Linne Poortskamp

Laatst bijgewerkt: 25-02-2018 © Jan Ruiten

De Grootestraat te Linne maakte tot het midden van de 19e eeuw deel uit van de grote heerbaan vanuit Maastricht naar Roermond. De nieuwe kiezelweg, die toen werd aangelegd, ging aan het dorp voorbij, en is na anderhalve eeuw zelf een secundaire weg geworden. Aan weerskanten van de doorgaande heerweg lagen volgens het bunderboek uit 1661 meerdere kampen. De meeste kampnamen zijn verloren gegaan, andere hebben de tand des tijds doorstaan, zoals de Poortskamp en Hakeskamp.

3 morgen is 1 ha.

Hakeskamp is eigenlijk niet de juiste benaming. Oorspronkelijk handelt het hier om de Haeterscamp, zonder de bebouwing 6 morgen groot en genoemd naar de familie Haeters, die al begin 17e eeuw in Linne woonde. De weg erlangs naar de Breewegshof werd Haeterstraat genoemd. Nu is dat de Hertestraat.

De benaming Haterskamp komt al voor bij de opmating van de gemeente in de herfst van 1661, verdeeld in vier stukken, waarvan ruwweg 2/5 deel op naam van Jan Haters stond en 3/5 deel op naam van Lennaert Weers.

In 1679 was sprake van de erfgenamen van wijlen Jan Haters, met name de broers Theunis en Hendrick en hun zusters Lysbeth en Jen. Zij waren overigens niet de enige leden van de familie Haters in Linne. In het bunderboek van 1719 was de zogenaamde Haterskamp in negen percelen van verschillende omvang opgedeeld, samen 9 morgen ofwel 3 bunders groot (zonder eventuele bebouwing). De kamp grensde enerzijds aan de Hatersstraat en anderzijds aan het zogenaamde Souverainestraatje.

Andere benamingen uit 1661 van kampen in het dorp waren Fransekamp, 9 morgen groot, op naam van de erfgenamen Peter Fransen, en Anneskamp 6 morgen groot. Kleinere kampen waren de Helle aan de Echterweg en van daaruit richting Maas (Kloosterstraat) nog de Korverskamp en het Eyerkempke. Daartussen lagen nog enkele grotere boerderijen met hun boomgaarden.

Genoemde Pieter Fransen had bij zijn hof nog een boomgaard van een morgen groot. De weduwe Pallant had een boomgaard, groot 3/4 morgen bij haar hof te Linne, dhr. Brandijn had twee boomgaarden, waarvan een gelegen tegenover zijn hof. De boomgaard van jonker Wassenberg, 1/3 morgen groot, werd kort na de meting bebouwd. (RHCL te Maastricht 01.017: achief schepenbank Linne inv.nr. 10.)

 

den heer Poorts camp...
De Poortskamp, liefst 4 bunder groot, komt in bovenstaand rijtje niet voor. Die werd pas genoemd in het bunderboek van 1719, gelegen aan zijn hof en aan drie zijden grenzend aan de straat. Eigenlijk grensde deze kamp aan de markt van Linne, die toen nog meer dan dubbel zo groot was dan nu.

De Poortskamp is vernoemd naar Joannes Albertus Portz uit Sittard, die in november 1708 in Roermond trouwde met Mechteldis Ververs (1683-1732), jongedochter van Herman Ververs en Elisabeth van Heijthuijsen. (RHCL te Maastricht 01.017: achief schepenbank Linne inv.nr. 1.)

Haar ouders hadden de goederen te Linne verworven van Laurens Heijthuijsen, broer van Elisabeth. Laurens, die zelf ongehuwd bleef, handelde de familiezaken af sinds oktober 1690, na het overlijden van hun vader. Dat bleef hij doen tot zijn overlijden zo'n vijftien jar later. Naderhand blijkt dat hij over de jaren 1700 tot en met 1704 de landschat was schuldig gebleven, ten bedrage van 375 gulden. Na zijn overlijden ging de nalatenschap over op zijn twee getrouwde zusters, Elisabeth en Maria Heijthuijsen. De laatste was kort voor 1680 getrouwd met Godefoid Berckeler, accijnsmeester.

Sedert de zomer van 1712 werd sr. Ververs hierop aangesproken. Een jaar later was het geschil nog niet afgehandeld. Enerzijds voelde de aangesprokene zich niet geroepen om ook het aandeel van Elisabeth te betalen. Vanuit Linne werd hij eraan herinnerd dat hij vanaf het begin zich als "bewinthebber" van de nalatenschap had opgeworpen, zoals uit diverse stukken mocht blijken.

Twee jaar later blijken de goederen te Linne op naam te staan van advocaat Portz. Hij was tevens mede-eigenaar van het Weertje. Nog meer andere gronden te Linne stonden op zijn naam. Zo'n negen morgen land in meerdere percelen, verspreid over de gemeente, stonden op naam van de weduwe Berckeler. Naderhand op naam van Willem Simons, namens zijn schoonvader advocaat Portz. Een deel van de landerijen ging over op de andere schoonzoon. Antoin Coelmont. (RHCL te Maastricht 01.017: archief schepenbank Linne, inv.nr. 9.)

Hun ouders Herman Heijthuijsen en Mechteld Breugel woonden in de Neerstraat (nr.14). Zij waren tevens de eigenaars van de naar hen vernoemde boerderij aan het Gebroek te Maasniel, in 1723 voor de helft op naam van de weduwe van advocaat Poorts. (Jan Ruiten: Onder den Klockenslag, blz. 467.)

Uit dit huwelijk werden acht kinderen geboren. Onder de doopgetuigen noemen we hier Georgius Ververs, pastoor te Maasniel van 1703 tot 1733 en diens broer Christiaen, kapelaan te Posterholt. In het bunderboek werden naderhand de opvolgende eigenaars van de kamp genoteerd: resp. sr. Simons en sr. de Lombert.

We hebben hier te doen met Willem Thomas Simons, die in oktober 1737 te Roermond trouwde met de 17-jarige Clara Josepha Portz (1720-1786). De vrouw hertrouwde bijna veertig jaar later, in mei 1776 met Gerardus de Lombert.

Bij de Poortskamp behoorde een boerderij, gelegen aan de doorgaande weg en zijdelings tegen de Markt. Nog voor 1782 werd uit het geheel een vrecht land (= 3/4 morgen) afgescheiden en verkocht aan Joes Houben, waarvan een deel als moeshof (1/2 morgen) werd gebruikt. Het overige land van de Poortskamp ging in z'n geheel over op Joes Schreurs. (RHCL te Maastricht 01.014: archief schepenbank Linne inv.nr. 1: bunderboek 1718, blz. 178.)

Daarnaast had Johan Albert Portz te Linne nog 14 bunder land, verspreid gelegen in de gemeente, zoals in het Neervelt aan weerskanten van de Eijckerweg en op het Kuylcken. Hiervan werd een deel vererfd op Anton Coelmont, gehuwd met Margaretha Portz.

De eigenaars van de Poortskamp waren inwoners van Roermond. Het gezin Portz woonde in de Neerstraat. De boerderij te Linne hadden zij met de overige landerijen verpacht. Daarbij kwamen nog eens 8 morgen land, afkomstig van juffrouw Berckelaer. Daarmee werd Sibilla Mechteld van Berckelaer bedoeld, de peettante van Clara Josepha Portz.

We komen deze namen ook tegen in het verleden van Heijthuijsenshof aan het Gebroek te Maasniel. Mechteld was een dochter van de accijnsmeester Godefridus Berckeler en Maria Heijthuijsen. Zij had de pachthof te Maasniel verworven uit erfenis van haar oom Laurens Heijthuijsen. Deze boerderij stond in 1723 op naam van de weduwe Portz.

Ter orientatie: de Poortskamp reikte vanaf de Grotestraat, langs heel de Marktstraat tot aan de Oudeweg. Aan de andere kant liggen de Visserstraat en in het verlengde daarvan de Breeweg. De nieuwe Markt loopt dus dwars door de voormalige Poortskamp.

Behalve het voornoemde deel van de Poortskamp, heeft Joes Houben ook de boerderij met de moeshof op de hoek Hoofdstraat-Visserstraat verworven; ruim 1 morgen groot.


Detail kaart uit de Atlas van de Domeingoederen in het drostambt Montfort anno 1741. Poortskamp is groter en Haterskamp kleiner voorgesteld, vergeleken met de kadasterkaart een eeuw later. De weg tussen beide kampen en het verlengde daarvan (Keutelstraatje) loopt verkeerd.

 

Joes Houben...
Joannes Reiner Houben (1727-1795) was in mei 1750 te Herten getrouwd met Ida Ronckers (1725-1795), enig kind van Joes Ronckers en Cornelia van de Venne uit Linne. Zelf was hij geboortig van Ool als zoon van Dirck Houben en Elisabeth Severins. Het jonge stel kreeg twaalf kinderen tussen 1750 en 1768. Na de geboorte van hun eerste kind verhuisde het gezin naar Linne.

Zowel Joes Hoeben alsook voornoemde Anton Coelmont waren nakomelingen van het echtpaar Severijns-Abrahams uit Ool. Zie ook het Witte Paard in de Brugstraat.


Joes Hoeben, pachter van de Poortskamp, was nauw verwant aan
de mede-eigenaars, de echtelieden Coelmont-Portz.


De verkoop van een vrecht akkerland, afkomstig uit de Poortskamp staat alleen als notitie naderhand bijgeschreven in het bunderboek, evenals de latere eigenaars van de kamp zelf. In de bewaard gebleven overdrachtsboeken, is daar niets over te vinden, evenmin als de verkoop van de boerderij. Maar zowel de huisplaats als het stuk grond staan naderhand op naam van Theodorus Hoeben c.s. Hij laat zijn kinderen het huis na in de Grotestraat (op de hoek met de Visserstraat). Ook de verkoop van de Poortskamp zelf aan J. Schreurs is als notitie in 1782 bijgeschreven. Na 1820 wordt de grond opgedeeld in zeven percelen en staan dan op naam van herbergier Theod. Houben, Reiner Sampers, Thijs Geerlings en Hendrik Kuipers.

Het halve huis met een deel van de tuin staat dan op naam van Petronella Cornelia Houben. Het ander deel is verkocht aan hoefsmid Jacob van Heel, terwijl de akker daarachter is overgegaan op Jan Jacob Simons, zoon van Willem en Elisabeth Houben.

Petronella Houben (1799-1886), dochter van Theodorus en Catharina Schreurs, trouwt in eerste huwelijk in mei 1837 met Christiaen Corsten. Drie jaar later sterft haar man. Hun dochtertje volgt in 1843. Ondertussen is Petronella in januari 1742 hertrouwd met Joannes Michiel Reuten, een neef van haar overleden echtgenoot. Uit dit huwelijk volgt Joannes H. Ruiten (1843-1913).

Jan Ruiten verdiende aanvankelijk de kost als landbouwer, maar naderhand begon hij een slagerij. Hij trouwde in april 1871 met Maria H. Knabben (1844-1912) uit Lerop. Naast de voormalige boerderij erfde hij enkele percelen grond, afkomstig van genoemde Corst Corsten.