De Linner Weerd

Laatst bijgewerkt: 15-05-2014 © Jan Ruiten

Gestechel over de Veedrift
- recht van overpad langs de Molengriend bij Maasbracht-


Anno 1680: in groene kleur de houtgriend van jonker Keverberg tussen de Maas (links) en de oude Maasloop (rechts), bovenaan de kartuizer griend; linksonder de Gelderse Weijde van de gemeente.

Zoals gewoonlijk in die tijd van het jaar kwam Herman Wackers, halfman op de Bosscherhof, in de vroege ochtend met de maaiers aangereden vanuit Maasbracht over de Gelderse weide buiten het dorp richting Molengriend. Daar aangekomen wachtte hem een onplezierige verrassing. Het lijnpad langs de griend was bezaaid met doornstruiken en op andere plaatsen was de weg opengegraven. Er was geen doorkomen aan. Nadat het de arbeiders gelukt was de grootste hindernissen weg te ruimen, vervolgden zij hun weg naar de Carthuyser griend. Toen de maaiers later die dag terugkwamen, de karren volgeladen met hooi, vonden zij de weg opnieuw versperd en werden zij opgewacht door de pachter en arbeiders van J.L. Coolen. Zij keken toe hoe de maaiers de versperringen opnieuw opruimden.

Herman Wackers was toen zo'n twintig jaar de boer van de Bosscherhof van de kartuizers, gelijk zijn vader voordien. Sinds onheuglijke tijden was men gewend om het lijnpad langs de Maas en over de Molengriend te gebruiken voor de veedrift naar de Carthuyser griend en voor het aan- en afvaren der hooiwagens.

Hetzelfde overkwam Hendrick van Heel. Hij was met Johan Bosch gras gaan maaien voor schepen Ruyten op genoemde griend. En op de terugweg stonden hem zeven personen op te wachten: Ruth van de Venne, halfman op Coolens Hof, en zijn arbeiders, gewapend met "sighten en gaffels". Daarop was advocaat Janssens, de neef van Coolen, komen aanrijden en gelastte hen met de karren terug te keren. Uiteindelijk heeft hij hen dan toch voor die ene keer laten passeren, met de stellige aanbeveling hun baas te melden, dat deze nooit meer van de weg gebruik kon maken. Noch te voet, noch te paard.

Wat was er aan de hand?

In de loop der eeuwen koos de rivier geregeld een nieuwe loop door het landschap. Op de kaart van 1680 is duidelijk te zien, dat de toegang tot de Carthuyser griend alleen nog mogelijk was langs en over de Molengriend.

In 1643 was er ook al onenigheid tussen de paters kartuizers en jonker Lambert Keverberg, toenmalig eigenaar van de Molengriend, over de doorgang van veedrift en hooiwagens. Hangende het onderzoek werd door het hof voorlopig in een schrijven vastgelegd dat de bestaande rechten voorlopig zouden blijven gelden.

De Maas, zoals in 1680 ingetekend, was een eeuw later niet meer dan een kleine stroom, de oude Maas genoemd. De "alde Maes" uit 1680 was in 1786 ook niet veel meer dan een deels opgedroogde sloot.

De tijdelijke overeenkomst van januari 1643 is waarschijnlijk omgezet tot een definitieve regeling. Schriftelijke bewijzen waren naderhand niet meer te vinden. Maar anderhalve eeuw later waren de eigendoms verhoudingen duidelijk anders.

Drie jaar eerder, in juli 1783 werd de orde der kartuizers door keizer Frans Jozef in de Oostenrijkse gebieden opgeheven. Het klooster in Roermond werd gesloten en de bezittingen vielen toe aan de staat. Zo ook de Bosscherhof te Echt, gelegen tegen de grens met Maasbracht, met de kamp (35 bunders groot) aan de overkant van de limietweg en de griend met de houtsnep (21 bunders) achter Maasbracht. (Oranje op de kaart.)

De kloostergoederen waren in 1785 bij openbare zitting in delen verkocht. De kamp aan de limiet was opgedeeld in kleinere blokken. De grienden langs de Maas waren door J.B. Mertz uit Roermond aangekocht. Hij had op zijn beurt 7 bunder van de Carthuyser griend verpacht aan Herman Wackers, en de resterende 13 bunder aan schepen Johan Ruyten. Zowel Mertz als zijn aanpachters gingen ervan uit dat zij het lijnpad langs en over de Molengriend als van oudsher konden gebruiken voor de veedrift en de doorgang der hooiwagens.

Johan Ludovicus Coolen was sinds 1772 of eerder de nieuwe eigenaar van de Molengriend. In mei van dat jaar was hij met Wackers tot een overeenstemming gekomen. De pachter van Bosscherhof zou voor de duur van zes jaar gebruik mogen maken van het oude lijnpad en de nieuwe aanwas aan Wessemer zijde tegen betaling van 2 pattacons per jaar.

Daarbij zou Wackers er voor zorgen dat de beesten niet buiten het pad kwamen en eventuele schade zou hij vergoeden. Aan het begin van het pad op de grens met de Gelderse weide zou een vaare of slagboom geplaatst worden, om te verhinderen dat andermans koeien vanaf de gemeinten op de Molengriend zouden komen. Om dezelfde reden zou hij de afrastering (den thoun) in de Oude Maas onderhouden.

Volgens J.L. Coolen, de peetoom van Arnoldus L. Janssens, was het vermeende gewoonterecht van de Bosscherhof niet meer geldig. J.B. Mertz uit Roermond, had niets meer van doen met de bouwhof van de voormalige kartuizers. Hij had de griend vervolgens per bunder uitgezet en de nieuwe aanpachters waren Herman Wackers en schepen Johan Ruyten.

De "oude Maas" op deze kaart is een doorbraak van de rivier uit begin 17e eeuw en was rond 1840 nog maar een sloot. Rechts de loop van de rivier uit nog oudere tijd en in 1680 genoemd als de "alde Maese". Rechts-onder nog net een stukje dorp met de huidige Kokstraat die toen op de gemeinte uitkwam.

Volgens Janssens was de Molengriend niet van oudsher belast met een vanzelfsprekend recht van overpad aan anderen. Verder was het nu al vaker gebeurd, dat de koeien door onachtzaamheid van de veedrijvers buiten het lijnpad waren gelopen en opmerkelijke schade aan de griend hadden toegebracht. Daarop had Coolen besloten hen verdere toegang tot de Molengriend te ontzeggen.

Omdat het resterende hooi op het land lag te bederven, tekende J.B. Mertz meteen proces aan bij het Hof te Venlo. (Het ambt Montfort, met o.a. Echt en Maasbracht was na de Spaanse Successie-oorlog Staats gebied en aldus toegewezen aan het Hof van Staats Gelderland te Venlo.) Het was zelfs gebeurd dat de aanpachters hun vee door de oude Maas hadden moeten drijven en tot de buik toe door het water hadden moeten slepen.

Ook nu besloot het Hof nog diezelfde maand, dat voor de duur van het jaar 1786 de oude rechten zouden gelden, tot nader besluit. Tevens werd verordonneerd, dat het gereedliggende hooi binnen drie dagen mocht afgevoerd worden. Naderhand vond nog een vue du lieu plaats, een bezichtiging ter plekke. De daartoe gemaakte situatieschets zit jammer genoeg niet (meer) tussen de stukken. In oktober dat jaar kwamen partijen tot een overeenstemming.

J.L. Coolen en consorten zouden van de Molengriend een strook langs de Oude Maas verkopen ter breedte van een roede en de laagte met bomen bewassen langs de Wessemer Nack tot aan het Hultje voor 54 pattacons. Aan het begin van het pad zou een hek worden geplaatst op beider kosten. Mertz zou tevens een dijk laten maken door de oude Maas.

(Bron: RHCL te Maastricht: 01.013, archief Hof van Gelder te Venlo, inv.nr. 571, procesnr. 1794.)

Het is niet uitgesloten, dat de veedrift over de Molengriend in 1643 en daarna een andere weg volgde, dan een eeuw later. (Kaart 1) Ook de alde Maese van was toen nog een flinke stroom. In 1680 werd de Molengriend nog gemeten op bijna 12 bunder. Anderhalve eeuw later was daarvan nog slechts 2/3 over: een halve ha verkocht aan Mertz (lichtgroen op de kaart) en het overige in de loop der tijd door de Maas weggespoeld. En nu ruim twee eeuwen nadien resteert van de Molengreend niet meer dan een open grintgat langs het Lateraal Kanaal. Maar... het Lijnpad is gebleven, zichtbaar op de kaart geschreven!


Ter vergelijking: De onderliggende kaart is getekend in 1743 en staat afgebeeld in de atlas der domeinen van het ambt Montfort. Hierop is duidelijk de weg te herkennen, komende vanuit het dorp (links) over de gemeenteweiden onderlangs de Hoogbeemden naar de Molengriend. (RHCL te Maastricht 16.0674: archief Michiels van Kessenich, inv.nr. 1649.)