangen aan het gewelf, dat zojuist opnieuw was gekalkt. Elke post werd afzonderlijk in het rekenboek genoteerd. Datzelfde jaar werd het beeld van Sint Rochus gerestaureerd door de beeldsnijder Michael Catelaen, die er een nieuwe arm met hand aan bevestigde. Het huidige beeld van de heilige stamt uit de 19e eeuw. Joes Beltgens hield zich als nieuwe kerkmeester tevens bezig met de vele werkzaamheden betreffende de renovatie van het kerkgebouw. Er was veel werk te doen. Al kort na zijn aantreden kocht hij voor het bedrag van 28 rijksdaalders van de heer d'Everardt op de Spick (te Swalmen) acht grote eikebomen voor de restauratie van de hoogkerk. Meulejan en zijn knechten werden ingezet voor het hakken der bomen. De takken werden tot 300 schansen gebonden. 166 voet eiken planken werden gekocht om het dak van de kerk te beschutten. Dertien karrevrachten waren nodig om het hout vanuit Swalmen naar de stad te vervoeren. Opnieuw werd 350 voet eiken planken voor het dak gekocht. De schrijnwerker Anthon Ballyf werd aan het werk gezet. Tegelijk werden de gaten in de ramen gestopt. Het grote werk was begonnen. Bij de brouwermeester
Jan Cox werd een ton bier gehaald voor de werklieden.
Ondertussen heeft het repareren van de ramen in de kerk een aanvang
genomen. De dakvensters werden hersteld. Kerstmis naderde en opnieuw
was de engel gevlogen, gepresenteerd door de chorael Jan Schreurs.
Op de Spick werden nog eens vier bomen gekapt voor het kapwerk boven de doopkapel, die geheel gerestaureerd moest worden. Het hout werd bij de timmerman afgeleverd. Uit Rothem werd nog eens 503 voet eiken planken geleverd. Ook de houtsnijders werden aan het werk gezet. Er komt schot in de zaak. We schrijven ondertussen oktober 1690. Twee meurders werden ingezet om de bogen en pilaren bij het brouwers- en snijders-koor af te breken, en tot het opmetselen van anderhalve gevel met het aanbrengen van balken en een nieuw kapwerk boven het koor. Niet alleen de betaling van 52 gulden laat zien dat het om een groter werk handelde. Ook het aanvoeren van de vele karrenvrachten, hout, tichelstenen, zand en kalk, balken en kapwerk geeft de grote bedrijvigheid aan. (Afbeelding: detail grafzerk Hendrick van Wessem.) Grote bouwwerkzaamheden... Ondertussen was de pachter van de Wijerhof te Maasniel, Herman Gerads bereid gevonden om het hout in Swalmen op te halen. Op de Spick van dhr. Everardt werden nog meer bomen omgehakt voor de Grote kerk in de stad. Meerdere ambachtslieden berekenen een lagere prijs dan gewoonlijk. Voorlopig is er nog genoeg werk aan de winkel. In februari trekt Beltgens met Meulejan en een voerman met paard en wagen naar Elsen bij Wassenberg om geschikt timmerhout te kopen. Er wordt afgesproken dat het hout tussen Pasen en Pinksteren geleverd zou worden. Tegen die tijd, moest er toch nog een expresbode enkele keren op en neer reizen, om te informeren waar de bestelde planken bleef. Na enkele kleinere leveringen van leistenen, kwam in de Roerhaven nog een levering van 20.000 leien aan. Tegelijk werden de loden goten vernieuwd. Tussendoor worden meerdere grotere betalingen aan de timmerman en de stadssmid genoteerd, zonder enige toelichting. De kerkmeester zelf was ook goed op dreef. Hij wist de debiteuren over te halen hun schulden te voldoen. Meerdere ramen werden uit de vensters gehaald voor reparatie of om te worden vervangen. Telkens bleven twee mannen 's nachts in de kerk de wacht houden, want het dievenvolk deed geregeld van zich spreken. Was het niet gelukt om het slot van de kerkdeur open te breken, dan wisten de insluipers wel onder de muren door een toegang te graven. Ofwel, zoals de kerkmeester het omschreef: onderdeur van de kerke te mineren. Het is september 1692. De kalk voor het witten van de muren wordt door de weduwe Jacques per schip aangevoerd. Over de schade die de aardbeving eerder die maand had aangebracht werd nauwelijks melding gemaakt. Het is duidelijk dat menig werk opnieuw gedaan moest worden. Enkele stenen dorpels werden vervangen door dorpels uit de Kapel int Zand. In het daaropvolgende jaar is er opnieuw sprake van een grote levering van stenen die met karrenvrachten aangeleverd worden. Ondertussen worden het grote altaar op het koor en het gestoelte (lees: banken) behangen met ellen en ellen ruw stoffen werkdoek en worden de wateremmers, bezems en zeepkuipen geleverd voor de eerste grote tussentijdse schoonmaakbeurt. Nieuwe werkzaamheden staan voor de zomer op het programma. Men besluit om zelf het bier voor de werklieden te gaan brouwen. Gerst, malt en hop worden geleverd en op de stadswaag gewogen, om de accijns vast te stellen. De grondstoffen voor dit "kerkbier" wordt vervolgens naar de kelder gedragen. Jan Sonneschijn leverde de brouwkolen. Gewoonlijk komt hij in de rekeningen voor als de vaandeldrager tijdens de processies naar de Kapel int Zand op Paas- en Pinksterdinsdag. In juni gaven acht vrouwen de kerk een eerste grote wasbeurt. Wel 3 tot 4 karren met drek werden afgevaren naar de Roer. De banken en ander werk werden afgeboend. Enige tijd later, met st. Peter en Paul kreeg de preekstoel met al het gestoelte een tweede poetsbeurt. Al het houtwerk werd van de kalkresten bevrijd, schoongemaakt en opgeboend. (Afbeelding: sluitstuk kerkbank 1699.) In de zomermaand krijgt de hele kerk een tweede grote poetsbeurt. Wel honderd tonnen water worden aangedragen. De huismeiden uit de buurt van de Moederkerk assisteren bij deze grote schoonmaak. Ondertussen gaan de werkzaamheden, zoals nieuw metselwerk gewoon door. Nieuw bouwmateriaal wordt voortdurend aangevoerd. Jacob Hendrix, de schilder, heeft al enkele keren het schilderwerk geleverd. Nu was hij weer enige tijd zoet met het beschilderen van Zon, Maan en tot wel 200 sterren, gemaakt door Anthoin de schrijnwerker. Nieuwe klokken voor de kathedraal... Edmond leFebure wordt benaderd om de klokken te hergieten. Dan blijkt dat het oude klokkenspijs niet goed genoeg is. 100 pond fijn rood koper was nodig om het vuur op temperatuur te krijgen, waarvoor de klokkengieter naar Venlo is gegaan. Drie gebarsten klokken moesten eveneens opnieuw gegoten worden. Dat gebeurde vlakbij. De stadsboden hielden daarbij de wacht bij de gieterij (aan de haven?) om het passerende volk uit de buurt te houden. Des anderendaags begon men met het losgraven van de klokken en het uijtwinden. Om de klokken weer de wal op te trekken, werden twee paarden van de bisschop, twee van de prinses (Isabella du Puget*) en nog een ander voorgespan ingezet. De klokken werden tot onder aan de toren van de Hoogkerk gesleept. Vanuit Swalmen wordt opnieuw het eikenhout geleverd voor de nieuwe raders van de torenklokken. Drie vrouwen werden aan het werk gezet om de klokken schoon te maken, te schuren en op te poetsen. De klokken werden aan een houten gestoelte gehangen en de klepels met rode linten versierd, klaar om door zijne hoogweerde te worden gedoopt. Meester Jan Habrix krijgt de opdracht om alle sarken achter het gewantmakers-koor af te voeren en de vloer op te hogen. Ook de overige sercken in de kerk worden opgehoogd en de vloer geëgaliseerd. Hij was ook de man, die belast werd om met behulp van zijn knechten (met gevaar voor eigen leven) de klokken in de toren op te hangen. Peter Schreurs, murer en pleisteraar, geeft de hele kerk opnieuw een kalk- en smeerbeurt. Joseph van Hulst, de beeldsnijder, begon met het snijden der beelden, serafijnen en andere versieringen aan de nieuwe biechtstoel op het O.L.Vrouwe-koor. Meester Anthoin had het wagenschot hiervoor speciaal per schip uit Holland laten komen, evenals het hout voor de beelden. Tot sieraad van de kerk... Merten Stams, glasmaker, zorgde voor enkele nieuwe ramen, zoals aan het Sint Anthonius-altaar en op het koor van Sint Anna. Hoewel er nog veel werk te doen was, kwamen met de complimenten voor het reeds bereikte resultaat van de werkzaamheden aan de kerk en de vele nieuwe ramen, kwamen de eerste spontane giften binnen. De oude weduwe juffrouw van den Bergh die haar genugen en contentement in het renoveren beloonde met een schenking van meerdere pistoletten, omgerekend bijna 25 gulden. Ook dhr. Blitterswijck toonde zijn tevredenheid dat veel van de oude ramen door nieuwe waren vervangen, vereerde het Godshuis zelfs met 20 rijksdaalders. De controlleur Van den Broeck die de Moederkerk kwam bezichtigen, terwijl men druk bezig was met het witten, metselen en renoveren, gaf de werklieden een klein drinkgelag en doneerde 100 gulden voor een nieuwe biechtstoel op het O.L.Vrouwe-koor tot ciraet van de kerck. Waarschijnlijk de grootste post in een keer, was de reis van kerkmeester Beltgens naar Holland, om samen met de schrijnwerker Anthoin Bally geschikt wagenschot uit te zoeken voor de koorbanken en het overige gestoelte (zitbanken) in de hoogkerk en een biechtstoel op het Sacraments-koor. Daarvoor was het tweetal in '95 naar Kemperbos gegaan, maar Beltgens kon daar zijn facit niet vinden. Wel slaagde hij te Dordrecht bij de kooplieden Johan Diederik Hoeufft (telg uit een oud Roermonds geslacht) en Peter van Boom. Beltgens heeft er veel tijd en energie in gestoken, om de werkzaamheden aan de kathedrale kerk tot een succes te maken. Uitgebreid beschrijft hij, hoe hij het nodige geld vergadert ende gemenageert heeft. In Dordt wist hij uiteindelijk op het vordelichste een grote partij van alderhande sorteringe van wageschott voor de prijs van 220 rijksdaalders, Hollands geld. Daarbij kwamen nog 28 daalders voor licentie en vracht aan de schipper Jean Alloy. Aan verteringen en kosten voor twee personen declareerde hij, alleen maar, 14 rijksdaalders. Wagenschot is eikenhout dat dwars op de nerf gezaagd werd om een mooie houtstructuur te krijgen, vooral bedoeld voor meubilair. De eiken planken werden vanaf de Maas naar de stad getransporteerd en daar op een zolder opgeslagen. Vader Anthoin en zoon Hubert Bally hebben daarna de twee koorbanken voor de kathedrale kerk gemaakt. Hun werkplaats was gelegen in de Bakkerstraat, toen was dat het tweede huis vanaf de hoek met de Schuitenberg. Vervolgens heeft de beeldsnijder Joseph van Hulst de banken van een fraai besnijdt voorzien. De banken werden vanuit de Bakkerstraat naar de grote kerk gedragen. Van de koorbanken zijn mogelijk alleen enkele details bewaard gebleven en in de nieuwe banken verwerkt. Tweehonderd harde tichelstenen werden geleverd om de kerkvloer op te hogen en waterpas te leggen. Het overig gestoelte werd vanuit het werkhuis achter Kloosterwand gevaren. Eerst werden de 19 banken aan de ene zijde van het schip geplaatst met de sluitstukken en aan de houten ondergrond bevestigd. Naderhand volgde het andere gedeelte. De laatste bladen uit het rekenboek ontbreken en van
het jaar 1698 worden alleen nog een paar inkomsten aan renten en pachten
vermeld. Ook in de daaropvolgende jaren zal er nog hard gewerkt zijn
om de kathedraal te maken tot een sieraad van de stad. |
Naschrift: In de loop van de tijd is de Grote Kerk geteisterd door brand, bliksem-inslag en oorlogs-geweld en is aan gebouw en interieur veel (onherstelbare) schade toegebracht. De foto's bij dit opstel pretenderen niet, dat de afgebeelde voorwerpen inderdaad zouden stammen uit de beoogde periode eind 17e eeuw. Met dank aan: Bron: * Isabella Clara du Puget de la Serre, e.v. van Johan Franz vorst van Nassau-Siegen, stadhouder van Opper-Gelder, die toen met vrouw en kinderen in Roermond resideerde. (Vriendelijke informatie van Charlotte Ruijs-Janssen. Zie ook: Kalendarium op de website Historie Roermond.) |
|