In De Wolfskuil

 

Laatst bijgewerkt: 31-10-2022 © Jan Ruiten

DE WOLFSKUIL
de Wolfskoel in 't Veldj

Boven De Wolfskuil. Die naam is bij menigeen in Roermond en naaste omgeving bekend in verband met de corona-spuitjes. De naam verwijst naar een hoger gelegen gebied en indirect ook naar De Wolfskuil zelf, die inderdaad in een laagte was gelegen. En dan is er nog De Wolfskoel in het Roermondse Veld. Maar met een wolfskuil -hoe vreemd het ook klinkt- heeft het hier in beide gevallen toch niets van doen. Het hoort thuis in het rijtje Cattenbongart en Verckensgriend. Dat waren percelen gelegen in de Roermondse Weerd aan de overkant van de Maas, maar zijn ondertussen door baggermolens opgeslokt. Ook deze namen hebben niets van doen met het dier waar zo op het eerste oog naar verwezen wordt. En zo verwijst De Rosslag te Herten niet naar het hoefgetrappel van een paard. De Wolfskuil was dus geen kuil om wolven te vangen. Maar waar verwijst die naam dan wel naar?

 

Ook in Roermond zelf kwam deze veldnaam dus voor. Nu is dat een van de stadswijken, De Wolfskuil, en in de volksmond De Wolfskoel genoemd. Wat hebben voornoemde veldnamen dan wel gemeen met elkaar? Welnu, de Cattenbongard verwijst naar de voormalige eigenaars, de familie Graess, beter bekend als Katt. Dat was de naam van hun herberg en brouwerij op de Swalmerstraat. Verckensgriend verwijst naar de welgestelde familie Vercken. Het was dus geen plek om de varkens te laten aanmodderen of waaien. Dat deden de varkens wel in Roer in het zogenoemde Waeybroeck.

Hoogstwaarschijnlijk hoort het perceel de Woolfskel in Swalmen (1717) hier ook bij. (website loegiesen, toponiemen swalmen)

En zo verwijst de naam Wolfskuil hier eveneens naar de eigenaars, nu uit lang vervlogen tijden. Hun naam werd al in 1477 in de annalen van Roermond genoteerd. Het was de familie Botz, enkele generaties na elkaar als eigenaar van een perceel in de huidige Wolfskuil in het Roermondse Veld en het andere perceel onder de schepenbank van Herten. En ook hier handelt het zich om een brouwersfamilie. Herberg en brouwerij waren gelegen onder aan 't Bergske. Gezien vanaf de Neerstraat het hoekpand links achter de gats, nu bekend als 't Sjietbergske tussen Bergstraat en Markt. In 1582 genoemd als Wolffzkeels getske. De familie Boitz of Boetzen stond in die tijd beter bekend onder de naam van hun brouwerij en herberg De Wolffzskell.

 

Nu zijn we bij de oorspronkelijke benaming van deze veldnaam gekomen, in de akten veelal vermeld als Wolfskeel land. Ook in andere akten, van bijvoorbeeld erfdeling, is sprake van de familie Bots alias Wolfskeel. De voornoemde percelen te Roermond en Herten verwezen dus naar die aliasnaam.

In februari 1575 werd nog een stuk land genoemd op de Exterecamp (Eksterkamp) boven de Wolffzkeel. Een eeuw later, om precies te zijn in februari 1677 vermeldde de secretaris enkele keren in het overdrachtenregister een stuk land gelegen in de Wolvskoel! (HGR. inv.nr. 318-f.126v. en f.135v.)

Dat was o.a. betreffende een testament, in januari 1670 opgemaakt tussen Jan Duyckers en zijn vrouw Ida Monsieur. Ondertussen was hij weduwnaar. Hij belastte het genoemde perceel land en zijn huis op de hoek van de Bergstraat met een kapitaal van 100 dukaten.

Maar voorlopig bleef het in de stukken nog steeds als "In de Wolffskeele". Het oorspronkelijke goed was toen al onder meerdere partijen verdeeld en had alleen nog als naam met het voormalige brouwhuis plus herberg van doen. (o.a. HGR inv.nr.319-f.253.)

In het bunderboek van Herten uit 1682(!) werd nog land genoemd op naam van "Wolfkeel kinder", blijkens een kopie uit 1766. (Vrijheerlijkheid Daelenbroek inv.nr. 316.)

herberg en brouwerij
De Wolffzkeel

De geschiedenis gaat nog verder terug. In 1477 was sprake van Jenken In die Wolffkele, die nog geld schuldig was wegens 5 kwart geleverde wijn. Dat we te doen hebben met voornoemde herberg blijkt o.a. uit de vermelding van zekere "Kymmel op het Bergske" als naaste buur van deze Johan in die Wolffkele. Het is enkele decennia later, namelijk in maart 1507, dat hij met zijn eigen naam werd vermeld als Jan Botz in de Wolffkell. (HGR inv.nr. 27, oirvedenboek p.20.)

In die jaren boerde hij op Haenenhof te Roer. Hij was mede-eigenaar van de boerderij. Om te voorkomen dat twee verhaallijnen door elkaar lopen, wordt hier verwezen naar de geschiedenis van de boerderij elders op deze website.


Gertruyt ing(en) Wolffkell

Midden zestiende eeuw krijgen we meer details omtrent onderlinge familierelaties. In februari 1550 droeg Gertruyt ingen Wolffkeel, weduwe van Hendrick Botz, haar rechten, te weten het vruchtgebruik op al hun goederen te Roermond, over op haar kinderen Gerard, Hieronymus en Anthonius Boetzen. Zij verkochten tesamen hun rechten op de hof te Roer aan de mede-eigenaren. Daarmee waren tevens oude perikelen afgedaan. (HGR-inv.nr. 311-f. 10v, en f.16.)

Drie jaar later, in januari 1553, verkochten Gerard en Thoenis hun aandeel in de ouderlijke goederen aan hun broer Jeronymus Botz en vrouw Merie. Dat was ten eerste hun huis op de Berg, met de complete inboedel. Verder enkele stukken land buiten de stadsmuur aan het Zwartbroek en buiten de Nielerpoort. O.a. een stuk land "aen der Wolffzkele". Of dit de versie van de verkopers was, of een aanvulling van de gemeentesecretaris die de overdrachten in de boeken noteerde, blijft open. (HGR. inv.nr. 311-f.43.)

 

huizen binnen de stad
In oktober 1618 droeg de weduwe Teeuwen haar rechten op een huis achter de kerk over aan haar dochter Marie, getrouwd met Jan van Rhee. Het huis was gelegen achter de kathedraal tegenover het rooster (hek) en naast het Getijdenhuis. Het echtpaar verkocht het huis meteen door aan Matheus in de Wolfzkeel en vrouw Jenne Pessinger. Zij gingen vervolgens een lening aan van 8 zware zilveren philipsdaalders tegen een rente van 1 daalder ad 30 stuivers. Een geschikte plaats om te wonen, vooral omdat de koper koster was van de kathedraal. Een jaar later volgde een tweede belening van 100 gulden.
(HGR. inv.nr. 313-f.276 en f.285.)

In 1625 gaf de pastoor toestemming dat de koster bij de noodbouw aan zijn huis mocht inkoeten in de muur van het Getijdenhuis. Er werd afgesproken dat daardoor het licht en uitzicht van de keuken van het Getijdenhuis niet gehinderd zou worden. Het regenwater van het Getijdenhuis liep als voorheen via Wolfkeels erf naar de straat. (HGR. inv.nr. 314-f.107.)

Twee decennia later, in augustus 1645 verkochten de erfgenamen van Matthijs Wolffskeel het huis achter de kerk voor 300 rijksdaalders aan Johan van Bracht, pastoor te Buggenum, namens "sijner zalige affgestorven huijsfr(ouwen) susters Catharina Winckens kindts kinderen". Wel behield de pastoor zijn leven lang het vruchtgebruik van het huis voor zich. (HGR. inv.nr. 316-f.40.)

De pastoor was al gestart met reparaties te laten uitvoeren aan het huis, toen raadsheer Bartholomeus Poeyn -binnen de termijn van 6 weken en 3 dagen na de eerste kerkenroep- als buurman beschud aantekende. De pastoor werd hierover bericht en gevraagd om persoonlijk te reageren. De koop werd om ons onbekende reden uitgesteld en pas in 1652 definitief gesloten. De koopsom bedroeg toen 520 gulden. Daarbij moet gezegd worden dat de lasten op het huis voor de koper kwamen. (HGR inv.nr. 316-f.42 en f.144.)

In juni 1651 werd het voornoemde huis achter de Hoogkerk door pottenbakker Willem Willems en vrouw Anna Wolffskeel, ook namens de overige erfgenamen, voor 560 gulden doorverkocht aan raadsheer Poeyn en vrouw. Het huis was belast met 4 gulden jaarlijks aan de moederkerk en met een daalder aan de pastoor. (HGR. inv.nr. 316-f.144.)

 

Dan was er nog een huis op de Markt met de naam In de Wolfzkeel, voor het eerst vermeld in augustus 1589. Dat was bij de verkoop van het huis naast Johan Meeuwissen, alias Wolffzkele. Beide huizen waren samen belast met een last van 100 rijdersguldens. Voortaan zou alleen het Wolffzkeels huis hiermee belast zijn. (HGR. inv.nr. 311-f.427.)

Het huis "op de hoek van de Hoogkerk" stond in januari 1634 voor de helft op naam van zoon Hendrick in de Wolfzkeel. Hij verkocht toen zijn aandeel in het huis in ruil voor een morgen land te Maasniel plus 750 gulden. Kopers waren toen Lins Simons en vrouw. Zij kochten in 1646 het andere deel van het huis voor 1300 gulden van Peter Vogels en Mettel Meuwissen alias Wolffskeel. (HGR. inv.nr. 315-f.76 en 316-f.51..)

In maart 1662 verkocht Isabella Maen, de weduwe Grouwels, haar huis op de Varkensmarkt aan het echtpaar Sijben-Corvers. Nog geen week later tekende Derick Thoors zijn beschud aan. Als buurman had hij immers het "recht van naasten", indien hij zich hield aan de koopsom en de gemaakte voorwaarden. Als bloedverwant had Antoin Wolffskeel, in huwelijk met Lysbet Swevers, evenwel voorrang om de koop over te nemen. En zo geschiedde. Voortaan stond het huis op hun naam. Een van die voorwaarden was het secreet of heimelijk gemak dat op het gescheid stond en samen met de buren werd gebruikt. (HGR. inv.nr. 317-f.87 e.v.)

Anderhalf jaar later in september 1663 draagt Anthoin Wolffskeel het huis op de Varkensmarkt over aan het echtpaar DuPree. In ruil voor drie morgen land te Grathem. (HGR inv.nr. 317-f.226.)

Als laatste melden we hier het huis De Wolffskeel op de Swalmerstraat. In de akten komt het pand slechts zijdelings ter sprake. In 1626 op naam van Johan in gen Wolfskeel, vervolgens in 1635 Hendrick Wolffskeel in hetzelfde huis, gezien de naaste buren, kort daarna enkel nog als De Wolfskeel. (HGR inv.nr. 314-f.144, 315-f.95 en f.18, en 316-f.21.)

De Wolffzkeel onder aan de Bergstraat.
Krachtens decreet van het Hoofdgerecht werd het huis van de bejaarde Jeronimus Bots alias Wolfzkeel bij openbaar met twee zitdagen diens huis en brouwhuis op de Bergstraat te koop gesteld. Dat was in december 1628. Er werd niet gehoogd. Vervolgens werd het huis met brouwhuis in mei daaropvolgend onderhands verkocht aan secretaris Peter Bosman en vrouw Judith en het echtpaar Daem en Anna van Lennich. (HGR. inv.nr. 324-f.188.)

Het brouwhuis werd naderhand als stal gebruikt. De oude glorie was ondertussen verbleekt. Het hoekpand aan het Wolfkeelgetske was in delen verkocht, o.a. aan de achterbuur in De Bovenste Drie Kronen, zijn pand met de grond en bijgebouwen daarachter liep door vanaf de Varkensmarkt tot aan voornoemd getske.

 

Luchtfoto omstreeks 1925. Zie pijl wijzend naar het pand voorheen bekend als De Wolfskeel.
(m.d.a. Ruud Lamboo, Roermond.)
 

de geschiedenis verbleekt
In april 1671 is nog sprake van land "in de Wolffskeel". Evenzo een jaar later betreffende een perceel land aan het voetpad "in de Wolffskeele". In februari 1677 werd voor het eerst de Wolvskoel genoteerd. In hetzelfde handschrift. Het blijkt eenmalig te zijn. Kort daarna is het weer als vanouds. En vijftien jaar later is het nog steeds land in de Wolffskeele.
(HGR-inv.nrs 318-319.)

In juli 1686 omschreef de secretaris van het Hoofdgerecht nog eens heel precies de ligging van enkele percelen grond, gelegen in het Roermondse veld buiten de Nielerpoort in de Wolffskeele. Van een zogenaamde wolfskuil was toen dus nog geen sprake. Maar ondertussen had ook niemand meer enige herinnering aan een herberg met name De Wolfskeel. (HGR. inv.nr. 319-f.235.)

Wanneer begon men van Wolfskuil, dan wel Wolfskoel te spreken? Ergens in de 18e, of misschien 19e eeuw? In de krant werden beide versies gebruikt. Wolfskeel voor land in de kadastrale sectie B -tot 1925- en daarnaast ook Wolfskuil betreffende percelen land in sectie C. Onderstaand voorbeeld is uit de Maas- en Roerbode jaargang 1864.

--- o --- 0 O 0 --- o ---

 

Oh, ja. En dan is er nog De Rosslag, een straatnaam te Herten. De naam heeft niets van doen met het hoefgetrappel van een paard. Het verwijst naar de (verdwenen) weien aan de overkant van de weg en hoort thuis in de slaayen-groep, het grasland langs de Maas. In dit geval is het een soort verbastering, of eigenlijk de uitspraak van de oude naam de Ro slaey in het dagelijks taalgebruik, in de betekenis van rauwe/ruwe slaay. Variaties: Roslach en Roeslay.