...... ............. .... ................. ......... ........ ..... ............. DURSDAELS HUIS


 

Laatst gewijzigd: 3-4-2023 @Jan Ruiten

DURSDAELS HUIS
= dedicated to their descendants down under =

Het was alweer enkele jaren geleden, maar toch. Eindelijk hadden ze de druktemaker te pakken. Het aanwezige volk stond voor een gesloten slagboom bij de brugpoort. Het bleef dringen en duwen. Sommmigen werden doodgedrukt. Anderen vielen van de brug in het water en verdronken. En daar werd kwartiermeester Peter van Tongeren alsnog op aangesproken. En wat te denken van zijn ballorig gedrag? Hij had het onderstaan om de achterpoort bij Gabriel d'Ivora uit te breken en bij de wachtpost in brand te steken. Hoe durfde hij?! Een andere keer onderstond hij het om bij hetzelfde huis de voorpoort te vandaleren. Maar eerlijk gezegd, dit opstel gaat niet over Peter van Tongeren. Deze inleiding is een opstapje naar de geschiedenis over het bewuste huis in de binnenstad op de hoek van de Hamstraat en de Leliestraat.

 

 

 

 

 

kurassiers: zwaar bewapende cavaleriesoldaten te paard die een borstharnas (kuras) droegen
bron: wikipedia

 

 

 

 

 

 

*

In augustus 1577 lieten Raboth van Durßdall en zijn vrouw Encken Groiten officieel vastleggen dat de vrije goederen die zij elk in hun huwelijk hadden meegebracht voor beiden gezamenlijk zouden gelden. Tevens zou de langstlevende het tochtrecht behouden over alle goederen. Daarmee werd bedoeld het gebruiksrecht van weduwe of weduwnaar over de goederen afkomstig van de overleden partner. De kinderen konden daar dus niet meteen vrij over beschikken. Ook wanneer zij het huis zouden verkopen, bleef dit gebruiksrecht in stand. (HGR inv.nr. 311-f.306.)

Johan van Durßdael en joffer Elisabeth van Cruchten
In maart 1615 is sprake van de kinderen van jonker Johan van Dursdael en joffer Elisabeth van Cruchten zlgr. Er werd in die tijd veel gebruik gemaakt van het beschudrecht, ook wel "naasten" genoemd. Bij verkoop van een huis, of een stuk land, kon de buurman het verkochte goed, voor dezelfde prijs en dezelfde voorwaarden overnemen. Alleen naaste verwanten van de verkoper gingen nog voor.

Matthis Engelen had als voogd van de minderjarige kinderen van het overleden echtpaar Dursdael een huis beschud. Kort daarop werd Dursdael op zijn beurt afbeschud door een nog nader familielid van de verkoper. Vaak werd hiervoor gekozen om te verhinderen dat iemand anders het huis zou naasten.

In augustus 1620 werden de erfgenamen Dursdael genoemd, betreffende een jaarlijkse rente van 200 gulden staande op hun hof te Heel. Zij stonden borg met hun huis op de hoek van de Hegstraat en met hun ander huis met steenweg, hof en stallingen op de hoek van de Caniel en de Hamstraat, tegenover het Munster kerkhof. (HGR inv.nr. 313-f.314.)

Augustus 1620, Godefroid van Steijnen en juffr. Maria van Dursdael, echtelieden, Bartholt van Vort en juffr. Ermgardt van Dursdael, echtelieden, en hun zuster juffr. Margareta van Dursdael, ook namens hun minderjarige zwagers en broers en zuster juffr. Rijck van Duersdal, tot voldoening van de derde en laatste termijn ter aflossing van het kapitaal van 200 guldens jaarlijks, staande op hun hof te Heel, aan de erfgenamen van Gilles sJongen z., in zijn leven rentmr. van het ambt Montfort, en afgelost aan de heren van de Rekenkamer, van schepen Reiner Vosterman en vrouw Marie ontvangen 437½ zilveren souvereinen of rijksdaalders. Daarvoor belenen zij nu hun huis met steenweg, hof en stallingen op de Hegstraat en hun ander huis met steenweg, hof en stallingen op de hoek van de Caniel tegen(over) het Munster-kerkhof met een rente van 27? gelijke souvereinen, jaarlijks op st. Laurens te betalen aan het echtpaar Vostermans. Losbaar met 437½ zilveren souvereinen te betalen. De eerste drie partijen beloven dat de minderjarigen naderhand de overeenkomst zullen bekrachtigen en andere bijpanden zullen stellen.

Eind 1621 stond Tilman van Hinsberg borg voor een lening met als onderpand zijn huis op de Caniel. Om nader te situeren welk huis dat dan wel was, werden gewoonlijk de buren aan weerskanten vermeld. Hier waren dat jonker Dursdael en aan de andere kant Dierick van der Leeck. Dursdaels huis stond op de hoek van de Caniel en de Hamstraat, blijkt bij nader onderzoek.

Gabriel d'Ivora en Elisabeth van Dursdael
In mei 1634 was er sprake van het weeskind van wijlen het echtpaar Johan van Dursdael en Gabriele van Ensenbroch. Dat blijkt de 7-jarige Elisabeth te zijn, geboren enkele dagen voor kerstmis 1626, vernoemd naar haar grootmoeder Elisabeth van Cruchten. Haar voogden verkochten een rentebrief aan het echtpaar Hinsberg-Cox, met als onderpand het huis op de hoek van de Caniel. (HGR inv.nr. 315-f.85.)

Elisabeth van Dursdael was een kind nog toen haar ouders stierven. Zij erfde meerdere goederen buiten de stad. Elisabeth trouwde vrij jong, voor november 1641(!), een tiener nog, met ritmeester don Gabriel d'Ivora, kapitein van een compagnie kurassiers. In juli 1643 nam het echtpaar d'Ivora een lening op van 250 rijksdaalders. Daartoe stelden zij tot onderpand hun huis op de hoek van de Caniel en de Hamstraat, uitkomend op de Veldstraat en hun overige huizen daarachter tot achter aan de… Staat dat er echt? Van de ene straathoek tot de volgende? De oorspronkelijke tekst er toch maar even bijgenomen en… Jawel. Het staat er letterlijk.

Bovenop het kapitaal van 250 rijksdaalders zouden nog twee leningen volgen van 1200 en 450 guldens, die naderhand door de nieuwe eigenaar werden afgelost.

consensu uxuri: met instemming van zijn vrouw

vendedi transporty
verkoopt

"verkopen aan ende op" wil zoveel zeggen als met een hypotheek belasten.

 

 

 

 






*







 

 

 

 










raadsverwant
te vergelijken met gemeenteraadslid

ritmr. Gabriel d'Ivora consensu uxuri ende van jr. Godefroid von Steijnen derselver ohm, oock present, et vendedit transporty aen ende op sijn huijs gelegen op de Haemstraet tegensover 't Munster kerckhoeff op den hoeck van den Caniel mit alle behuijsingen ende moeshoeven, bij hem daerbij aengekocht tot op de Veltstraeten, ende daervan 't leste aengecochte gelegen op den hoeck van de Veltstraet… (HGR inv.nr. 316-f.10r.)

Dat laatste huis op de hoek van de Veldstraat had het echtpaar kort daarvoor gekocht van de voogden van de minderjarige zoon van wijlen Jan Baptist van der Dries en vrouw. Het huis was voorheen afkomstig van Peter Wurstiens. (HGR inv.nr. 316-f.4.)

Van de tussenliggende huizen is ook de aankoop vastgelegd. In november 1641 kochten ritmeester don Gabriel d'Yvora, kapitein van een compagnie kurassiers, en zijn vrouw voor 30 rijksdaalders een huis op de Caniel van Hendrick van der Leeck en vrouw. (HGR inv.nr. 315-f.166v.).

Kort daarop kocht het voornoemde echtpaar van Jacob Cox een lege huisplaats op de Caniel, waarvoor zij toch nog het flinke bedrag van 100 rijksdaalders neertelden. (HGR inv.nr. 315-.f.199v.)

Tenslotte, in november 1641 verkochten de gezusters Jutgen en Metgen van Houten voor 130 guldens hun huis en hof aldaar, grenzend aan beide kanten aan erf van de kopers, het echtpaar d'Ivora-Dursdael. (HGR inv.nr. 315--f.203.)

Jutgen op den Caniel
Helemaal gladjes is deze verkoop niet verlopen. Dat blijkt uit de klacht die Jutgen op de Caniel bij het Hoofdgerecht neerlegde. Dirck Dencken had slechts 100 gulden voor het huis geboden. Dat was nog niet eens de helft van de eigenlijke waarde, voerde zij aan. Tevens wenste Dencken dat het timmerwerk dat zij in haar woonhuis had laten aanbrengen weer zou laten uitbreken. Zij gaf zelf te kennen dat zij "grootelicx ende over die helffte" was bedrogen. De ritmeester had Dencken immers opdracht gegeven haar daarvoor te vergoeden. Bovendien wenste haar zuster als mede-eigenaar niet met de verkoop in te stemmen. Trouwens, zo voerde Jutgen zelf aan, dat een vrouwspersoon zonder een momber geen schadelijk contract mocht aangaan.

De koopakte vermeldt inderdaad een bedrag van 100 gulden, plus een wagen hout door twee paarden getrokken. Ofwel 3 pattacons in geld. Tevens wordt Willem Bruchmans, koster op het Noenhof, als haar momber opgevoerd. Het gerecht gebood de verkoper Derick Dencken om de verkoopster klachteloos te stellen, of hij moest gegronde redenen hebben om hiertegen bezwaar aan te tekenen. Buiten een kopie van de koopakte is er geen reactie van Derick Dencken toegevoegd. (HGR inv.nr. 135 proces 851)

Ritmeester don Gabriel d'Ivora en zijn vrouw Elisabeth van Dursdael kregen tussen 1646 en 1664 twaalf kinderen. De meesten werden in de zomer geboren, voornamelijk in augustus. Dan vertoefde hun vader in het leger ver van huis. De koude wintermaanden evenwel bracht hij thuis genoeglijk door met zijn gezin.

In november 1665 kocht het echtpaar de afgebrande huisplaats op de hoek van de Veldstraat. Don Gabriel werd toen nog genoemd als krijgsraad van de koning van Spanje. (HGR inv.nr. 317-f.169/)

Het volgende proces werpt raadsels op. Het betreft de datum. In 1673 had Dirck Dencken nog een schuld te vorderen op de kinderen en erfgenamen van wijlen ritmeester Gabriel d'Ivora en joffer Elisabeth van Dursdael. Het probleem was echter, de kinderen waren voor en na uit Roermond vertrokken. Ook buiten de stad in het Overkwartier van Gelder wist hij de erfgenamen niet te vinden. Hij had al een plakkaat bevestigd aan het huis van de erfgenamen d'Ivora, met medeweten van de bewoner. Inderdaad zij waren de Maas overgestoken en verbleven toen verspreid in het land van Horn.

Dencken verzocht het gerecht om derhalve in de kerk dit te laten kondigen, naar oud gebruik tot driemaal toe met tussenpauzes van twee weken. Op die manier hoopte hij dat de kinderen Ivora de achterstallige schuld alsnog zouden aflossen. (HGR inv.nr. 154 procesnr. 1287,)

Hij trad op als erfgenaam van wijlen zijn broer de raadsverwant Jan Dencken. Hoewel, na diens overlijden werd in de akten nog steeds "de raadsverwant Jan Dencken" als levend persoon genoemd. Deze naamgenoot blijkt Derick's zoon te zijn, die zijn oom als zodanig is opgevolgd.

 

Op de kaart van Herman Janssens uit 1671 is er van die aangekochte huizen niets te zien dan lege huisplaatsen. De enige verklaring daarvoor is dat die huizen over de volle lengte van de straat tot de grond toe zijn afgebrand.

links: de situatie eind 17e eeuw na de tweede stadsbrand.
rechts: zoals ingetekend op de kadasterkaart van 1843.
De lege ruimte is er dan nog steeds en samen met de twee huizen op de hoek
op naam van eenzelfde eigenaar.

De open gang tussen de twee huizen is een zogenaamde winde, te vergelijken met een gats maar dan privé. Komt veel voor in de akten van Roermond, en vaak met strikte regels voor gebruik tussen beide buren. Mocht een van beiden de verdieping boven de winde willen bebouwen, dan was daar een algemene regel voor:
een kooldrager met de korf op zijn schouder moest er nog onderdoor kunnen.
Tevens werden afspraken gemaakt over de afvoer van het water naar de straat en eventueel betreffende het licht (de ramen) in de kamer. Bijvoorbeeld om te voorkomen dat de ene buur bij de ander binnen kon kijken.






 

 

 

 

 

 


Justinus van der Vekene
In december 1672 verkocht de licentiaat Gerard Palandt namens jonker Gabriel Anthoin d'Ivora diens aandeel in het ouderlijk huis op de hoek van de Hamstraat aan het echtpaar Van der Vekene-Louwermans. (HGR 318-f.58.)

Een maand later waren dat jonker Albert van Anxtel en vrouw joffer Anna Catharina d'Ivora die hun aandeel verkochten. Jonker Johan d'Ivora, getrouwd met joffer Elisabeth Hamethon(!), volgde in maart. (HGR 318-f.60 en 65.)

In april 1671 kreeg de licentiaat M.A. de Haen toestemming van het Souvereine Hof om het huis van het overleden echtpaar namens de minderjarige kinderen publiekelijk te verkopen met twee zitdagen. Voor 1387 rijksdaalders werd Justinus van der Vekene de nieuwe eigenaar. Daarbij werden de zes delen van het huis aan hem overgedragen. Bedoeld werd de onverdeelde eigendom van de zes minderjarigen. (HGR inv.nr. 318-f.58.)

Justinus van der Vekene, ridder, en eerste raadsheer van Z.M. in het vorstendom Gelre, verwierf naderhand nog meer huizen in de binnenstad en wel in de Munsterstraat.

Het lukte niet altijd. Zoals in november 1685 toen hij van de kinderen van Herman van Cruchten een huis op de Caniel (nu Leliestraat) had gekocht. De weduwe Jenneke van Uffelt, geassisteerd door haar zoon Reyner van Engeren, tekende als buurvrouw beschud aan voor hetzelfde bedrag, precies volgens de gangbare regels. Als teken dat zij voldoende middelen had om de koopsom van het huis tebetalen, toonde zij een neusdoek met een gouden en een zilveren munt. Daarop moest de raadsheer afzien van deze koop. (HGR inv.nr. 318-f.99.)

Evenals meer andere welgestelde burgers in de stad had ook Justinus van der Vekene in mei 1688 twee armenhuisjes in de Veldstraat gesticht voor drie arme gezinnen. Deze huisjes waren uitbesteed aan het armenbestuur. (HGR inv.nr. 320-f.25v.)

*





 

"ankeren"
met muurankers vastmaken

De winde tussen de huizen
Omdat de winde tussen de huizen zeer schadelijk was en de muren daardoor bedierven, stelden raadsheer van der Vekene en zijn vrouw voor aan hun buurvrouw op de Hamstraat Marie Quijten, weduwe van wijlen Johan van der Holt tot onderhoud van goed nabuurschap om de gang te betimmeren. Daartoe zou de raadsheer een goede loden goot tussen beide huizen laten leggen vanaf de uiterste zijde van het huis van de weduwe tot aan de straat. Tevens zou hij zorg dragen om de goot te onderhouden. Na hem zou deze zorg overgaan op de nieuwe bewoners van zijn huis, en wel zo dat het huis van de buren niet de minste schade door sneeuw, of regenwater had te lijden, maar dat het water van beide huizen daardoor kon aflopen. Ook zou de raafsheer hiervoor de kosten dragen en na hem de nieuwe bewoners. Alle kosten zouden tevens door Van der Vekene en zijn nakomelingen gedragen worden.

De goot zou ook liggen boven de plaats waar de winde het huis van de weduwe niet toucheerde. Ook mocht er in haar muur niet getimmerd of geankerd worden, anders dan met de goot, die op de grond van de winde lag en aan beide buren elk voor de helft toebehoorde.

Raadsheer van der Vekene mocht wel pilaren plaatsen, of een muur aanbrengen om daarop de goot te leggen, zonder de muur van de weduwe te raken, zodat het hemelwater van beide huizen als voorheen gevoeglijk kon aflopen, hetzij van voren of van achter op de hof en erf van de raadsheer, en zonder het huis van de weduwe te beschadigen. Dat was in maart 1679.

Tevens was afgesproken dat Van der Vekene de muur van het huis van de weduwe zou bepleisteren en witten, maar niet meer betimmeren of ankeren. De weduwe, of haar nakomelingen, mochten naderhand na drie of vier aanmaningen de goot en al hetgene vertimmerd was weer afbreken zoals het voorheen geweest was. (HGR inv.nr. 318-f.165.)

- wordt vervolgd -